Het archief van de Tafel van de H. Geest van 's-Hertogenbosch
Inleiding
In het tweede deel van de regestenlijst van de oorkonden van de Tafel van de H.Geest zijn de oorkonden uit de jaren 1360-1373 behandeld. In grote lijnen is de opzet dezelfde als in het eerste deel. Doel is de kern van de stukken weer te geven in gemoderniseerde regesten. In afwijking van deel I bestaan de regesten in deel II niet meer uit volzinnen, maar zijn de gegevens ondergebracht in categorieën die onder elkaar steeds in dezelfde volgorde zijn weergegeven. Het grootste deel van de oorkonden bestaat immers uit akten, waarbij ten overstaan van schepenen van Den Bosch onroerende goederen worden overgedragen of grondrenten worden gevestigd of overgedragen. Dergelijke documenten lenen zich zeer goed voor een beknopte "gelede" weergave zoals hier is toegepast. Een andere, veel kleinere groep van documenten zijn de testamenten waarbij dezelfde procedure is gevolgd. De vaak talrijke legaten zijn niet zo uitvoerig behandeld als in het eerste deel. De resterende akten zijn zeer divers van aard en hier is dan ook de wijze van regesteren toegepast die in deel I is gevolgd.
In tegenstelling tot de verwachting treffen we nauwelijks tijdpacht-contracten aan. Nochtans bezat de Tafel ca 1350 al een aantal hoeves die naar alle waarschijnlijkheid voor een bepaald aantal jaren in pacht werden gegeven. Wellicht zijn de pachtcontracten na afloop van de pacht vernietigd of werden ze niet voor schepenen gepasseerd. De contracten die de Tafel in de tweede helft van de 15e eeuw sloot met de "laten" (= pachters) werden onderhands en dus niet voor schepenen of een notaris gesloten en afgeschreven in registers. Het oudste bewaarde register met pachtcontracten dateert uit de tweede helft van de 15e eeuw.
De registers zijn gebaseerd op van tevoren opgestelde modellen, waarvan er ter oriëntatie enige volgen.

--Vestiging erfpacht landerijen Tilburg
--naam van de persoon die de erfpacht heeft gevestigd ("verkoop"; VENDIDIT)
 t.b.v. naam van de persoon aan wie de erfpacht is verkocht
van:grootte van de erfpacht
uit:omschrijving en ligging van de onderpanden; de belendingen zijn omschreven zoals in deel I (zie voorwoord aldaar p. vii)
lasten:op het onderpand rusten lasten die in het stuk worden gespecificeerd
voorw.:voorwaarden die worden gesteld bijvoorbeeld een dubbele erfpacht te leveren bij de overdracht aan derden van het onderpand
extra onderpand:betiteld in de stukken als PIGNUS; een enkele maal stelt de verkoper een stuk land, dat zijn eigendom of bezit is, als extra onderpand; in eerste instantie wordt de schade immers verhaald op het onderpand
bijz:eventuele bijzonderheden
1.datum in opgeloste vorm

--Uitgifte erfpacht hoeve Boxtel Lemnisheuvel
--naam van de persoon (of: instelling) die het goed heeft uitgegeven (DEDIT AD ANNUUM ET HEREDITARIUM PACTUM e.d.)
aan:naam van de persoon aan wie het goed is uitgegeven
van:omschrijving en ligging van het goed
voor:aard van tegenprestatie i.e. erfcijns of erfpacht en grootte daarvan
lasten:als 1.
voorw:als 1.
extra onderpand:als 1.
bijz.:als 1.
In d.:aantekeningen op de rug van de oorkonde die van belang zijn bijvoorbeeld wegens de localisatie van het goed of wegens de wijze, waarop de Tafel het goed c.q. de grondrente heeft verworven
N.B.:aantekeningen over de bezegeling en andere materiële eigenaardigheden; eveneens aantekeningen over het archief, waar het stuk thuishoort, indien dit niet het archief van de Tafel is
2.datum in opgeloste vorm

--Bet. belofte na uitgifte erfcijns huis Vismarkt
--naam van de persoon die heeft beloofd een prestatie te leveren (PROMISIT ... SE DATURUM ET SOLUTURUM)
aan:naam van de persoon aan wie deze belofte wordt gedaan
wegens:omschrijving en localisatie van het uitgegeven goed
voor:aard en omvang van de tegenprestatie
lasten:als in 1.
voorw.:als in 1.
extra onderpand:als in 1.
bijz.:als in 1.
in d.:als in 1.
N.B.:als in 2.
3.datum in opgeloste vorm

--Testament Heylwigis Milters erfpacht Berlicum
voor:naam van de notaris voor wie het testament is gepasseerd; indien er sprake is van een auth. uittreksel, een minuut of grosse, wordt aangegeven, voor zover bekend, voor welke notaris de verschillende ontwikkelingsstadia zijn verleden
van:naam van de testator/-trix
legaten:korte omschrijving van de aard van de legaten; de legaten en erfstellingen t.b.v. de Tafel zijn uitvoeriger omschreven; indien er roerende goederen worden vermeld, is dat eveneens aangegeven
voorw.:indien de voorwaarden, die talrijk zijn, betrekking hebben op het aan de Tafel gelegateerde, is dit weergegeven
executeurs:namen van personen die zijn benoemd tot executeurs vergezeld van qualificaties
plaats:omschrijving van de plaats, waar het testament (of c.q. het auth. uittreksel) is opgesteld
4.datum in opgeloste vorm

De kopregesten vermelden de hoofdbestanddelen van de oorkonde.
Men dient er rekening mee te houden, dat tenzij anders is vermeld steeds:
-een erfpacht bestaat uit rogge
-de graanmaat is de Bossche maat
-de leverplaats van de erfpacht is de stad Den Bosch
-£, sch. en penn. slaan op de rekenmunt het Bosch' payement; het Bosch' payement is al rond 1455 gefixeerd op 7 stuiver, wat zo zou blijven
-plaatsnamen zijn de namen van de parochies de akten zijn gepasseerd voor schepenen van Den Bosch
Geïnsereerde oorkonden zijn alle opgenomen sub dato onder een eigen nummer.
Bij gevidimeerde oorkonden is dezelfde gedragslijn gevolgd. Minuten die bewaard zijn en later bijvoorbeeld door een andere notaris zijn gegrosseerd, zijn eveneens sub dato onder een eigen nummer opgenomen (voorbeeld nr.612a minuut - nr. 624 grosse). Indien zaken als lasten, executeurs e.d. niet in de oorkonde vermeld staan, dan zijn ze ook niet opgenomen in het regest.
Een moeilijk punt vormen de persoonsnamen. In de Bossche schepenoorkonden zijn veel achternamen vertaald in het Latijn. Zo wordt "van Dijk" DE AGGERE en "van Doern" DE SPINA. Nu kent het Latijn geen bepalend lidwoord, zodat Petrus PISTOR dus kan betekenen "Peter de bakker/Bakker" of "Peter Bakker/Becker". DE AGGERE kan men vertalen met "van Dijk" of met "van den Dijke".
In deel I zijn vele Latijnse achternamen derhalve niet vertaald. Uit de stukken blijkt soms echter duidelijk, dat bijvoorbeeld "Albertus dictus Wael" "Albert de Wael(e)" heette en dat "Theodericus z.v.w. Ywanus de Gravia" "Dirk z.v.w. Ywyn van den Grave" heette. Het leek ons verstandiger de achternaam te vertalen indien er voldoende zekerheid bestond over de eigentijdse vorm. Bij achternamen die uit beroepsaanduidingen bestaan is dit steeds vertaald zonder toevoeging van "de", ofschoon het waarschijnlijk is, dat het in veel gevallen ging om Jan, de kleermaker. Het woordje "dictus" dat aan iedere achternaam voorafgaat is niet meer vertaald door "gend". De beroepsaanduidingen zijn in afzonderlijke index verwerkt. Men hoedde er zich echter voor te veel waarde te hechten aan deze gegevens. "Arnoldus Candelator" kan betekenen: Aart de kaarsemaker of Aart Keersemeker(s). Het woord CANDELATOR kan het beroep aanduiden, dat in werkelijkheid werd uitgeoefend, het kan net zo goed het beroep zijn geweest van een van de voorouders en thans fungeren als al of niet vaste achternaam.
De toponiemen zijn weer evenals in deel I in de oorspronkelijke spelling weergegeven met inbegrip van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld.
Latijnse voorzetsels zijn vertaald. De namen van de parochies zijn met ingang van dit deel niet meer in de oorspronkelijke spelling geschreven.
De a-nummers zijn om technische redenen later tussengevoegd. Moest er tussen een gewoon nummer en een a-nummer nogmaals een stuk worden tussengevoegd, dan kreeg dit een nummer bestaande uit een cijfer gevolgd door een -o-. Veel a-nummers zijn ontstaan doordat het van ca 1530 daterende cartularium (nr. 737, inv. Van Rooy, 1918) in een later stadum is verwerkt in de regentenlijst.
Over de jaarstijl is onlangs opgemerkt, dat het niet zeker zou zijn, dat de notarissen van het hof van Luik de Kerststijl gebruikten. De mogelijkheid zou bestaan, dat ze de jaardagstijl (1 januari) hanteerden. Een aantal malen vermelden de notarissen expliciet, dat ze de stijl van het hof gebruikten n.l.:
nr. 712 nots. Johannes Baldewini van Bynderen 4 jan. 1372
nr. 831 nots. Adam van Mierd 9 nov. 1374
nr. 993 nots. Gerardus Croy 9 dec. 1386
nr. 1006 nots. Johannes Soeyvel 19 sept.1387
nr. 1023 nots. Petrus Polslauwer 7 okt. 1388
Volgens Grotefend is de Luikse stijl vanaf 1333 de Kerststijl.
Een oorkonde van de officiaal van Luik (nr.722 en nr 723) stelt ons echter voor problemen als we uitgaan van de Kerststijl: immers de chronologie van de gebeurtenissen verzet zich tegen een datering 29 december 1371. We nemen voorlopig aan dat de officiaal zich vergist heeft.
Tot slot moet nog worden opgemerkt, dat de oorkonden geregistreerd in de "Inventaris zegelkast" en in de "Inventaris 100 Bossche testamenten" van de hand van mijn voorganger H. van Baavel O. Praem. nog niet in deze regestenlijst zijn opgenomen, onder meer omdat van de meeste van deze stukken niet bekend is, tot welk archief ze behoren. Overigens is door H. van Bavel reeds veel voorwerk verricht voor deze regestenlijst. Door zijn toedoen werden immers alle stukken gedateerd en op een betere wijze geborgen.
Van verschillende kanten is de wens geuit, dat er indices zouden komen op de regesten. In dit deel treft u derhalve aan:
1. index op geografische namen op deel II
2. index van zaken op de delen I en II
3. index van beroepen en beroepsaanduidingen op de delen I en II
4. lijst van procuratoren en provisoren van de THG over de periode 1281-1373
Het ligt in de bedoeling de regestenlijst op deze wijze voort te zetten. Met name de volledige testamenten verdienen echter een vorm van ontsluiting die fijnmaziger is dan de hier gehanteerde regesten. De testamenten vormen een grote groep van zeer homogene documenten met veel waardevol materiaal over:
topografie van de stad Den Bosch en de gelijknamige Meierij, de mentaliteitsgeschiedenis, het Bossche notariaat, familieverhoudingen en de materiële cultuur (in verband met de legaten die bestaan uit roerende goederen). Aspecten van de mentaliteitsgeschiedenis die de aandacht verdienen zijn het verschijnsel van het legateren op zich zelf genomen, de motieven van de makers van testamenten, de omstandigheden, waaronder dit geschiedde en het verzet van de erfgenamen tegen het verloren gaan van familievermogen, doordat goederen terecht kwamen in de dode hand en de bepalingen die ertoe moesten leiden dat het onroerend goed in de familie bleef.

Correcties op deel I
1. Zennewijnen was een Norbertinessenklooster, geen Cisterciënserinnen- klooster. Het archief wordt bewaard op de Abdij van Berne
2. Een CANDELATOR is een kaarsemaker, geen kandelmaker
3. Het STILLICIDIUM (nr.462) is de dakdrup
4. De z.g. dubbele erfcijns/-pacht moest betaald worden bij elke overdracht aan derden van het uitgegeven stuk land. Deze clausule vormde waarschijnlijk de constitutie van de gewincijns, waarover in latere stukken veelvuldig gesproken wordt
5. WCHT kan beter gelezen worden als VUCHT
6. MERICA is geen heide, meer moer
7. BONA te lezen als "het goed" niet als "de goederen"

Afkortingen
THGTafel van de H. Geest
nots.notaris
pr.priester
br.broeder
nat.d.v.natuurlijke dochter van

zie verder deel I

Maten
Het Bossche mud: deze kwestie (zie deel I, p. x) is nog steeds niet opgelost
1 bu = I,33 morgen
1 mz. Bossche maat = 16 lz. Bossche maat
1 mz. Peelse maat/Kempenlandse maat = 12 lz. dito maat
1 dagwand = ¼ bu
1 dagwand = 4 vierdel