Aanbrug |
Brugconstructie die de overgang vormt van het landhoofd naar de eigenlijke brug.
|
Duiker |
Een kokervormige constructie die twee wateren aan weerszijden van een dijk of weg verbindt. Sommige duikers hebben een vorm die veel lijkt op die van een uitwateringssluis.
|
Echolood |
Apparaat voor het bepalen van hoogten of diepten door middel van teruggekaatste geluidsgolven.
|
Fundering (houten) |
Een traditionele houten fundering is samengesteld uit horizontale balken en vloerdelen met typisch technische benamingen zoals kespen, zwalpen, kloosterhouten en schuifhouten.
|
Halsbeugel |
Bovenste draaipunt van een puntdeur
|
Inundatiesluis |
Inlaatsluis voor militaire doeleinden.
|
Keersluis |
Sluis die desgewenst kan dienen als waterkering.
|
Krooshek |
Spijlenrooster voor het tegenhouden van drijvend huisvuil.
|
Kwel |
Verschijnsel waarbij water door, langs onder een waterkering dringt.
|
Overkluizing |
Overwelven van een waterloop (veelal) door middel van een gemetselde boogconstructie.
|
Peilmerksteen |
Ingemetseld hardstenen blok met ingehakte hoogteaanduiding.
|
Peilschaal |
Vertikale maatverdeling op een lat, plaat of steen ten behoeve van het aflezen van de waterstanden.
|
Puntdeur |
Één van de twee sluisdeuren die om een verticale as draait. In gesloten stand steunen de deuren tegen elkaar onder een hoek.
|
Remmingswerk |
Constructie samengesteld van palen en gordingen ter bescherming van een sluis of brug, of ter geleiding van schepen.
|
Schermwand |
Damwand onder of naast een sluis of stuw waarmee wordt voorkomen dat kwelwater een weg onder of langs het sluis- of stuwlichaam zoekt.
|
Schotbalk |
Balk aan weerszijden los in een sponning gelegd om een sluis- of poortopening te helpen sluiten.
|
Schutsluis |
Sluis om schepen naar water met een hoger of lager peil te kunnen brengen.
|
Slagdrempel |
Drempel waartegen de onderkant van een sluisdeur steun vindt.
|
Slagstijl |
Verticaal gedeelte van een sluismuur waartegen een sluitdeur in gesloten stand een aanslag vindt.
|
Spuisluis |
Oorspronkelijk: sluis om water uit te laten, waarbij door middel van de stroming slib werd opgeruimd; thans worden de begrippen 'spuisluis' en 'uitwateringssluis' door elkaar gebruikt.
|
Stortebed |
Bodembekleding van een kanaal of watergang in aansluiting op een sluisvloer om uitspoeling te voorkomen.
|
Stuw |
Kering in een waterloop waarmee de waterstand kan worden gereguleerd.
|
Talud |
Helling van het zijvlak van een dijk of kanaal.
|
Tracé |
Lijn die het verloop van een kanaal, weg of dijk aangeeft.
|
Traverse |
Gedeelte van een weg of kanaal dat binnen de bebouwde kom ligt.
|
Tuin |
Rij in de grond geslagen paaltjes, waarom takken zijn gevlochten.
|
Val |
Beweegbare vloer van een ophaalbrug.
|
Verlaat |
Sluis waarbij naast de doelstelling voor de waterbeheersing ook de scheepvaart doorgang kan vinden.
|
Verval |
Verschil in hoogte tussen de waterstanden op twee punten van de rivier.
|
Wachtdeur |
Sluisdeur in een uitwateringssluis of duiker die door het stromend water zelf geopend of gesloten wordt.
|
Warf |
Middeleeuwse benaming voor een los- en laadplaats met een gemetselde walmuur.
|
Waterkering |
Natuurlijke of kunstmatige begrenzing die het water tegenhoudt, zoals een dijk, kade, dam, muur of sluis.
|
Zile |
Middeleeuwse benaming voor een sluis of stuw.
|