afb. GAHt (Koos Post), 5 augustus 1980
Het plein wat nu Parade heet, maakte in de middeleeuwen deel uit van het uitgestrekte, ommuurde gebied van het Groot Begijnhof. Na de dood in 1675 van de laatste begijn, Cornelia van Deursen, ontstonden felle geschillen over de eigendom van het terrein. Deze onenigheden duurden tot 1721. Toen werd het oostelijke deel van het gebied staatseigendom, het westelijke deel stadseigendom. Op het landsdeel werden in 1741 paardenstallen voor de bereden veldartillerie en cavalerie gebouwd. De stad liet het haar toebedeelde domein in 1749 inrichten als parade- en exercitieterrein. Rond 1850 wilde de minister van oorlog hier nog een overdekte manage naast bouwen, maar dit werd door het stadsbestuur tegengehouden. In 1900 kwam die manage er toch, maar dan aan de Hekellaan. Op 6 augustus 1903 stichtte de zestienjarige Adriaan Mulder brand op de hooizolder van het eerste stalblok aan de Parade. De vier hier in garnizoen gelegerde batterijen van het 3e Regiment Veldartillerie waren wegens schietoefeningen op Schietkamp Oldebroek (Gelderland) niet aanwezig. Als reden voor zijn actie gaf de brandstichter aan: 'dat hij zo barsch door zijn vader behandeld werd'. Voor zijn daad werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. De herbouw van het afgebrande stalblok vond begin 1909 plaats. In 1934 werden de paardenstallen gesloopt ten behoeve van de nieuwbouw van de Casinoschouwburg. De sociëteit Casino had tot dan toe een theaterzaal met toegang aan de Papenhulst. Het straatje dat toen werd aangelegd tussen de Triniteitsstraat en de Casinotuin, werd ter herinnering aan het militaire paardenvolk Cavaleriestraat genoemd. |
1943 | J.F.C. van Amelsvoort (onderwijzer) |
1943 | J.P. Apers (accountant) |
1943 | J.J.M. Wilbers |
1943 | A.C. Kalle (adj. comm. posterijen) |
1943 | A.H.M. Cooymans (Hfdinsp. de Gruyter) |
1943 | J.N.A. Boileau (reiziger) |
5211 KX 1.. 5 5211 KX 2..10