Het archief van de Tafel van de H. Geest van 's-Hertogenbosch
Toelichting
1. Doel en opzet
Samen met het Groot Gasthuis is de Tafel van de H. Geest zonder twijfel de oudste zuiver charitatieve instelling van de stad Den Bosch. Het archief van deze tafel moet dan ook beschouwd worden als het omvangrijkste, best bewaarde en belangrijkste onder de archieven van de Bossche Godshuizen. H.J.M. van Rooy inventariseerde op zeer gedegen wijze het archief van het Groot Gasthuis. Zijn uit drie delen bestaande inventaris werd in 1963 gepubliceerd. De hierna volgende regestenlijst is bedoeld als een begin van de ontsluiting van het middeleeuwse deel van het archief van de H. Geesttafel. Ruwweg valt dit archief uiteen in enerzijds een aantal series, die zonder veel lacunes bewaard zijn gebleven zoals rekeningen, manualen van ontvangsten en manualen van uitgaven, resolutiën en registers van verpachtingen van verschillende soorten vermogensbestanddelen, anderzijds uit duizenden losse stukken, voor zover daterend van vóór 1500, hoofdzakelijk charters. Deze losse stukken zijn nu alle gedateerd, chronologisch geordend en getracht is de inhoud ervan weer te geven in een analyse, die de kern van de zaak raakt.
Bijna alle stukken van vóór 1500 zijn in het Latijn gesteld en daarom voor grote groepen van onderzoekers niet toegankelijk. Dit vormde een bijzonder motief om de oudste stukken door middel van niet al te summiere regesten te ontsluiten.
De geanalyseerde oorkonden zijn als volgt over de tijd verdeeld:
1270-1279 | 2 |
1280-1289 | 8 |
1290-1299 | 32 |
1300-1309 | 27 |
1310-1319 | 77 |
1320-1329 | 50 |
1330-1339 | 57 |
1340-1349 | 105 |
1350-1359 | 137 |
Totaal 1270-1359 | 495 |
Vanaf 1340 neemt het aantal stukken gestaag toe.
Met name het middeleeuwse oorkondebestand is bij dit archief uiterst homogeen van aard d.w.z. bijna alle stukken handelen over onroerend goed of daarop rustende beperkte zakelijke rechten. Het gaat dus om:
1. | transporten van onbebouwde percelen grond, huizen, losse stukken land en afgeronde agrarische bedrijfseenheden, z.g. hoeven; |
2. | vestigingen of transporten van daarop rustende grondrenten, te betalen in geld en natura; |
3. | uitgiften in cijns of pacht, resp. tegen geld en of te leveren in natura, van onbebouwde percelen grond, huizen, landerijen en hoeven. In deze periode gaat het op een enkele uitzondering na steeds om erfpacht. |
Bijna al deze oorkonden zijn verleden voor schepenen van Den Bosch. Vanaf 1328 komen we af en toe een notariële oorkonde tegen, maar pas na 1360 neemt hun aantal vrij plotseling sterk toe.
Op drie uitzonderingen na zijn alle goederen en rechten gelegen in de Meierij van Den Bosch inclusief het graafschap Megen en het Land van Herpen (later genaamd Land van Ravenstein), welke gebieden in de Middeleeuwen in bepaalde opzichten deel uitmaakten van deze Meierij.
Met opzet hebben wij niet het klassieke model van het regest gehanteerd met zijn archaïsch woordgebruik, zijn lange zinnen en zijn opeenhopingen van eigennamen en toponiemen. Het model, dat we hebben ontworpen voor deze lijst, mikt op een grotere overzichtelijkheid en een betere leesbaarheid. Zo zijn de onderpanden, waarop grondrenten werden gevestigd en de goederen die in erfcijns/erfpacht werden gegeven, steeds in een afzonderlijke alinea vermeld. De kern van de handeling is aangegeven in een aantal trefwoorden die boven ieder regest zijn geplaatst. De dateringen zijn voor een klein deel achterwege gelaten en voor het overige in een bijlage verwerkt. Langere regesten bestaan uit meerdere zinnen.De namen van de Bossche en andere schepenen zijn weggelaten evenals die van de getuigen in een notariële oorkonde. Slechts wanneer een oorkonde niet werd verleden voor schepenen van Den Bosch, is zulks vermeld. Het zal de lezer opvallen, dat steeds het perfectum (heeft ... verkocht/uitgegeven etc.) is gebruikt. Dit is gedaan, omdat in de Bossche schepenakten en ook in de kleine groep van Meierijse schepenakten en in de notariële akten steeds het perfectum werd gehanteerd.
Een inventarisatie of een andere vorm van ontsluiting van een archief is nooit volledig objectief. De schijn van objectiviteit die veel oudere ingangen hebben, is ten onrechte en in zekere zin misleidend. Voor een regestenlijst waar de inhoud van het stuk meer aandacht krijgt dan in een inventaris, geldt dit in sterkere mate. Het lijkt daarom zinvoller en eerlijker een beperkte, duidelijk omschreven subjectiviteit toe te staan en aan te duiden, welke accenten zijn gelegd evenals motieven die tot deze keus geleid hebben.
Vele regestenlijst leggen de nadruk op de rechtshistorische aspecten van de zaak. In deze lijst wordt de nadruk meer gelegd op het economisch handelen. Bij het doorwerken van het materiaal wordt de aandacht immers al gauw getrokken door talloze transacties tussen Bossche burgers onderling en tussen Bossche burgers en bewoners van het omringende platteland. Een groot deel van de grondrenten die in deze stukken gevestigd worden of van bezitter veranderen, spruit voort uit rentekoop. Een ander groot deel van deze renten ontstond, doordat Bosschenaren hun bezittingen aan anderen in gebruik gaven tegen betaling van een rente, periodieke betaling of in natura.
2. De betekenis van het archief
De waarde van dit deel van het archief van de Tafel van de H. Geest ligt vooral op de terreinen van de rechtsgeschiedenis, de economische geschiedenis, de toponymie en de historische geografie en de lokale geschiedenis van plaatsen gelegen in de Meierij van Den Bosch. De rechtshistoricus, die zich wil verdiepen in zaken als het ontstaan van het testament, de geschiedenis van de erfpacht en de grondrente, het voorkomen van de tocht (het recht van vruchtgebruik dat toekwam aan de langstlevende echtgenoot) en de wijze waarop onroerende goederen werden overgedragen van de ene bezitter op de andere (1). De geschiedenis van het fenomeen stichting, reeds bestudeerd (2) door J.P.A. Coopmans kan aan de hand van dit materiaal verder worden uitgediept.
De testamenten bevatten veel gegevens die voor de beoefenaren van meerdere disciplines interessant zijn. Te denken valt aan: het aantal, de omvang, de aard, het motief en de bestemming van de legaten. De aard van de gelegateerde goederen verschaft gegevens over het consumptiepatroon. De woonplaats en het beroep van degene, die een testament maakte, worden nauwkeurig aangegeven en vormen een sleutel tot diens sociale positie. Aan vele legaten waren lasten verbonden zoals jaargetijden of "spynden" (uitdelingen van goederen onder de armen). Tenslotte vormen de testamenten een middel om de opkomst van het Bossche notariaat te bestuderen (3).
Van meer economisch historische aard zijn onderwerpen als de vermogensvorming van de Bossche Godshuizen en de in paragraaf 1 vermelde financiële verhouding stad-platteland. De localisaties van de goederen verschaffen indirect vele gegevens over de topografie: loop van wateren, omheiningen van percelen, eilanden in de Maas. De talrijke persoonsnamen, waaronder vele voornamen die sedert de Middeleeuwen in onbruik zijn geraakt, lenen zich voor een anthroponymische studie.
3. Gebruiksaanwijzing
Ieder regest vangt aan met de
datering omgezet in nieuwe stijl en met een korte aanduiding door middel van trefwoorden van de inhoud. De Bossche schepenen gebruikten in ieder geval vanaf 1244 de Paasstijl (het nieuwe jaar begint met Pasen), de notarissen ressorteerden onder het hof van de bisschop van Luik en gebruikten dus de aldaar gangbare Kerststijl (het nieuwe jaar begint met Kerstmis). Nog steeds niet bekend is, welke jaarstijl de schepenbanken in de Meierij gebruikten. De bewerker van het Oorkondenboek van Noord-Brabant meent, dat enige voorzichtigheid hierbij geboden is en dat er vage aanwijzingen zijn, dat sommige schepenbanken de Kerststijl hanteerden. We hebben in de voorkomende gevallen derhalve een dubbele datering gehanteerd.
De
persoonsnamen zijn letterlijk overgenomen uit het stuk en dus niet gemoderniseerd of omgezet in het Middelnederlands. Men kan natuurlijk betogen, dat Elisabeth "toch" Liesbeth luidde of "Lise" maar waarom niet "Liseke" of "Lysbet"? Zekerheid bestaat er derhalve nooit en daarom is gekozen voor een transcriptie. Het woordje "dictus" is steeds weergegeven met "gend.". Niet alle voornamen worden overigens door "dictus" gevolgd. Vele achternamen bestaan uit een beroepsaanduiding, die steeds is vertaald.
Onder meer doordat het Latijn geen bepalend lidwoord kent en "pistor" dus kan betekenen "de bakker" of "bakker" of zelfs "Bekkers" of "Bakkers" en het moeilijk is vast te stellen, of het gaat om een achternaam of om een aanduiding van het beroep dat werkelijk werd uitgeoefend, blijft er onzekerheid bestaan over de juiste betekenis. Aangezien we wilden vermijden, dat het regest werd overladen met Latijnse termen, hebben we deze aanduidingen vertaald. In veel gevallen zal het toch zijn gegaan om beroepsaanduidingen.
De
toponiemen zijn letterlijk overgenomen met inbegrip van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld. Gewoonlijk wordt een perceel eerst gelokaliseerd in de parochie X (een enkele keer in de heerlijkheid Y) gevolgd door de zinsnede "ad locum dictum" + toponiem vaak gevolgd door "dictum" + toponiem. Indien de
belendingen bestaan uit landschapskenmerken (rivier, dijk, waterloop, steeg) is dit vermeld. Namen van bezitters van belendende percelen zijn niet weergegeven evenals de namen van de
getuigen bij notariële oorkonden en van schepenen.
Erfcijnzen zijn uitgedrukt in ponden, schellingen en penningen, waarbij £ 1 = 20 sch. = 240 penn. De gehanteerde
rekenmunten zijn het pond Leuvens (tot ca 1300), daarna meestal het pond Bosch' payment, het pond oude groten of het pond oud geld. De koersen van deze rekenmunten zijn niet aangegeven in de stukken, zodat we daarover bij gebrek aan rekeningen en manualen in het duister tasten. Indien in de regesten geen rekenmunt wordt vermeld, is er steeds sprake van het Bosch' payment.
De
oppervlaktemaat is, tenzij anders wordt vermeld, steeds de Bossche.
Alleen wanneer een andere maat is gebruikt, is dit vermeld (zie verder paragraaf 4).
Erfcijnzen en -pachten werden steeds jaarlijks betaald. Alle leveranties in natura moesten, tenzij anders wordt vermeld, in Den Bosch aan het huis van de verpachter c.q. grondrenteheffer worden geleverd. De indruk bestaat, dat de meest voorkomende betaaldatum Lichtmis (2 februari) was. Bij de erfcijnzen zijn St. Jan Baptist (24 juni) en Kerstmis (25 december) zeer gebruikelijk. Overigens zijn de
betaaltermijnen niet opgenomen in de regesten.
Af en toe zijn Latijnse termen die in de tekst voorkomen en die wat meer licht werpen op de aard van de handeling geciteerd. Alle aangehaalde woorden zijn onderstreept (toevoeging april 1996) (b.v.
procurator, provisor enz.)
De
tocht is het recht van vruchtgebruik, dat toekwam aan de langstlevende echtgenoot. Wanneer de kinderen een deel van het onroerend goed wilden vervreemden of wilden bezwaren met b.v. een grondrente en de vader of moeder bezat de tocht, dan was het noodzakelijk dat laatstgenoemde eerst afstand deed van dit recht. Wij betitelden deze handeling die in een afzonderlijke oorkonde werd vastgelegd, als het "afgaan van de tocht" (4).
De
vest (
hereditatio; werkwoord hereditare = vesten) is de handeling, waarbij een ander persoon in het bezit wordt gesteld van een onroerend goed of een daarop gevestigd zakelijk recht.
Een
clericus is een persoon, die de lagere wijdingen heeft ontvangen en dus tot de geestelijke stand behoort, maar (nog) niet tot priester is gewijd. Vele notarissen, maar niet alle, waren clerici.
Een
investitus is letterlijk een geestelijke, die bekleed is met een kerkelijk beneficie. Gemakshalve mogen wij hem betitelen als een pastoor.
Een
capellanus is een geestelijke die in het bezit is van een beneficie verbonden aan een zijaltaar in een kerk. Een capellanus mag men niet gelijk stellen aan een 20ste eeuwse kapelaan (assistent van een pastoor).
Het klooster
Porta Coeli (Poort de Hemels) lag tot 1542 buiten de stadsmuren op een hoger gelegen plaats, de Baseldonk en is ca 1200 gesticht door een ter plaatse gegoed grootgrondbezitter. Het was een Wilhelmieten-
klooster. Het klooster
Zennewijnen was een Norbertinessenklooster gelegen ten zuidwesten van Tiel aan de Waal.
Een
gemeijnte is een complex, veelal weinig intensief gebruikte gronden, dat in gemeenschappelijk gebruik was bij de bewoners van een dorp of een gehucht ("herdgang"). Men kan een gemeijnt vergelijken met de Oost - Nederlandse mark. De gemeijnten bestonden uit heidevelden, moerassen, zandverstuivingen, bossen en slecht grasland.
In Brabant werd de gemeijnt beheerd door de dorpsgemeenschap middels z.g. keuren. De stad Den Bosch bezat eveneens een gemeijnt die gelegen was rondom de stad en voornamelijk bestond uit wei- en hooiland.
De inhoud van de
dorsale aantekeningen (notities op de achterzijde van de oorkonde) is alleen aangegeven, wanneer deze de inhoud van de oorkonde verduidelijkt of in belangrijke mate aanvult. De talrijke dorsale aantekeningen van personen of instellingen die in later tijd een cijns of pacht moesten betalen, zijn niet vermeld.
Toegevoegd is een
index op geografische namen gesplitst in een gedeelte Den Bosch (binnen de stadsmuren) en Meierij + vrijdom van Den Bosch.
Hierbij is de huidige indeling in gemeenten gehanteerd, zodat men gegevens over b.v. Gestel (bij Eindhoven) dient te zoeken onder het trefwoord Eindhoven en Empel, Engelen en Bokhoven onder Den Bosch staan. (N.B.: hierbij is de indeling van 1980 gehanteerd, zodat u stukken over Rosmalen dus moet zoeken onder Rosmalen en niet onder 's-Hertogenbosch ! toevoeging april 1996).
4. Afkortingen
a. geldeenheden
£1 | = 20 sch. = 240 penn. |
£1 Lov. | = £1 Leuvens |
£1 oude Tourn. groten | = £1 oude Tournooise groten |
b. oppervlaktematen
bu | = bunder | mz. | = mudzaad |
m. | = morgen | malderz. | = malderzaad |
h. | = hont | sz. | = sesterzaad |
r. | = roede | vz. | = vatzaad |
| | lz. | = lopenzaad |
1 m. (Bossche maat) | = 6 h. | = 600 r. |
1 m. | = 6 lz. | = 600 r. |
1 bu. | = 8 lz. | |
In 1811 was:
1 m. | = 0,993 ha |
1 lz. | = 0,1655 ha |
1 r. | = 33 ca |
Verder komen nog voor:
1 voer (voor hooiland) |
1 dagwand (voor hooiland) = ¼ bunder = 4 vierde |
De grootte van de zg. zaadmaten (mz., malderz., sz.) en van de voer en de dagwand is niet bekend.
c. inhoudsmaten
m. | = mud |
s. | = sester |
l. | = lopen |
1 mud = 2 malder (mauwer) = 8 sester = 16 lopen = ca 300.3 liter.
(dit volgens een opgave uit 1811, gedaan bij de invoering van het metrieke stelsel).
d.
z.v.w. | = zoon van wijlen; |
d.v.w. | = dochter van wijlen |
gend. | = genaamd ("dictus") |
OBNB | = Oorkondenboek Noord-Brabant, dl. I. De Meierij van 's-Hertogenbosch |
e.
Bepaalde Latijnse termen zijn als volgt vertaald: |
area | erf | ager | akker |
hereditas | erfgoed | mansus | hoeve |
domus | huis | campus | kamp |
mansio | woning | pratum | beemd |
cum fundo | met de grond | pascuum | weiland |
ortus | hof | palus | broek |
domistadium | hofstad | merica | heide |
vicus | straat | stega | steeg |
viculus | straatje | census hereditarius | erfcijn |
plathea | straat | pactio hereditaria | erfpacht |
aquae | het water | usufructum | tocht |
bona | de goederen | pensio vitalis | lijfrente |
terra | land | villa | dorp |
Noten
1. | zie hiervoor vooral: F.F.X. Cerutti, "De schepenbank in de Brabantse stad en de bezwaring van onroerende goederen", Varia Historica Brabantica, III (1969) 47-88 |
2. | J.P.A. Coopmans, De rechtstoestand van de Godshuizen te 's-Hertogenbosch vóór 1692 ('s-Hertogenbosch, 1964). |
3. | J. Mosmans, "De middeleeuwse notarissen te 's-Hertogenbosch', Bossche Bijdragen, VI (1923-1924) 136-196. |
4. | A.S. De Blécourt en H.F.W.D. Fischer, Kort begrip van het Oud-Vader-lands burgerlijk recht, (7e druk; Groningen, 1969) 76 en 244. |

dr. A.C.M. Kappelhof | 's-Hertogenbosch januari 1996