|
In november 1952 kregen in het toen geheten 'Plan West', het gebied ten westen van het station, een groot aantal straten hun naam. Naar natuurwetenschappers en naar hen die zich bekendheid hadden verworven door de toepassing van de wetenschap in de techniek werden deze straten genoemd. Men treft er vele namen aan die bekend zijn uit de natuurkundelessen. Maar een persoon, die behalve in dit vak ook bij 'geschiedenis' en 'aardrijkskunde' aan bod komt is Leeghwater. Bovendien heeft hij een duidelijke relatie met 's-Hertogenbosch. Jan Adriaensz Leeghwater werd in 1575 in De Rijp geboren als zoon van een timmerman en molenmaker. Bij zijn vader ging hij in de leer. Bij werkzaamheden in de Hollandse polders assisteerde hij landmeters en kreeg op die wijze ook dat vak onder de knie. Van 1608 tot 1638 was hij betrokken bij de drooglegging van de Hollandse meren. Hij noemde zich in die tijd ook wel 'ingenieur', maar had niet de bij deze titel behorende studies doorlopen en met een examen afgesloten. Leeghwater was wel degelijk bekend geraakt door zijn activiteiten.
Behalve molenmaker was hij een erkend specialist geworden in de polderbemalingen en -droogleggingen. Hij was actief bij de droogmakingen van de Beemster en de Purmer, vóór hij door Frederik Hendrik betrokken werd bij diens aanval op 's-Hertogenbosch.
's-Hertogenbosch bleek tijdens de opstand onoverwinnelijk voor de Staatse partij; als een moerasdraak lag de stad in een drassige omgeving. Leeghwater maakte plannen voor Frederik Hendrik om de stad toch te kunnen veroveren. Daartoe was hij financieel in staat gesteld door de overwinning van Piet Hein op de Spaanse Zilvervloot: er was nu geld in overvloed.
Leeghwater ontwierp een plan dat inhield dat de gehele omgeving van 's-Hertogenbosch door een dijk van circa 40 kilometer zou worden omringd. Op die wijze kreeg hij een soort kunstmatige polder waar de belegerde stad midden in lag. En Leeghwater wist wel, hoe hij deze polders droog moest malen. Zo gebeurde het ook bij de belegering van Den Bosch. Na het aaneggen van de dijk (waartoe enige duizenden Hollandse boeren met het leger waren meegetrokken), werden op het laagst punt van deze kunstmatige polder 23 watermolens gebouwd. Twee werden door de wind aangedreven, de overige door paardekracht die ervoor zorgde dat deze molens 24 uur per dag actief waren.
Op die manier begon de omgeving van de stad langzamerhand droog te vallen en kon Frederik Hendrik vanuit zijn verschillende legerplaatsen loopgraven aanleggen in de richting van de stad. Het beleg van 's-Hertogenbosch begon op 30 april, pas begin september bereikte hij de vijand in liet een bres in de stadsmuur springen. Onderhandelingen volgden, en daarna een capitulatie.
Na de val van de stad kreeg Frederik Hendrik de meeste eer. Maar ook Leeghwater werd niet vergeten. In een door hem geschreven 'Kleune Chronycke' spreekt hij over zijn werkzaamheden, waar hij aan zijn opdracht voldaan had 'gelijck bij velen wel bekent is'.
Leeghwater is tot 1638 nog betrokken geweest bij de droogleggingen in het Hollandse. Omstreeks 1640 vertrok hij naar Amsterdam waar hij ander werk aannam om in zijn levensonderhoud te voorzien. Toen ook schreef hij twee boeken. In 1650 overleed hij, op 75-jarige leeftijd.
In 's-Hertogenbosch is er een straat naar hem genoemd. Dit is echter niet gebeurd in een wijk waarin de andere hoofdrolspelers uit 1629 (Ophovius, Grobbendonck, Frederik Hendrik, de Aartshertogen) geëerd werden, maar hij kreeg een plaats tussen zijn vakgenoten.
|
1986 |
Henny MolhuysenStraat en naam : Leeghwaterlaan.Brabants Dagblad donderdag 16 januari 1986 |
2005 | ? (Bufkes De Krakelinghe) bakkerij |
1960 | R.K. Huishoud- en Industrieschool Priskilla |
1985 | Scholengemeenschap 'De Dommel' |
5223 BA 1.. 59 5223 DS 61..131 5223 DT 139..169 5223 BA 2..108