De Fonteinstraat, welke oudtijds een deel uitmaakte der Kolperstraat 1), kreeg haren tegenwoordigen naam naar de uithangborden, waarop eene fontein stond, die verschillende aan die straat staande huizen hadden, zooals o.a. het tegenover de Ververstraat staand huis, dat In de drie fonteinen heette.
Het eerste huis, dat aan de Fonteinstraat staat, wanneer men daarin komt, gaande uit de Ververstraat naar de Kolperstraat, het hoekhuis alzoo, had echter den naam van de Kolf, omdat het, zooals thans nog, eene kolf tot uithangteeken had. Het bestond reeds vóór 1336, als wanneer er eene Elisabeth Bange in woonde; in dat jaar werd het bewoond door Dirk Roseken. In 1753 behoorde het toe aan Jan Lansdael. Het daar naast in de Fonteinstraat staand huis was toen het eigendom van Godefridus van Eyl, woonachtig te Sint-Michielsgestel 2), die het geërfd had van zijnen oom Albert van Eyl, welke 22 Maart 1695 (Reg. no. 513 f. 300) de helft in dat huis had gekocht van de testamentaire erfgenamen van Govert Heeren, zijnde de gebroeders Adriaan, Geerling en Hendrik Heeren, wonende te den Bosch, hunne zuster Gijsbertina en hunne neef en nichten Rogier, Hendrina en Helena Heeren; het werd toen geheeten de Eene fontein, staande tusschen het
| 311 |
huis de Kolf ex uno en dat der Wed. Van Woercom ex alio; den 13 Juli 1700 kocht hij de andere helft; te voren heette dit huis de Gulden en later de Kleine fontein; ten slotte de Eene fontein. Daar naast staat het huis, geheeten het Zegelke en dan komen twee huizen onder één dak, oorspronkelijk met hun beiden genaamd de Rollewagen 3), doch waarvan later het huis, dat naast het Zegelke staat, de Groote fontein geheeten werd (het is thans genummerd Fonteinstraat 4) en het daarop volgend huis, dat tusschen dit huis en het huis de Rog staat, den naam kreeg van de Gulden fortuin; het is thans genummerd Fonteinstraat 2. De beide laatstbedoelde huizen, de Groote fontein en de Gulden fortuin n.l, werden 12 Juli 1591 (Reg. n°. 255 f. 436 vso) door Reyner de Hase Lambrechtszoon, raad van den Bosch, c.s. verkocht aan mr. Jan Mannaerts Laurenszn., licentiaat in de rechten en procureur te den Bosch. Hij huwde met Elisabeth, de dochter van mr. Jan Laureynssen, die hem een eenigen zoon, mr Jacob Mannaerts schonk; deze verkocht, na doode zijns vaders, die beide huizen 22 Augustus 1650 (Reg. n°. 430 f. 468 vso en vlgd.) aan mr. Pieter van Bree, notaris en procureur te den Bosch; het huis de Groote fontein werd toen omschreven als huys, achterplaetsken, koockhuys oft camerken boven den kelder met noch een cleyn koockhuysken; het daarnaast staand als huyssinge, plaetsche, koockhuys, hoff, achterhuys ende voordeur.
Genoemde mr. Pieter van Bree behoorde tot eene andere familie van Bree dan de in dit werk reeds beschreven glasblazers- en bankiersfamilie van Bree.
Op het geslacht, waartoe mr. Pieter van Bree behoorde, zal betrekking hebben de akte van het jaar 1532, staande in het Bossche Schepenregister n°. 644 f. 338, waarbij de nalatenschappen der echtelieden mr. Gerit van Bree, chirurgyn en Margriet, dochter van Claes van Eyndoven, verdeeld werden tusschen hunne kinderen: mr. Peter van Bree, Ursula van
| 312 |
Bree, weduwe van Peter, zoon van Butger Yoostens en Kathrijn van Bree, echtgenoote van mr. Lenard van Tephelen, licentiaat in de beide rechten, alsmede tusschen Frans 4), den zoon van wijlen hunnen zoon Jaspar van Bree. Kathrijn kreeg daarbij voor haar deel een huis en tuin, staande en gelegen in de Ververstraat tusschen het huis van mr. Petrus Pelgrom ex uno en dat van Gerard Toelinck ex alio en zich uitstrekkende tot aan de Dieze (zie blz. 197, alwaar Frans abusievelijk Francisca genoemd is).
In eene Bossche Schepenakte van 1685 wordt gezegd, dat de voornoemde mr. Pieter van Bree rechtverkrijger was van Peter Hendrikszoon van Bree, die in 1612 leefde. Of deze mr. Pieter van Bree werkelijk aan de hiervoren genoemde van Bree's bestond is mij evenwel niet kunnen blijken.
Terwijl hij eigenaar was van de beide, zooals thans nog onder één dak staande huizen de Groote fontein en de Gulden fortuin, diende een daarvan tot een geheim Katholiek bedehuis, zooals blijkt uit het volgende, dat daarover in het Memoriaal van Martinus Ackersdyck voorkomt:
„Den 29 Meert 1655 gestoort een paepsche conventicule, dewelcke wierdt gehouden in de huysinge, toebehoorende den procureur van Bree, gestaen tegenover de Colperstraet alhier ende is voor het huys betaelt de volle peene van fl 300 ende aen mijn Heere den Hoogschouth gegeven sijn gerechticheyt" (in de boete n.l.).
Mr. Pieter van Bree huwde tweemaal, 1° met Maria, de dochter van Jacob, den zoon van Jan Jacobszoon van de Ven en Maria van Veen, van wie hij geene kinderen schijnt te hebben gehad; 2°. met Cornelia Lauren, de dochter van Jacques, koopman te den Bosch en Mayke 5), de dochter van Baudewyn Peterszoon van den Santvoirt. Laatstgenoemde vrouw schonk hem deze kinderen: mr. Peter van Bree, die medicinae doctor
| 313 |
en in 1695 reeds overleden was, blijkbaar zonder kinderen te hebben nagelaten; Jacob en Boudewijn van Bree; met hun drieën verkochten zij 5 Juni 1694 (Reg. n°. 508 f. 398 vso) het huis de Gulden fontein aan Florentius van der Horst, kamerbewaarder van het College van Schepenen van den Bosch; de beide laatstgenoemde kinderen verkochten in 1695 (Reg. n°. 509 f. 290 vso) het ander huis, de Groote fontein geheeten 6), aan Gerard Huininck, groenroede van diezelfde stad. De curator over den boedel van Isabella, de dochter van genoemden Gerard Huininck, verkocht 5 Juni 1737 (Beg. n°. 547 f. 378) laatstbedoeld huis aan Ludwig Marggraff, woonachtig te Den Bosch. Deze was te Maagdenburg geboren en als soldaat in den Bosch in garnizoen gekomen, alwaar hij in 1731 huwde met Margrita Vlaming 7), die hem deze kinderen schonk: Ludwig, Johann Coenraad en Anna Elisabeth Marggraff.
Ging men van de Fonteinstraat naar de Markt door de Kolperstraat, welke laatstgenoemde straat oorspronkelijk heette de straat: der repareerders der oude cleederen of wel: vicus reparatoram veterum vestium en later de Korte Kolperstraat naar de vele colporteurs, die toen daarin woonden, dan was het 5e huis, dat men aldaar aan zijne rechterhand kreeg, het huis de Schotsche roos, thans genummerd Kolperstraat 18. Dit huis behoorde in 1603 aan Henrick de Hont den oude en later, doch vóór het jaar 1706 aan Agnes van Outheusden, de dochter van mr. Anthonij van Outheusden, griffier van den Bosch en Ida Verheyen, welke echtelieden behalve haar deze kinderen hadden: a. Judith van Outheusden, de echtgenoote van Johan Heymans en b. Dorothea van Outheusden, die huwde met mr. Jacob van Affoirden, advocaat te den Bosch 8), welke bij haar deze kinderen verwekte: 1°. Johan Baptist; 2°. Guilliam; 3°. Maria
| 314 |
Catharina en 4°. Yda van Affoirden. Na het overlijden van genoemde Agnes van Outheusden verkochten hare zuster Judith en de kinderen harer vóóroverleden zuster Dorothea dit huis 19 Mei 1706 (Reg. n°. 485 f. 56) aan Balthasar van Heeswyk, koopman te den Bosch; het werd toen omschreven als: een schoon huis met erf, tuin, achterhuis, kamer bezijden het achterhuis, gang en poortje, mitsgaders keuken en koetshuis bezijden het poortje (deze keuken en koetshuis zijn er thans van gescheiden en nu een fruitwinkeltje). Door de curators over den boedel van genoemden van Heeswyk werd het huis de Schotsche roos met bijbehoorend huisje 2 Maart 1711 verkocht aan eenen Nicols; van dezen erfde het diens zoon Adriaan Nicols; toen deze laatste gestorven was, verkocht Johan Watrin als diens executeur-testamentair het 30 October 1764 aan den ontvanger mr. Pieter van Wullen.
Pieter Bouwens, kolonel, kocht daarop 9 Sept. 1777 het huis de Schotsche roos met het daarbij behoorend fruitwinkeltje van genoemden Pieter van Wullen; hij verkocht het 24 April 1778 (Reg. n°. 585 f. 194 vso) weder aan mr. Abraham Bastide, raad en secretaris van den Bosch 9); het werd toen omschreven: a. huis met tuin, genaamd de Schotsche roos, staande in de Kolperstraat tusschen het huis der kinderen Cammel ex uno en het volgende huisje ex alio en wordende bewoond, het voorste gedeelte van dit huis door den pikeur Knegt en het achterste gedeelte met het bijbehoorend achterhuis door den schepen mr. Pieter van Wullen; 6. een huisje, staande naast het voorschrevene ex uno en dat van Jacop Scheffers ex alio en zich uitstrekkende tot aan het huis de Schotsche roos.
Naast laatstgenoemd huis staat Marktwaarts het huis de Muggendans, thans genummerd Kolperstraat 16, dat bekendheid heeft verkregen doordien een bewoner daarvan, welke genaamd was Hansken metter scrammen Ancemssoon,
| 315 |
lakensnydere, woenende in de Colverstraete in den Muggendans, in 1566 behoorde tot de vurigste Hervormingsgezinden van den Bosch, alwaar hij in dat jaar soldaat in dienst van Van Bombergen was 10); zijne goederen werden dientengevolge verbeurd verklaard doch zij zullen weinig waarde hebben gehad, omdat blijkens Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 557 de opbrengst daarvan bij den gerechtelijken verkoop slechts gering was; zich zelf had hij door naar Hedel of omstreken te vluchten tegen vervolging weten te vrijwaren. Dirck Aelbertszn Pelgrom de Bye, als gemachtigde van zijnen broeder Jan Aelbertszn Pelgrom de Bye, verkocht het huis de Muggendans 17 Juli 1584 (Reg. n°. 230 f. 148) aan Cornelis, zoon van Jacob Peterszn, schalydecher. Den 11 Mei 1798 kocht Godefridus van Lanschot, koopman te den Bosch, dit huis; hij maakte er een koetshuis van, thans is het echter een timmermanswinkel.
Ging men van dit huis door de Krullartstraat, die vroeger ook de Kolperstraat heette, naar de Kerkstraat, dan was het laatste huis, dat men in eerstgenoemde straat aan zijn rechterhand kreeg, het hoekhuis genaamd de Ossenkop; in 1332 woonde daar in Johannes Crullen; hij was, zooals in eene Bossche Schepenakte van dien datum vermeld staat, reparator veterum vestium, of, zooals men in onze taal zegt, kleerlapper; hij zal wel nooit hebben kunnen vermoeden, dat zijn naam vereeuwigd zou worden, zooals geschiedde toen na zijnen dood laatstbedoeld gedeelte der Kolperstraat naar hem genaamd werd eerst het 's Crullenstraetken, later de Krullartstraat.
| 316 |