afb.
De Bossche rederijkerskamer 'Moyses Vierighe Bosch' (het brandende braambos van Mozes) wordt in 1530 voor het eerst vermeld. Vanaf dat jaar krijgt de kamer jaarlijks achttien gulden als subsidie. Een bedrag, dat incidenteel wel eens wordt verhoogd als Moyses' Bosch aan een zogenaamd Landjuweel deelnam. Een rederijkerskamer, of 'kamer van rhetorica' was een vereniging die mysteriespelen opvoerde; half religieus, half literair ingesteld. Langzamerhand ontwikkelden zij zich tot toneelverenigingen. Een Landjuweel is een onderlinge wedstrijd tussen een aantal rederijkerskamers. Er werden slechts weinig Landjuwelen in Brabant gehouden: in 1521 de eerste in Diest en vervolgens in Brussel (1532), Mechelen (1535), weer in Diest (1541) en tenslotte in 1561 in Antwerpen.
Twee Antwerpse boden kwamen naar Den Bosch om Moyses' Bosch uit te nodigen. Acht stoppen wijn kregen zij van het stadsbestuur bij die gelegenheid aangeboden. En de uitnodiging werd geaccepteerd. Drie weken lang, in augustus, zou de wedstrijd plaatsvinden. Met 125 personen trok men naar de Brabantse havenstad. Op 3 augustus was de officiële intocht, waarbij de vijftien deelnemende rederijkerskamers zich presenteerden. De Bossche afdeling bestond uit een trompetter, drie paarden, dan kwam het blazoen, veertig paarden, vier trompetters te paard, de 'Prince met vier lackeyen', een page, veertien paarden met groen fluweel bedekt, de vier speelleiden van de stad, een 'schoone waghen' getrokken door drie paarden en met zes personen erop, weer drie paarden met groen fluweel, nog eens 44 paarden en tien wagens getrokken door twee of drie paarden. Op de wagens stonden rederijkers met brandende toortsen.
Op het landjuweel behaalde Moyses' Bosch de hoogste prijs, 42 ons zilver, met hun spel 'Den patroon van Alvinnen' (de baas van de dwazen). Daarin speelden naast de hoofdpersonen onder andere mee: Peerken van Tuyl, Maes van Keyendael, Heyn van Sotteghem en Lijs Roomclosse. Op de laatste dag van augustus kwam er een speciale bode uit Antwerpen die de Bosschenaren bekend maakte dat hun stadgenoten de eerste prijs hadden behaald. Zeven gulden betaalde het gemeentebestuur aan deze boodschapper. Groots werd Moyses' Bosch onthaald bij haar terugkomst. De straten werden verlicht met pekworsten en pektonnen. Het geschut op de stadsmuren vuurde als een saluut. Rijkelijk vloeide de wijn op de ontvangst op het stadhuis. Op 27 september van dat jaar komen we de rederijkerskamer weer tegen in de stadsrekeningen. Er wordt op de Markt een grote stellage gebouwd, versierd met groen laken. Die dag voerde Moyses' Bosch voor de Bosschenaren nogmaals 'Den patroon van Alvinnen' op waarmee ze de prijs had behaald. Als prijswinnaar moest Moyses' Bosch het volgende Landjuweel organiseren. Dat is niet meer gebeurd door de strijd die in De Nederlanden uitbrak; de Opstand, die tachtig jaar zou duren.
|
A.Th. van Deursen, Bavianen en Slijkgeuzen (1991) 342
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) II. 390
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 142
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 692, 693