De Cuperinusstraat ligt in de wijk Het Zand en is genoemd naar Albertus Cuperinus, die omstreeks 1500 in 's-Hertogenbosch is geboren. Hij trad in in het Cisterciënserklooster in Elshout. Daar is hij op circa 65-jarige leeftijd overleden.
Cuperinus is bekend geworden, omdat hij in een kroniek de geschiedenis van zijn geboortestad heeft beschreven. Voor de oudere gedeelten heeft hij gebruik gemaakt van de kronieken van Van Os en van Molius. Taferelen uit de zestiende eeuw beschrijft hij alsof hij ze zelf heeft gezien.
In 1848 liet stadsarchivaris C.R. Hermans de kroniek can Cuperinus in druk uitgeven. Daaraan ontlenen wij de volgende passages. In 1520 werd er een moord gepleegd in de Ridderstraat: „In dit jaer op Sint Jorisavond, zijn geweest twee jonge boeven, diemen toch niet kent, ende zijn gheclommen in die Ridderstraet in een huys, ende hebben daer vermoort eenen man in sijn selfs huys wesende eenen postey-backer, ende hebben hem gegeven twee of dry steken en voort zijn kele halff afgesneden ende toen hij doot was, hem een mes bebloet in sijn hant gegeven, in manieren oft hij sij selven vermoort hadde, ende doen die keerse uut geblasen en die doere toe getogen.”
In die tijd was het bijzonder slecht gesteld mat de stadsfinaciën. Daarom organiseerde Den Bosch zélf een loterij: „om uut haren commer te commen: die groote loten waren ses silvere kannen wert”. Er werden 110.000 loten verkocht; het eerste lot werd getrokken „den lesten dacht in Julio te drie hueren nae middach, duerende XVII dagen en nachten”. Een lange trekking!
In de tijd van Cuperinus kwamen de eerste tekenen van hervorming in de stad. Fel werden deze 'ketters' bestreden.
„V of VI quade onverlaten tyrannen Luters boeven ende hebben onse Heere Godst sijn beelt zijn armen opten kerkhoff af gehouden en mit messen in zijn lijff gesteken tot IIII of vijf plaetsen in een steenen beelt.”
Albertus Cuperinus heeft ook de voltooiing van de Sint-Janskerk mee mogen maken. In het begin is men misschien bedacht geweest op een vervuiling van de kerk, gezien zijn aantekeningen uit 1522: „... is eerst verboden, datmen gheen toortyse mocht bernende hebben inder kercken van Sint Jans, mer die prectsoel stont buten der kercken voor die troudoer en daar wijde men die kerssen, omdat men die kerck niet bederven en soude van den roock.”
Als hoogste punt werd er in 1529 in het midden van de Sint Jan een vieringtoren van hout gebouwd, bekroond met een koperen beeld van de patroon van de kerk: „In dit jaar, op den eerste dach van Julio, als den grooten houten thoren op die kerck, volmaecht was, soo heeft men Sint Jan wesende van copere gemaect, wegende XIIIc pont (= 1400 pond), mit twee zeelen, reyckende van dat opperste vanden nieuwe thoren tot midden in die loodse, staende aen dat chorenhuys, gewonden op, binnen een halff huere.”
Uit 1558 dateert de laatste aantekening van Cuperinus: ”In dit jaer persevereerde noch ten Bosch die pestilencie, daer groot volck af storff.”
| |