Oudere Bosschenaren kennen het gebied tussen Handelskade, Zuid-Willemsvaart en Jan Heinsstraat nog altijd als De Plein. De en geen het Plein, zoals een Bosschenaar ook altijd De Kanaal zal zeggen, als hij de Zuid-Willemsvaart bedoelt. Deze Bosschenaren kennen ook Het Bossche Broek en De Bossche Pad. De zusters aan de Plein werden nonnen van de Carolus ook wel genoemd en ook het ziekenhuis zelf, vroeger in de Jan Heinsstraat gevestigd, kreeg die naam in de volksmond. Toch is er momenteel geen plein meer te bekennen. Vroeger was dat anders. In de Middeleeuwen was deze plaats bebouwd, hoewel vlakbij de stadsmuren gelegen. Hier liep immers de hoofdstraat die naar de Orthenpoort leidde. Bovendien was het vlak bij de drukke haven. De val van 's-Hertogenbosch in 1629 had echter grote gevolgen voor dit gebied. Ofschoon katholieke godsdienstoefeningen in de stad verboden waren, werd het al snel duidelijk dat de bevolking grotendeels de katholieke godsdienst zou blijven aanhangen.
Een katholiek oproer was niet denkbeeldig. Een definitieve vrede was er nog niet gesloten tussen de beide strijdende partijen tijdens De Opstand, de 80-jarige oorlog. Nog steeds bestond de mogelijkheid dat Spaanse soldaten zouden trachten de stad opnieuw te veroveren. Daarom was men bevreesd voor een opstand; een opstandige stad kon gemakkelijk tot onvrede elders leiden.De veroverde stad 's-Hertogenbosch werd sterk onder controle gehouden. Er werd een fort aangelegd: fort Willem-Maria, later beter bekend geworden onder de naam de Citadel. Dit moest de stad zelf onder schootsveld houden, hoewel het fort natuurlijk ook ter verdediging van de stad gebruikt kon worden. De Oude Orthenpoort kwam op het terrein van de Citadel te liggen en werd afgebroken. De stadsmuur ter plaatse werd vervangen door het fort. Verkeer van en naar de stad moest voortaan twee poorten passeren, de twee poorten van de Citadel.
Om de stad in bedwang te houden was het noodzakelijk vanuit fort Willem-Maria een vrij schootsveld op het hart van de stad, de markt te houden. Daarom werd de bebouwing in de omgeving gesloopt. Alle huizen gingen plat, en ook de gotische Sint-Pieter werd afgebroken. Zo ontstond een grote, open ruimte.
Deze ruimte, De Plein, bleef ruim twee eeuwen onbebouwd. Door het aannemen van de Vestingwet van 1874 was het toegestaan buiten de wallen en op de voormalige vestinggronden te bouwen. Dus ook De Plein mocht bebouwd worden. Dat gebeurde rond 1880.
Lange tijd is het verhaal rond gegaan, dat Philips uit Zaltbommel juist hier de ruimte zocht om een nieuwe fabriek te bouwen. Het kleine stadje aan de Waal bood geen expansiemogelijkheid, en Den Bosch waarschijnlijk wel. Maar - zo ging het verhaal - het Bossche stadsbestuur had liever een ziekenhuis aan De Plein dan een fabriek. Daarom moest Philips uitwijken naar Eindhoven. Een mooi verhaal, maar er is geen enkele aanwijzing voor, noch in de archieven van Philips, noch in die van de stad.
|
J.J.M. Franssen, De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw XXXIII (1976) 32
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 229, 233
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 59, 170, 393
Th. A. Wouters, Van bedeling naar verheffing XI (1968) 361