Het archief van de Tafel van de H. Geest van 's-Hertogenbosch
Inleiding
Het laatste deel van deze serie dat werd voorafgegaan door een inleiding is deel II, dat in oktober 1980 verscheen. Daarin werd aangekondigd, dat de periode na 1400 op een andere, meer summiere wijze zou worden ontsloten dan in de eerste vier delen was gebeurd. De enige verandering die we hebben aangebracht betreft een categorie van stukken die al in de tweede helft van de 14de eeuw in frequentie toeneemt namelijk de testamenten.
Besloten werd met ingang van deel V de volledige testamenten die vaak zo groot zijn als een krantepagina in de regestenlijst nog slechts zeer summier te behandelen.
Vermeld worden voortaan alleen nog maar:
- | de naam van de testator/-trix |
- | de legaten die betrekking hebben op de Tafel van de H. Geest met inbegrip van de voorwaardelijke legaten die voor de Tafel pas geëffectueerd zouden worden, als zekere, buiten haar macht liggende gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. |
Een voorbeeld: "als persoon X overlijdt zonder wettig nageslacht na te laten, dan vervalt het voor hem/haar bestemde legaat aan de "Tafel" of "als de aan de legaat A verbonden last(en) niet of niet correct worden uitgevoerd, vervalt het gelegateerde goed aan de "Tafel".
De uittreksels uit de testamenten, die talrijker zijn dan de volledige testamenten, worden echter uitgebreider behandeld dan in de delen I-IV.
Vermeld worden (zie voor een model nr. 1274b):
- | de naam van de notaris met zijn hoedanigheden (clericus, priester; bisdom waaronder hij ressorteerde); op te merken valt nog, dat alle in archief van het Geefhuis berustende testamenten zijn verleden voor een notaris |
- | de naam van de testator/-trix met vermelding van een eventueel poorterschap van Den Bosch, de naam van de partner, de door hem of haar eventueel verleende toestemming om het testament te maken en de gezondheidstoestand van de testator/-trix |
- | alle legaten die in het uittreksel staan vermeld met inbegrip van de eventueel daaraan verbonden lasten |
- | de plaats waar het testament wordt opgemaakt |
- | de getuigen met al hun hoedanigheden, zoals beroep, lid van de geestelijke stand, poorterschappen, kanunnik enz. |
- | dorsale aantekeningen voor zover aanwezig en voor zover van belang |
Het kwam nogal eens voor, dat een testament eerst in minuutvorm in het protocol van de notaris werd genoteerd en dat het veel later, wanneer de maker van het testament was overleden, werd gegrosseerd, terwijl soms op een nog later tijdstip een uittreksel werd gemaakt. In zulke gevallen zijn, voor zover bekend, de notarissen, de locaties waar het feit geschiedde en de getuigen genoteerd die bij deze gelegenheden aanwezig waren.
Het ligt in de bedoeling te zijner tijd de volledige testamenten in een afzonderlijke publicatie te behandelen. Wel wil ik hier nog attenderen op een uitgebreide studie ondernomen door drs. J. (Jacques) van Wieringen en drs. R. (Rob) Wolf de laatste was van 1982 tot 1984 waarnemend archivaris van de Godshuizen naar de inhoud van de middeleeuwse (tot 1500) testamenten. Deze studie zal hopelijk nog in 1985 in druk verschijnen. [deze studie is niet verschenen en zal ook niet verschijnen; augustus 1997]. Zij hebben in het kader van hun onderzoek excerpten gemaakt van alle volledige testamenten die zijn opgemaakt door Bosschenaren en die nog aanwezig zijn in de archieven van verschillende Bossche Godshuizen, kloosters e.d.
Dit deel telt veel nummers gevolgd door een letter a of b. Bij de aanvang van het werk waren alle oorkonden reeds gedateerd, maar bij nader inzien bleken nogal wat van deze dateringen niet correct te zijn. De correctie van deze data leidde doorgaans tot een andere plaatsing in de reeks. Ik excuseer me hierbij voor deze gang van zaken; de vele a- en b nummers zijn geen fraai gezicht. Bis-, ter- etc. nummers duiden erop, dat van een stuk meerdere versies of exemplaren aanwezig zijn. Voor een goed voorbeeld zij verwezen naar nr. 1313.
In tegenstelling tot wat in de inleiding op deel II is vermeld, zijn de twee deel-inventarissen gemaakt door mijn voorganger H. van Bavel -van 100 Bossche testamenten en van de z.g. zegelkast- in dit deel wél verwerkt. Stukken, waarvan kon worden vastgelegd, dat zij behoorden tot het archief van de Tafel van de H. Geest zijn hier dus ook opgenomen.
Daarentegen zijn de stukken die met zekerheid bleken te behoren tot andere archieven (Groot Gasthuis, de Negen Blokken etc.) overgebracht en hier niet behandeld.
In tegenstelling tot wat op p. iii van deel II is gesteld, zijn met ingang van deel IV de minuten van oorkonden waarvan wel melding wordt gemaakt, maar die niet in het archief van de Tafel van de H. Geest aanwezig zijn, niet voorzien van een eigen nummer. Ze zijn echter wel aangeduid (voorbeeld: p. 34 ná 1391).
Geïnsereerde en gevidimeerde oorkonden zijn, zoals ook voorheen, wel onder een eigen nummer geplaatst.
Wat de inhoud van dit deel aangaat, zou ik de gebruiker op de eerste plaats willen verwijzen naar de index van zaken achterin. De meeste stukken handelen over de verwerving en het beheer van onroerende goederen. De meeste daarvan lagen rondom de stad Den Bosch. In deze periode (1400-1409) is er sprake van een zeer sterke vermogensaanwas van de Tafel.
Zij mocht zich verheugen in een zeer grote populariteit bij de Bosschenaren. Op de p. 65-67 is een overzicht gegeven van deze aanwas. In tien jaar tijds groeide de hoeveelheid rogge voortkomende uit erfpachten alleen al met meer dan 283 hl. (= ca 21.230 kg) aan. Er werden 14 nieuwe spynden gesticht, de meeste 12 tot 18 hl rogge groot. Het hoevenbestand werd met drie stuks uitgebreid.
Drie grote weldoeners die met name genoemd mogen worden zijn: Godfried Sceyvel (anno 1403, nr's 1313-1313sester), Aart van Beek (anno 1405, nr. 1387) en Jan Scraghe (anno 1405 nr's 1389, 1390 en 1393). Deze laatste woonde in de Zadelmakersstraat (thans Schapenmarkt) en was van beroep tingieter. Hij bezat naast vele goederen in Stad en Meierij het complex huizen en gebouwen dat was ontstaan uit de Jodenpoort, één van de drie grote poorten in de oudste stadsomwalling van Den Bosch.
Toen deze poort in de 14de eeuw zijn militaire functie verloor, is hij geschikt gemaakt voor bewoning, zoals dat ook gebeurde met de oude Leuvense poort. Op 24 december 1405 kocht Jan Scraghe van de Tafel van de H. Geest een lijfrente van 200 nieuwe Gelderse guldens jaarlijks. In ruil daarvoor schonk hij een omvangrijk pakket van goederen aan de Tafel, een maand later maakte hij zijn testament, waarin hij wellicht ten overvloede nogmaals deze goederen aan de Tafel legateerde en een wekelijkse winterspynde stichtte. Deze spynde bestond uit witte erwten die uitgedeeld dienden te worden aan de armen die door de Tafel van de H. Geest bedeeld werden. De huisarmen en zij die woonden in kloosters en andere conventen, werden nadrukkelijk uitgesloten. De goederen die Jan Scraghe naliet aan zijn echtgenote, Luitgart Sceymaker, werden na
haar dood in 1408 door de erfgenamen eveneens aan de Tafel overgedragen.
Het vertrouwen dat veel Bosschenaren hadden in de soliditeit en het organisatievermogen van de Tafel was zo groot, dat personen die in hun kwaliteit als executeur van een testament een spynde moesten organiseren deze taak overdroegen aan de meester van de Tafel (nr's 1320 en 1405).

Ton Kappelhof | Archivaris van de Godshuizen te Den Bosch | 28 oktober 1984