afb. ca 1975
De Krommeweg in de wijk De Hofstad begint bij de Zuid-Willemsvaart, kruist de straten Hofstad, Oude Hofstad en Nieuwe Hofstad, en gaat tenslotte over in de Verlengde Krommeweg. Deze weg was oorspronkelijk een afsplitsing van de Binnendieze.> Deze tak was de oude, natuurlijke bedding van de rivier De Aa, die bij de voormalige waterpoort de Kleine Hekel - ook wel Anthoniushekel genoemd - de stad binnenstroomde. Deze waterpoort maakte onderdeel uit van de tweede stadsmuur, waarvan de bouw eind 13e, begin 14e eeuw begon. De Kleine Hekel lag ongeveer ter hoogte van het huidige kruispunt Oostwal en Zuid-Willemsvaart, iets ten noorden van de voormalige Anthoniuspoort. Deze belangrijke stadspoort uit de tweede stadsomwalling verzorgde de toegang vanuit de richting Den Dungen, Sint-Michielsgestel en Schijndel. De poort raakte ernstig beschadigd door het beleg in 1601 van prins Maurits, in 1618 werd het gebouw gesloopt. Daarvoor in de plaats werd Bastion Anthonie opgericht, dat de taak had om De Aa te beveiligen en het Hinthamerbolwerk en Bastion Baselaar van flankerend vuur te voorzien. Naast waterinlaat functioneerde de Kleine Hekel waarschijnlijk ook ten behoeve van het scheepvaartverkeer. Uit een opmeting uit 1757 bleek de dagwijdte van de inlaatpoort 4,50 meter te bedragen. De waterpoort bestond uit één overwelfde doorgang, die met een 'hekel', een boom met lange ijzeren pinnen, kon worden afgesloten. Hiermee werd voorkomen dat ongewenste personen ongemerkt de stad konden binnen- of uitvaren. Nadat De Aa via de Kleine Hekel de stad was binnengestroomd, splitste die zich in een 'Hofstadstroom' en een 'Hinthamerstroom'. De laatstgenoemde Diezetak stroomde langs de Bank van Lening aan de Schilderstraat, de zuidelijke muur van het gebouw was tevens kademuur van de Binnendieze. De waterloop mondde uit in de haakse bocht van de Groote Stroom bij de Zusters van Orthenpoort. Door het graven van de Zuid-Willemsvaart (1822-1826) werd de verbinding tussen beide Diezetakken verbroken. De Hinthamerstroom werd niet meer door De Aa en Dommel gevoed en kreeg de naam Doode Stroom. Deze werd tussen 1923 en 1929 in twee fasen gedempt, de dichtgemetselde uitmonding in de Groote Stroom is nog zichtbaar. In 1825 werd de Kleine Hekel afgebroken ten behoeve van de aanleg van 'de kanaal'. Niet veel later werd de Hofstadstroom gedempt, de Krommeweg was geboren. De straatnaam verwijst naar het oorspronkelijk kromme verloop van deze voormalige Binnendiezetak. |
Vanaf begin 14e eeuw stroomde het riviertje De Aa via waterpoort de Kleine Hekel de stad 's-Hertogenbosch binnen. Deze waterinlaat maakte deel uit van de tweede stadsmuur, die hier Oostwal werd genoemd. De hekel lag ongeveer ter hoogte van het huidige kruispunt Oostwal en Zuid-Willemsvaart. Nadat De Aa via de Kleine Hekel de stad was binnengestroomd, splitste die zich in een 'Hofstadstroom' en een 'Hinthamerstroom'. Tijdens de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1822-1826) werd in 1825 de Kleine Hekel afgebroken. Niet veel later werd de Hofstadstroom gedempt, de Krommeweg was geboren. De straatnaam verwijst naar het oorspronkelijk kromme verloop van deze voormalige Binnendiezetak. Rond 1900 vestigde Hein Bouwmans zich als meester-kuiper aan de Krommeweg nummer 2. Hij maakte kuipen en vaten, die vanuit de werkplaats per handkar naar de Veemarkt (het latere Kardinaal van Rossumplein) werden gebracht om verkocht te worden aan boeren en veehandelaren. Van een wijnvat van Verlinden maakte een kuiper twee waskuipen. Van het residu op de bodem van het wijnvat konden een tot twee flessen wijn of port gevuld worden. Later repareerde Bouwmans ook houten wasmachines (tobbes). Volgens het adresboek van 1908 waren er in dat jaar in 's-Hertogenbosch vijf kuipers met een eigen kuiperij werkzaam. Het gezin van Bouwmans betrok de woning boven de kuiperij op nummer 2A. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, die na hun trouwen nagenoeg allen op de Krommeweg of directe omgeving bleven wonen. Lange tijd was Bouwmans de enige middenstander aan de Krommeweg. In 1947 nam zijn zoon Theodorus de kuiperij over. Toen deze midden zestiger jaren stopte, was hij de laatste, zelfstandige, Bossche kuiper. Het pand tegenover de kuiperij, Krommeweg 1, was gebouwd door meester-brouwer H. Cléphas. Daarnaast was een opslagplaats van sanitair van Rouppe van der Voort. Diens buurman was Gerrit Beunis met zijn kolenhandel. Dan kreeg je de garagehouder voor auto's Van Mossel. Op het volgende adres was het grote pand met als tijdelijke huurder de NCI (Nederlandse Confectie Industrie), waar meisjes op naaimachines kleding vervaardigden. In hetzelfde gebouw was het Don Bosco-parochiehuis gehuisvest, dat ook als buurthuis fungeerde. Op de hoek van de Zuid-Willemsvaart en Krommeweg zat Gerrit de Preeter met zijn motorfietsenwinkel en werkplaats, hij verkocht de Tsjechische merken Jawa en CZ. De gewone bewoning met mensen zat hoofdzakelijk aan de westkant van de Krommeweg. | 5 |
Vast te stellen de straatnamen Hofstad, Kleine Hofstad, Krommeweg, Oude Hofstad, Pulverplaats, Verlengde-Krommeweg voor de wegen in de Hofstad, zoals deze zijn aangeduid op de bij dit besluit behorende tekening van de dienst van Gemeentewerken nr. 41261. |
1910 | H. Bouwmans (mr. kuiper) |
1923 | Hendrikus Boumans (kuiper) |
1928 | H. Bouwmans |
1943 | H. Bouwmans (kuiper) |
1923 | Izaak ten Bosch (koopman) |
1928 | A.F.P. van de Meerendonk |
1943 | P. van Helvoirt (los arbeider) |
1923 | Antonius W.M. Biermans (winkelbediende) |
1928 | A.G. Heesakkers |
1943 | C.M. van der Aa (arbeider) |
1928 | J. van Engelen |
1943 | C. de Haas |
1923 | Johannes van Engelen (machinist) |
1928 | J.G. Heinrichs |
1943 | A. van Dartel (timmerman) |
1923 | Antonius F. van Bers (meubelmaker) |
1928 | J.A. Satter |
1943 | J.A. de Ruijter (grondwerker) |
1928 | Th.A.P. van Schijndel |
1943 | L. van Dijk |
1928 | J. van Engelen |
1943 | J.W. Brusse - J.M. Caron (huishoudster) |
1923 | Jacobus J. van den Broek (koperslager) |
1928 | J.J. van den Broek - wed. A.F. van Schijndel |
1943 | G.H. Kuijs (mandenschilder) |
1910 | A. Merkenhof (schoenmaker) - J. Verhoeven (sigarenmaker) - J. Walschots (timmerman) |
1928 | G.W. Hendriks - C.C.A. van der Putten - A. Reus - M. Reus |
1943 | A.H. van Gelder (koopman) - G.W. Hendriks (sigarensorteerder) - G. Kuipers (sigarenmaker) - A.L.A. Maas |
1910 | B. van Bockel (tuinman) |
1928 | C.P. Hendriks - Th.W. van den Wildenberg |
1943 | M. van Esch (vertegenwoordiger) - C.J. van Esch-Brands - H.J.N.A. Meulesteen (opperman) - L.F. Pijnenburg (sigarenmaker) |
1908 | J. Hanegraaf (pakhuisknecht) - A. Klerk (leerlooier) |
1910 | G.J. van Bockel (sigarenmaker) - C.M.B. Ubert (schoenmaker) |
1928 | J.H. Stikkers - C.W. Vogel |
1943 | M. Sanders (opperman) - J.H. Stikkers (schoenmaker) |
1908 | R. van Dijk (schoenmaker) - J. Meesters (schoenmaker) |
1910 | A.F. Duriëux (passementwerker) - J. Meesters (schoenmaker) |
1923 | Albertus F. Duriëux (zonder) - wed. Johannes de Graaf (werkster) |
1928 | A.F. Duriëux - J.j. van der Heijden - Th. Timmermans |
1943 | J.G.R.L. Craane (huisschilder) - A. Fleuren (arb. N.S.) |
1908 | J. Valentijn - Th. Verzantvoort (sigarenmaker) |
1910 | F.H. Langenhuizen (loodpl.) - J. Valentijn |
1923 | Johannes M.J. Bergman (betonwerker) |
1928 | H.N. Brakmeijer - wed. M. Brands - echtg. M. van Esch |
1943 | P.M. van Helvoort (arbeider) - M. van der Ven (fabrieksarbeider) |
1908 | G. van Boekel (sigarenmaker) - N. Martens (passementwerker) |
1910 | A. Verzantvoort (sigarenmaker) - J. van Wanrooij (passementwerker) |
1928 | J.A. Mangé - L. Schapendonk - A.Th.F. Verzantvoort |
1943 | J.C. Kwaks (opperman) - A.T.F. Verzantvoort (sigarenmaker en koopman) |
1908 | F. Veroppen (metselaar) - F. Verzantvoort (sigarenmaker) |
1910 | F. Smits (sigarensorteerder) - F. Verappen (metselaar) |
1928 | J.C. Assmann - echtg. F.M. de Vlam - J.W.A. de Vlam |
1943 | F.N. Assmann (melkventer) - J.C. Assmann (arbeider) - G. van Boxtel (muzikant) |
1908 | W. Raes (passementwerker) |
1910 | F.W. Scheepens (sigarenmaker) |
1928 | W.F. Heesters - L.A. Werst |
1943 | wed. P. Gloudemans-Richters - Werst. L.A. (pakhuisknecht) |
1908 | H. Bouwmans (mr. kuiper) |
1910 | Metaalwarenfabriek G. van Gerve |
1928 | G. van Gerve |
1908 | A. Kuijpers (kopergieter) |
1908 | Metaalwarenfabriek G. van Gerve |
1910 | A. Kuijpers (tinwerker) |
1923 | Franciscus Aarsel (sigarenmaker) |
1928 | F. Aarsel |
1943 | T.J. Timmermans (rijwielhersteller) |
1908 | L. van den Broek (hovenier) |
1923 | Franciscus Bonte (timmerman) |
1928 | M.W. Bouwhuijzen en Zn. |
1943 | G.A. Beunis (koopman) |
1910 | H. Cléphas (mr. brouwer) |
1928 | J.A. van Mierlo |
1943 | C.P. Hendriks (sigarenmaker) - G.P.J. Hendriks (kantoorbediende) |
5211 RK 1..27 5211 RK 2..36
1909 : rechts 1..9, links 2..20
J.J.M. Franssen, De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw XXXIII (1976) 192, 215