Er zijn momenteel beroepen die honderd jaar geleden niet voorkwamen: piloot en computerdeskundige zijn daar voorbeelden van. Maar er zijn ook beroepen die vroeger voorkwamen en tegenwoordig niet meer. De toger bijvoorbeeld. Het is niet bekend of er een toger of togenaar in 's-Hertogenbosch gewoond heeft. In ieder geval woonden er wel een aantal in Engelen. In het begin van de negentiende eeuw woonden er zeventien togers in Engelen. Ze werden ook wel genoemd 'paardelieden' en 'schuiten- of schepenvoedersbaas'.
Zeilschepen konden in die tijd op de Maas en andere brede rivieren gebruik maken van wind. Moeilijker werd het als deze boten de Dieze opvoeren: de zeilschepen vingen er minder wind en konden daarom dikwijls moeilijk vooruitkomen. De togers nu trokken met hun paarden de schepen van Crevecoeur naar 's-Hertogenbosch (en omgekeerd) als de wind dat niet deed.
De Engelenaren maakten van dit gebruik misbruik: ze gingen een steeds hogere vergoeding vragen. Het kan ook zijn dat de paardelieden hun wachttijd in een Engelens café doorbrachten en de gemoederen wellicht daardoor wat verhit waren. De schippers protesteerden daar eerst tegen, maar toen dat niet hielp, zochten ze naar andere mogelijkheden. Inwoners van Veen waren bereid de schepen voortaan van Crevecoeur naar 's-Hertogenbosch (en terug) te trekken tegen een veel lagere vergoeding. De eerste maal dat de nieuwe togers hun werk deden, gebeurde nogal provocerend. De inwoners van Veen hadden hun paarden feestelijk versierd met palmtakken. Een forse ruzie dreigde. Deze werd echter opgelost door de schout van Engelen die in het geschil bemiddelde.
De kwestie werd opgelost en in 1819 sloten de Engelense paardelieden en de Bossche schippers een officieel contract. Bossche schippers zouden alleen de togers contracteren. Anderen mochten geen gebruik maken van het paardepad, ook wel toogbaan genoemd. De schippers die het contract niet zouden tekenen, moesten 20% meer betalen aan de togers dan afgesproken was.
Bij oostenwind of bij windstilte zouden er steeds twee drie paarden bij daglicht aanwezig zijn om de schippers een bedrag van twaalf stuivers aan de armekas te betalen. Indien tijdens het rijden met de paarden de wind toch op zou steken, dan hoefden de schippers slechts de helft van de kosten te betalen. Het loon werd berekend per paard. Immers zeer zwaar geladen schepen zouden wellicht twee paarden nodig hebben. De prijs voor een lege boot was twaalf stuivers, terwijl per paard vanaf de Maas naar Den Bosch vijftien stuivers betaald moest worden. Het contract was nogal voordelig voor de schippers. Maar ja, de Engelense togers wilden het contract graag tekenen om hun broodwinning van de inwoners van Veen terug te krijgen.
|
1991 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De togersBrabants Dagblad donderdag 18 juli 1991 (foto) |
5221 BK 1..27 5221 BK 2..20