afb. A.F.A.M. Wetzer, 4 april 2004
In 1318 verleende Hertog Jan III aan ’s-Hertogenbosch toestemming zijn vestingwerken uit te breiden. Door deze nieuwe ommuring kwamen gebieden, die al geruime tijd bewoond werden, veilig binnen de stadswallen te liggen. Deze uitbreiding bracht de stad van aanvankelijk negen op een oppervlakte van honderd hectare. De bouw van de tweede vestingmuur duurde ongeveer vijftig jaar en werd rond 1365 voltooid. Aan de zuidwestelijke kant van het nieuwe grondgebied was de Kuipertjeswal tot in het begin van 1400 de uiterlijke begrenzing van de stad. Dit gedeelte van de stadsmuur liep vanaf de Spinhuiswal, de Kuipertjeswal, dwars over de Vughterstraat, langs Achter de Boomgaard tot aan het Mariabastion aan de stadsgracht (nu Stadsdommel). In de Vughterstraat op de hoek van de Kuipertjeswal stond een stadspoort, de tweede Vughterpoort ook wel Heilig Kruispoort genaamd. De stadspoort in de Kuipertjeswal kende één verdedigingstoren, een rondeel, die de naam Kruisbroederstoren droeg. De poort werd genoemd naar de vlakbij gelegen Kruiskerk van de kruisbroeders. De Kuipertjeswal lag pal achter de vestingmuur, en fungeerde als ontsluitingsweg om in situaties van gevaar schutters en burgers snel naar bedreigde plekken aan de stadsmuur te brengen. VughterdijkRond 1400 volgde weer een stadsuitbreiding, nu met de Vughterdijk van acht hectare. De Vughterdijk was het gedeelte van de Vughterstraat vanaf de Kuipertjeswal tot aan het huidige Wilhelminaplein. In 1947 werd de Vughterdijk omgezet in Vughterstraat. De uitleg Vughterdijk werd ook al snel ommuurd. Daardoor raakte de vestingmuur bij de Kuipertjeswal buiten gebruik. Met de bouw van de Pieckepoort eind veertiende eeuw in die nieuwe stadsmuur werd de Kruispoort omgedoopt tot Vughterbinnenpoort. Tijdens en na de turbulente dagen van de Beeldenstorm (1566) diende de Kruispoort - net als de Gevangenpoort in de Hinthamerstraat - tijdelijk als hulpgevangenis. In 1597 werd het als definitieve gevangenis ter beschikking van de gouverneur Van Grobbendonck gesteld. Tussen 1662 en 1669 was de Kruispoort ontleedkamer van het Bossche chirurgijnsgilde. Daarna kwam de poort ter beschikking van schutterij de Jonge Voetboog. In 1699 besloot de stadsregering om op de bovenverdieping een ‘antiquiteit- en konstkamer’ in te stellen. De Stads Rariteitenkamer was geboren, het eerste gemeentemuseum van ‘s-Hertogenbosch. Tot de sloop van de stadspoort in 1799 waren historische, natuurkundige en biologische voorwerpen en rariteiten in de expositieruimte te zien. De stadsmuur is nu bovengronds verdwenen. Restanten van de muur zijn onder de grond waarschijnlijk nog aanwezig.ParkstroomDwars door de Kuipertjeswal stroomde al eeuwen een tak van de Binnendieze, de Parkstroom, die via de Corneliushekel aan de Parklaan de stad binnenkwam. Vanwege verwaarlozing en slechte doorstroming van het Diezewater werd de Parkstroom in 1950 gedempt. Toen verdween ook de Diezebrug uit de Kuipertjeswal.KruisbroedershofDe Kruisbroedershof en naaste omgeving vormen een wijk met een geheel eigen sfeer. De buurt is ontstaan door de vestiging in 1470 van de kruisheren, in ’s-Hertogenbosch meestal kruisbroeders genoemd. Op een groot terrein bij de St. Jorisstraat bouwden zij hun kapel en klooster. Op de plek van de tegenwoordige St.-Cathrienkerk heeft het klooster gestaan, waarvan alleen de apsis (koorafsluiting) boven de Binnendieze (Kerkstroom) herinnert aan de kloosterkapel. Het kloosterterrein was bereikbaar via drie poorten: een aan de Kuipertjeswal, en twee aan de beide Kruisbroedersstraatjes. Na de inname van de stad in 1629 vertrokken de kruisbroeders naar Schijndel.KuiperKruisbroedersstraatje en Kruisbroedershof verbinden de St. Jorisstraat met de Kuipertjeswal. De Kuipertjeswal dankt volgens Roelands mogelijk zijn naam aan een kuiper die aan deze wal woonde. Tijdens archeologisch onderzoek in 2004 zijn op de hoek Kuipertjeswal en Kruisbroedershof enkele unieke leerlooierkuipen gevonden. De meeste looikuipen waren van baksteen, sommige nog ingedekt met een houten bekleding, wellicht door een kuiper aangebracht. Er werden ook nog hoornpitten aangetroffen. Die runderhoorns zaten vast aan huiden die ter plekke werden afgeleverd. Vlakbij de looiputten zijn funderingen van twee panden uit de 18e eeuw gevonden, en is een straatje blootgelegd dat parallel aan de Kuipertjeswal liep. Verder zijn een beerput en enkele zware, gemetselde kolommen (zogenaamde steunberen) in de bodem aangetroffen. Er is een flinke gedenksteen gevonden, met het jaartal 1611 erop, dat mogelijk aan het Kruisbroedersklooster herinnert. Bij graafwerk zijn in tuinen enkele markante, natuurstenen consoles (draag- of kraagsteen) aangetroffen, die ook aan het klooster herinneren. | 30 |
Bronnen | |
• | Bossche Encyclopedie |
• | C.J. Gudde, ’s-Hertogenbosch Geschiedenis van vesting en forten ('s-Hertogenbosch 1974) |
• | Ed Hupkens, Bossche straten en stegen. De historische binnenstad in 180 doorkijkjes ('s-Hertogenbosch 2012) |
• | J.A.M. Roelands, Straat in Straat uit ('s-Hertogenbosch 1984) |
De Kruisbroedershof en naaste omgeving is een merkwaardige buurt met een geheel eigen sfeer, onstaan door de vestiging der Kruisheren, in Den Bosch meestal Kruisbroeders genoemd. In 1309 hadden zich aan de Verwersstraat enige jongemannen gevestigd met de bedoeling gezamelijk een godvruchtig leven te leiden. Zij noemden zich Bogarden en kunnen misschien het best getypeerd worden als mannelijke begijnen; het waren dan ook geen eigenlijke kloosterlingen. Het Oud Bogardenstraatje in de Verwerstraat herinnert nog aan hun verblijf aldaar. Zij verdienden de kost met weven. In 1439 namen zij de regel en de kleding aan van de Derde orde van St. Franciscus en werden daardoor kloosterlingen. Maar enkele van hun paters en broeders verlangden naar een strengere regel; uiteindelijk werden deze laatsten opgenomen in de orde der Kruisheren. Zo ontstond het ongewoon verschijnsel van twee kloosterorden in één klooster. Na 1469 hebben de Kruisheren tengevolge van onenigheid het Bogardenklooster verlaten: in genoemd jaar werd hen een ruim terrein bij de Sint Jorisstraat geschonken. Zij bouwden daar hun kapel en klooster. Die kapel bestaat nog altijd, het is het hoogkoor der tegenwoordige Sint Catharinakerk, zo genoemd naar de patrones der oorspronkelijke kloosterkapel. De naam Kruiskerk dankt zij aan die vroegere aanwezigheid der Kruisbroeders. In 1629 moesten deze laatsten Den Bosch verlaten, zij vestigden zich voorlopig in Schijndel. Met andere kloosterlingen en seculiere geestelijken bleven er ook, tegen de strenge plakkaten in, enige Kruisbroeders achter om in 't geheim de verboden kerkdiensten te houden. | 87 |
Vanuit de Vughterstraat en de St.-Jozefstraat kon je er via twee verschillende straatjes, maar met dezelfde naam, het Kruisbroedersstraatje, komen. Men kwam uit bij de toegangspoort van het Kruisbroedersklooster met het opschrift 'Da tua dum tua sunt, post mortem tua non sunt' (= Geef aalmoezen van uw bezit, zolang het nog het uwe is, want na uw dood behoort het u niet meer toe). In 1467 waren de Kruisbroeders ontstaan vanuit de Bogarden die een klooster hadden in de Verwersstraat. Twee jaar later besliste paus Paulus II dat de Kruisbroeders het gebouw moesten verlaten en dat de Bogarden gerechtigd waren er te blijven wonen. De Kruisbroeders trokken naar een vervallen pand in De Mortel, 'een krot' schrijven ze zelf in hun kroniek. Zij moesten namelijk eerst van de Hertog van Brabant, in dit geval Karel de Stoute, toestemming krijgen om een eigen klooster binnen de stad te mogen oprichten. Dit wachten duurde kennelijk zo lang, en hun toestand was zo slecht, dat ze verlangden naar de dood, zo zegt ons dezelfde kroniek. De toestemming kwam en op 15 juli 1470 werd het nieuwe klooster betrokken. Het klooster was toegewijd aan de H. Katharina. Met geleend geld was dit pand gekocht, de tekst op de toegangspoort inspireerde de Bosschenaren om te zorgen dat deze schuld snel werd afgelost.
Toch waren de Kruisbroeders niet erg rijk. Toen in 1606 de brug in het Kruisbroedersstraatje dringend gerepareerd diende te worden, konden de broeders dat niet betalen. De Orde verkocht daarop het stuk grond waarop de brug zich bevond aan de gemeente, onder de voorwaarde dat deze brug gerestaureerd zou worden en voortaan door de stad onderhouden.
De broeders hadden een goede naam in Den Bosch. Dit blijkt onder andere uit het verslag dat bisschop Zoesius in 1619 naar de paus zond over de toestand in zijn bisdom. Hij prijst de Kruisbroeders om hun vroomheid in het gebed en hun getrouwheid aan de regels. Van geen van de andere Bossche kloosters zegt de bisschop iets dergelijks.
In 1569 was de kloosterkerk van de Kruisbroeders verheven tot een parochiekerk, toen Den Bosch van één in vier parochies werd verdeeld. Dit leidde er toe dat het kerkgebouw vergroot diende te worden. In 1601 was dat het geval. Bewaard werd nog wel de uit 1533 daterende kooromgang, maar de rest was nieuw. De eerste steen van de nieuwbouw werd gelegd door Anthony Schets van Grobbendonk, de Bossche gouverneur. Zes jaar later was de bouw gereed. Versieringen werden later aangebracht. Zo schonk bisschop Masius in 1609 een gebrandschilderd raam, terwijl in 1620 het Bossche stadsbestuur negentig gulden gaf waarvoor eveneens een gebrandschilderd raam werd aangeschaft.
De Kruisbroeders bezaten twee belangrijke relikwieën. Er was een 'wonderkruis', gevonden nadat een zieke een hostie had uitgespuugd en begraven onder een plavei. Toen deze plavei later gelicht werd, ontdekte men het kruisbeeld. In 1517 werd door de bisschop van Luik aan alle vereerders van dit wonderkruis een aflaat verleend. Eveneens bezaten de broeders een relikwie, een deel van de arm, van de Heilige Hubertus. Als iemand door een dolle hond gebeten was en met dit relikwie werd gezegend, was hij onmiddellijk genezen.
In 1629 werd de kerk en het klooster zwaar beschadigd; bovendien moesten de broeders de stad na de capitulatie verlaten. De kerk werd opgeknapt en de hervormden kwamen er kerken. In 1794 betrokken de Fransen (die de stad hadden veroverd) de kerk. Maar later zou zij worden ingericht tot een kerk voor deze soldaten. In 1810 kwam zij (bij decreet van keizer Napoleon) weer in katholieke handen.
De oude kerk werd in 1842 afgebroken en vervangen door een kerk naar een ontwerp van Jos de Kroon. Toch was men al snel ontevreden over het gebouw: het was slecht gebouwd en men had er geen uitzicht op het altaar. Daarom werd er in 1916 een nieuwe kerk gebouwd, naar een ontwerp van Jan Stuyt. De Kruiskerk dateert dus voor het overgrote deel uit 1916; slechts de oude koorbeuk uit 1533 is eeuwen lang blijven staan.
Het pandhof van de Kruisbroeders is al lang verdwenen. Het had een grootte van 15 x 15 meter en er omheen lag de pandhofkruisgang, waar de broeders hun gebeden konden bidden. De straatnaam Kruisbroedershof herinnert ons zowel aan deze broeders als aan hun pandhof. Het rustieke en intieme van een pandhof is er nauwelijks terug te vinden omdat het Kruisbroedershof grotendeels als parkeerplaats is ingericht.
|
1987 |
Henny MolhuysenStraat en naam : Kruisbroedershof.Brabants Dagblad vrijdag 2 januari 1987 (foto) |
|
2012 |
Domien van der Meijden’n Chirurgische ingreep, en goed geluktBrabants Dagblad donderdag 20 september 2012 | 28-29 |
1908 | F. de Bruijn (koster St. Catharina) |
1910 | Chr. Brouwers - F. de Bruijn (koster St. Catharina) |
1928 | F.L. Schippers - wed. J. Vugts |
1943 | F.L. Schippers (koster) |
1865 | J.C. Peffer (mr. blikslager) |
1908 | R.K. Kerk (parochie St. Catharina) |
1910 | R.K. Kerk (parochie St. Catharina) |
1928 | R.K. Kerk |
1908 | wed. Z. van de Wijs |
1910 | wed. M. van de Wijs |
1928 | mej. M.J. van de Wijs |
1943 | J.A.M. v.d. Wijs (kantoorbediende) |
1875 | R.W. Evers (mr. kleermaker) |
1881 | R.W. Evers (mr. kleermaker) |
1892 | R.K. kerkbestuur van de Parochie St. Cathrien |
1908 | H. van Rooij (kantoorbediende) - H. van Wijnhoven (schoenmaker) |
1910 | H. van Rooij (kantoorbediende) |
1928 | Patronaatsgebouw |
1965 | Pastorie St. Cathrien |
1923 | Anna P. Deenen (modiste) - Elisabeth M. Deenen (winkeljuffrouw) - Maria F. Deenen (naaister) - wed. Henricus G. Deenen (zonder) |
1875 | P. Schoonbeek (reiziger) |
1875 | J.J. Straatman (mr. huisschilder en slijter in steenkolen) |
1892 | J.J. Straatmans (mr. huisschilder en slijter in steenkolen) |
1865 | A. Kemps (commies der plaatselijke belastingen) |
1943 | P.J. Steures (adj. commies 1e kl. prov. griffie) |
1928 | M.A. Rovers |
1943 | A.J.A. Janssens (winkelbediende) - wed. C. Janssens-Hoedemakers |
1928 | A.H.M. Kurvers - F.E. Mathijssen |
1943 | A.H.M. Kurvers (boekhouder gem. slachthuis) - L. Kurvers |
1928 | A.A.M. Korst |
1943 | A.A.M. Korst (inspecteur R.V.A.) |
1928 | W.J.F. van Zon |
1943 | W.J.F. van Zon (kuiper) |
1928 | J.C.W.A.M. Scheffers |
1943 | J.C.W.A.M. Scheffers (bankbeambte) |
1928 | M.G.W. van Soestbergen |
1943 | M.G.W. van Soetsbergen (wethouder) |
1928 | K. van Dun |
1943 | C.C.M.A. van Beek (telefoniste) - A.P.A.M. Stokvis (uitgever) |
1875 | (Kuiperswal G 64): P. Hentzen (agent van policie) |
1908 | M. Donckers (naaister) - wed. J. Plug (strijkster) |
1910 | wed. J. Plug (strijkster) |
1928 | mej. G. Pflug |
1908 | wed. J.H. Hoos |
1910 | M. Siebers (sigarenmaker) |
1923 | Antonius van den Bosch (voerman) |
1928 | J.C. van Dongen |
1943 | A. van de Bosch |
1908 | Jos. de Groot (mr. kleermaker) |
1910 | J.A. de Groot (kleermaker) |
1923 | Johannes F. Carels (sigarenmaker) |
1928 | J.F. Carels |
1908 | J.P. v.d. Laarschot (handwerken) - A. v.d. Veerdonk (schoenmaker) |
1910 | J.P. v.d. Laarschot - A. van de Veerdonk (schoenmaker) |
1928 | H.J. Kwaks |
1943 | C.M. Claassen (mag. bed.) |
1908 | J. Bezet (kantoorbediende) - wed. H. van Doorn - C. Kuijs (boekbinder) - W. Leemput (arbeider) - J. Lieberwert (courantbezorger) - J. v.d. Linden (borstelmaker) - wed. H. Schel - C. Spruit (stoelenmatter) - H. Swanenberg (sigarenmaker) |
1928 | A. Faas |
1923 | Willem van Driel (schoenmaker) - Johannes van Esch (sigarenmaker) |
1928 | L. van Es - W. de Ren |
1923 | Johannes G. Craane (rijtuigmaker) |
1928 | J.G. Craane - W. Heesakkers |
1928 | J.H. Hueber - H.J. Schel - F. Tijbosch |
1928 | J. van Pinxten |
1923 | wed. Hendrikus van Diem (zonder) - Cornelis W.A. Faas (sigarenmaker) - Johannes W.C. Faas (sigarenmaker) |
1928 | wed. H. van Diem |
1908 | M. van Aalst (mr. schoenmaker) - B. van Dongen (sigarenmaker) - A. Heijmans (hovenier) |
1910 | M. van Aalst (mr. schoenmaker) - H. Brakmeijer (pakhuisknecht) - A. Heijmans (hovenier) |
1923 | Marinus van Aalst (schoenmaker) |
1928 | M. van Aalst - L. de Raaf - mej. J.M. Ruijters (boven) |
1875 | (Aan de Kruiskerk G 70): wed. W. Kalberg (mr. zilversmid) |
1928 | , wed. C.W.Cl. Müller |
1865 | (Kuipertjeswal G 71): F. Smits (aanspreker en lijkbezorger) |
1908 | M.J. Rijkers (arbeider) |
1910 | M. Rijkers (arbeider) |
1875 | (Kuiperswal G 72): wed. M. van der Donk (winkelier) |
1881 | (Kuiperswal G 72): wed. M. van der Donk (winkelierster) |
1910 | wed. S. Weijmer |
1928 | P.G.M. Goulmy |
1908 | W. Habraken (pakhuisknecht) - A. v.d. Ven (slachter) - M. v.d. Ven (likeurstoker) |
1910 | W. Habraken (pakhuisknecht) - M. Pos (brouwersknecht) - D. Valstar (schilder) - M. v.d. Ven (likeurstoker) |
1923 | wed. Johannes de Bie (zonder) - Wilhelmus Habraken (pakhuisknecht) |
1928 | wed. G.J. van Bers - wed. J. de Bie - J.M.L. Broeders - H. Sidler |
1943 | J. Heesakkers (timmerman) - G.W. Kradolfer (los arbeider) - wed. M. Sidler-Heesakkers |
1910 | J.C. Coppens (handelsagent) |
1928 | M.J. van Riel |
1943 | M.J. van Riel (wafelbakker) |
1892 | W.P. Jansen Sas |
1908 | J. van Bergen (bakker) - V. Kennis (sigarensorteerder) |
1910 | V. Kennis (sigarensorteerder) |
1928 | V.L.A. Kennis |
1908 | Patronaat van St. Catharina |
1910 | Patronaat van St. Catharina |
1928 | Patronaatsgebouw |
1865 | W. Dupont (bleeker) |
1881 | M. van Kemmeren (bleekster) |
1908 | A. Teulings (bleeker) |
1910 | A. Teulings (bleeker) |
1928 | W.C.A. Kuipers |
1943 | H.W. van de Langenberg (spoorwegbeambte) |
1943 | H.J.A.G. Heiligers (administrateur) - W.J.F. van Zon (kuiperij) |
1908 | P.H. Korver (stoelenzetster St. Catharina) |
1910 | J. Bartels (schoenmaker) |
1923 | Johannes Bartels (zadelmaker) |
1928 | J. Bartels |
1943 | W.J.A. Bes (slager) |
1894 | R.K. kerkbestuur van St-Cathrien |
1908 | H.C. Verhoeven (bloemist) |
1910 | H.C. Verhoeven (bloemist) |
1928 | H.C. Verhoeven - J.F.H. Verhoeven |
1943 | J.F.H. Verhoeven (beambte) |
1908 | J. van Beek (timmerman) |
1910 | H. van de Ven (passementwerker) |
1928 | A. van Schijndel |
1943 | A. van Schijndel |
5211 GX 1..49 5211 GX 2..10
1909 : rechts 1..35, links 2..8
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1770-1850 LI (1981) 215