Dit deel is op dezelfde wijze opgezet als de voorgaande delen. Slechts op enkele punten zijn wijzigingen aangebracht.
De term "procurator" als aanduiding voor de persoon die optrad als dagelijks bestuurder van het Geefhuis is vervangen door die van "meester". In de in het middelnederlands van deze periode gestelde stukken wordt deze functionaris ook steeds met "meester" aangeduid.
Het is mij niet duidelijk of er één of meer provisoren waren; de stukken geven daarover geen uitsluitsel; vandaar "provisor(en)".
Het formulier voor de inbewaringgeving is veranderd; als model dient nu regest nr. 1829.
Bij de belendingen wordt niet meer gesproken over "aan het erfgoed van A", maar wordt de term "erfgoed" steeds weggelaten tenzij verwarring mogelijk is. De belendingen zijn, zoals in de voorgaande delen, alleen aangegeven indien het gaat om: instellingen, adellijke personen, ridders, geestelijken, toponiemen, wegen en wateren, gemeijnten, gebouwen als kerken en kapellen en tenslotte dijken. In feite zijn slechts de belendingen die bestaan uit personen zonder enige kwalificatie in de trant van "Jan Goyaartse". of "Zeger Zegersz". niet meer opgenomen.
De Latijnse term "plathea" kan mijns inziens zowel vertaald worden met "straat" als met "plaats". het laatste woord in de zin van open plaats, plein. Derhalve is "plathea" van nu af in de regesten aangeduid met "straat/plaats". het woordje "via" is vertaald met "weg". In geval van goederen gelegen aan de Maaskant is "aqueductus" voortaan vertaald met "wetering" en "fossata" met sloot (en dus niet meer met "gracht").
Steeds duidelijker wordt het dat de schifting van de charters zoals deze destijds is gemaakt door mijn voorganger H. van Rooy veel fouten bevat. Herhaaldelijk immers worden oorkonden behorende tot het archief van het Groot Ziekengasthuis aangetroffen. Oorkonden waarvan ik alleen vermoed dat zij tot een ander archief dan dat van het Geefhuis behoren, zijn toch in deze regestenlijst opgenomen.