-- Luik, A.I. 1513-1533 (1513-1537) Den Bosch Dirck die Wolff, Dirick die Wolf, Dierck de Wolff, werd in Den Bosch geboren als zoon van Jan Jans die Wolff en van Henricxken Dircx van Berze. Zijn vader was een natuurlijke zoon van Jan Jan Claes Jans die Wolff. Claes Janss die Wolff wordt in het Bosch' protocol vermeld vanaf omstreeks 1429. Zijn zoon Jan bezat een huis en erf bij de Visbrug aan de Vismarkt en overleed vóór 1452. Hij liet bij zijn vrouw Yda vijf kinderen achter: Willem, Mechtelt, Geertruyt, Claes en Jan. Op 31 januari 1452 droegen ze hun vaders huis over aan een zekere Henric Willem Melys nadat hun moeder afstand had gedaan van het vruchtgebruik. Mechtelt en Geertruyt waren toen respectievelijk getrouwd met Willem van Gewanden en met Ghijsbrecht Jans van Hees. Hun broer Claes overleed tussen 1476 en 1480. Diens vrouw Lysbeth, dochter van Vranck Rycouts soen, leefde nog in 1486 en had van hem één zoon: Jan. Deze wordt in het Bosch' protocol vanaf 1472 vermeld als man van Hadewich, dochter van Claes vanden Broeck en van Katherijn Henricx vanden Nuwenhuyse. De twee proosten van de O.L.V.-broederschap en heer Gerit van Beest (nr.37) verleenden op 3 april 1504 aan Jan die Wolf Claess een kwitantie voor "drie Ungersche gulden ende enen Postulaets gulden geheyten Hondekens gulden, goed van goude ende gerecht van gewichte," en voor "enen gouden Andries gulden ende enen Philippus schilt". Jan die Wolff had hen deze munten onder bepaalde voorwaarden geschonken. Van 1508 tot 1511 fungeerde hij als één van de zes goede mannen of gecommitteerden tot de financiën van Den Bosch. Hij overleed vóór 1524 en liet vermoedelijk een zoon Claes achter. In oktober 1525 is althans sprake van een huis in de St.Jorisstraat, ook wel de Oude Huls genoemd, gelegen naast het refugiehuis van Berne enerzijds en naast dat van Claes Jans die Wolff, bontwerker, anderzijds. 1) Jan Jan Claess Jans die Wolff, de grootvader van de notaris, komt vanaf 1452 voor in het Bosch’ protocol. Misschien was hij koopman van beroep. Op 23 juni 1473 beloofde hij bijvoorbeeld dat hij 270 gulden zou betalen aan Yewaen Yewaen Claes Lathouwers, poorter van Ytsteyn. Deze geldsom moest vóór 1 oktober op Jans kosten worden overhandigd in de herberg van Johan Lebensteyn, welke herberg "dat Sweert" genoemd werd en gelegen was "opten Doemhoff" te Keulen. Jan overleed in 1486 als man van Jenneken, dochter van Lambert Reyners van Berze en van Margriet Jans Wall. Jenneken komt in 1503 nog voor als zijn weduwe en had van hem twee zoons: heer Reyner en Lambert. Verder had Jan bij Yda Arnt Jans nog een natuurlijke zoon: Jan. Heer Reyner wordt in het Bosch' protocol vermeld vanaf 1476 en werd tussen 1489 en 1492 tot priester gewijd. Omstreeks 1520 was hij kanunnik van de St.Jan en woonde hij in de Hinthamerstraat. Heer Reyner had een natuurlijke zoon Jacop die vóór 1548 van de kinderen en kleinkinderen van Henrick Kuyst, waaronder ook de kinderen van diens zoon wijlen meester Claes Kuyst (zie onder), de herberg "de Roode Poort" in de Hinthamerstraat kocht. 2)
Heer Reyners broer Lambert komt eveneens vanaf 1476 in het Bosch' protocol voor en was in 1497/98 en 1506/07 schepen van Den Bosch. In 1497 wordt hij genoemd als man van Katherijn, dochter van Jan Peters Wytmeri die in 1470/71 als schepen van Den Bosch was overleden. Katherijn had twee zusters: Mechtelt en Lysbeth. Ze waren respectievelijk getrouwd met voornoemde meester Claes Kuyst, stadssecretaris, en met meester Henrick Pelgrom, eveneens stadssecretaris en vader van meester Peter Pelgrom (nr.309). Vermoedelijk overleed Katherijn vóór 1503 want in 1502/03 woonde Lambert samen met zijn moeder in de Postelstraat. Lambert die Wolff leefde nog op 4 november 1519. Hij was op die datum samen met meester Claes Kuyst als getuige aanwezig toen Henrick Kuyst, meester van de Tafel van de H.Geest, en Jan van Balen (nr.31) ten overstaan van Dirck die Wolff als notaris een schuldvergelijking aangingen. Lambert had minstens twee kinderen: Jenneken en Jan. Jenneken was eerst getrouwd met Arnt Dirck Arntss en hertrouwde omstreeks 1526 met Daniel van Vlierden senior (nr.405) van wie ze drie zoons had. Haar broer Jan had tussen 1534 en 1548 viermaal zitting in de schepenbank en was van 1548 tot 1550 één van de vier rentmeesters van Den Bosch. Jan Lamberts die Wolff verkocht op 18 mei 1526 de herberg "de Gouden Leeuw" aan de Zadelmakerstraat (nu Schapenmarkt) en kocht in april 1529 een huis tegenover de St.Joriskapel aan de Oude Huls (nu St.Jorisstraat) dat op 10 december 1560 door zijn kinderen Lambert en Jenneken, echtgenote van Jan Jans Liebergen, weer verkocht werd. Behalve Lambert en Jenneken had hij nog minstens twee andere kinderen: Katherijn, echtgenote van Abraham Henrick Thomassoen, en Aelken, echtgenote van Aert Corneliss van Horenbeeck. 3)
Jan die Wolff, de vader van de notaris, komt vanaf 1473 in het Bosch' protocol voor als natuurlijke zoon van Jan die Wolff en van Yda, dochter van Arnt Jans soen. Vermoedelijk woonde zijn moeder in Waalwijk want in 1492 gaf hij een hofstad met gebouwen aldaar in erfcijns uit die hij van zijn moeder had verworven. Zelf woonde hij tot 1483 waarschijnlijk bij zijn vader in huis. Op 2 augustus 1483 beloofde hij althans dat hij zijn vader vóór 25 december van dat jaar 125 gouden Rijnsgulden zou betalen ter vergoeding van de onkosten die deze de voorgaande vijf jaar had gehad vanwege zijn levensonderhoud ("occasione expensarum dictarum 'montcosten'"). Later bezat hij zelf onder meer een huis met erf op het Ortheneinde. Vanaf 1482 komt Jan voor als man van Henricxken, dochter van Dirck van Berze. Deze laatste was in 1459/60 schepen van Den Bosch en had behalve Henricxken nog een dochter Katherijn. Deze tante van de notaris was omstreeks 1488 getrouwd met Lodewich, zoon van meester Lodewich vander Heyden, en later met Dirck Jacop Willems van Hedel. Van haar vader erfde Katherijn waarschijnlijk het stenen huis aan de Markt geheten "Rodenborch" (de Rodenburg). Van 1499 tot 1511 verhuurde ze een deel van dit huis aan de zes gecommitteerden die er hun kantoor hielden. Eén van deze gecommitteerden was in dezelfde periode haar man Dirck van Hedel. Na 1511 huisden de gecommitteerden achtereenvolgens in het Gulden Lavoir en de Engel, twee andere panden aan de Markt, om in 1527 weer op de Rodenburg terug te keren. Dirck van Hedel werd in 1514 aangesteld als één van de vier bouw- en artilleriemeesters van de stad. Zijn vrouw Katherijn overhandigde op 28 augustus 1524 in hun woonhuis de Rodenburg haar besloten testament aan meester Peter Pelgrom (nr.309). Kort daarna overleed ze. Toen de meester Peter het testament op 26 oktober 1524 in de Engel opende was Dirck van Hedel nog in leven. Volgens Van Sasse van Ysselt had hij bij Katherijn twee kinderen: Katherijn, echtgenote van meester Goyart Tengnagel, en Jacop, echtgenoot van Lysbeth Goessens van Doerne. 4)
Dircks moeder Henricxken was vóór 1482 al getrouwd geweest met een zekere meester Arnt Hack alias Zweders (Zweers). Deze had bij haar een zoon geheten meester Lambrecht Zweers alias Hacken die net als zijn ouders vóór 1524 overleed. Meester Lambrecht Zweers, die dus een halfbroer was van de notaris, had minstens vier kinderen: Dirck, Margriet, Arnt en Hilleken. Ze bezaten in 1524 een kwart van een huis aan de Oude Huls waarvan een ander kwart toebehoorde aan Dirck die Wolff. Vermoedelijk hadden Dirck die Wolff en meester Lambrecht Zweers ieder een kwart geërfd van hun moeder Henricxken want haar zuster Katherijn vermaakte in 1524 de andere helft aan het Groot Gasthuis. Arnt Zweers, die bij de opening van Katherijns testament werd aangeduid als "buyten lants wesende", woonde omstreeks 1530 te Antwerpen. Zijn oom Dirck die Wolff trad toen in Den Bosch en omgeving samen met een zekere Claes Jans van Delft op als zijn gevolmachtigde. 5)
Dirck die Wolff wordt al in 1486 en 1488 in het Bosch' protocol vermeld als minderjarige zoon van Jan Jans die Wolff. Hij was van omstreeks 1500 tot 1523 werkzaam als secretarieklerk. Al op 22 december 1500 assisteerde hij in een achterkamer van de secretarie meester Peter van Os (nr.292) bij het maken van een collatie en een dag later deed hij hetzelfde in het woonhuis van deze secretaris aan de Oude Huls. Vermoedelijk fungeerde Dirck, die in beide akten wordt aangeduid als clericus van het bisdom Luik, als meester Peters klerk en ingrossator. In de rekeningen van de stad en andere instellingen wordt Dirck tot 1523 ook veelvuldig genoemd in verband met losse schrijfwerkzaamheden. Zo vermeldt de rekening van de O.L.V.-broederschap over het jaar 1502/03: "Item gegeven Dircken die Wolff, clerck, van enen boexken vuyt te copieren ... want' haest hadde, ii stuvers." Later vervaardigde hij voor de broederschap ook meerdere afschriften van een pauselijke bul met aflaat. Op 14 augustus 1507 moest Dirck die Wolff een schepenakte van 19 juli 1496 opnieuw uitschrijven omdat Jan van Balen (nr.31), die de akte eerder had geïngrosseerd, de oorspronkelijke grosse was kwijtgeraakt. Ook komt Dirck tussen 1504 en 1523 regelmatig voor als schrijver van processtukken. Zo schreef hij in 1510/11 het verweer van Gerit de harnasmaker uit Amsterdam die met de stad Den Bosch in een proces verwikkeld was en fungeerde hij in hetzelfde jaar als schrijver in een proces waarbij Victor vander Moelen (nr.268) het St.Janskapittel verdedigde tegen een aanklacht van illegale wijnverkoop. 6)
Nadat meester Henrick die Bye senior (nr.47) op 8 mei 1523 was gestorven werden Dirck die Wolff en meester Peter Pelgrom (nr.309) in zijn plaats benoemd tot klerken van de zes gecommitteerden tot de stadsfinanciën. Hun hoofdtaak was het minuteren en ingrosseren van de stadsrekeningen waarnaast ze ook allerlei los schrijfwerk voor de gecommitteerden verrichten. Ze ontvingen daarvoor een jaarsalaris van 40 Carolusgulden per persoon. Meester Henrick die Bye junior (nr.48) assisteerde hen maar kreeg daarvoor geen vast salaris. Vanaf 1527 noemden beide klerken zich stadsnotaris. Hun taak en salaris bleven echter ongewijzigd. Dit laatste leidde soms tot ontevredenheid zoals kan worden opgemaakt uit de stadsrekening van 1527/28: "Item meester Peteren Pelgrom ende Dircken de Wolff, als deser stadt ende der voirg. gecommitteerde notarissen, byden drie leden der selver stat dair toe gecoren ende geordineert, ende metten selven gecommitteerde alsoe desen stadt gedient hebben van desen rekeninge te ingrosseren ende te maken, vele ende versceydene ander scriften te scryven, mennichfoldiger dan gewoenlyck is vuyt saken des oirloighs voirs., ende inden voirs. dienst daigelix ende gestaidelyck in alles dien aenclevende wesende zonder ander occupatien te hebbene, te sueckene, te doene [ofte] te exercerene, voer hueren salaris ofte gagien nyet meer dan gewoenlyck is, te wetene elcken xl Ca.gl." Dirck die Wolff, die als stadsnotaris ook wel deel uitmaakte van stadsdelegaties, behield zijn functie tot zijn dood in 1537. Hij werd opgevolgd door meester Henrick die Bye (nr.48). 7)
Tussen 1513 en 1520 trad Dirck die Wolff ook veelvuldig op als openbaar notaris. Het betreft daarbij vrijwel steeds handelingen die samenhingen met zijn werkzaamheden op de secretarie zoals de openbare verkoop van opgewonnen goederen of de overdracht van goederen aan geestelijke instellingen als het Groot Gasthuis. Nadat hij in 1523 stadsnotaris was geworden trad Dirck nog maar zelden op als openbaar notaris. Wel tekende hij op 16 mei 1530 als zodanig een protest op van het stadsbestuur tegen de toestemming die de Raad van Brabant aan de stad had verleend om renten op haar goederen te vestigen. De stad verklaarde daarvoor van niemand toestemming nodig te hebben. Zoals uit de stadsrekening van 1530/31 blijkt werd één van de exemplaren van deze protestakte geïngrosseerd door Dirck van Bylant (nr.49): "Item gegeven Dircken van Bylant, scryver inde camer, van eenen instrumente te ingrosseren gepasseert voir Dircken die Wolff als notaris, begrijpende een protestatie byden drie leden deser stadt gedaen van nyet te behoeven ennich consent vuten Hove omme op dese stat renten te vercoopen ... ." Verder stelde Dirck die Wolff in 1530 en 1533 nog twee testamenten op waarvan het eerste werd uitgeschreven door Dirck van Lieshout (nr.243). Het tweede bestond uit een katern van achttien perkamenten folia. Soms deed Dirck als notaris ook verslag van het sluiten van de stadsrekening (1524-1533) en van de rekening van het blok van de Markt (1525, 1533). 8)
In 1511/12 droeg Dirck die Wolff, cum prolibus, als inwoner van het blok van de Markt 4 Rijnsgulden bij aan de zetting. Hij behoorde daarmee tot de rijkste 13 procent van de Bossche belastingbetalers. Toen zijn tante Katherijn van Berze in 1524 overleed erfde hij van haar het huis de Rodenburg op de hoek van de Markt en de Tolbrugstraat, nu Marktstraat geheten (zie boven). Vanaf 1527 of eerder woonde hij ook in dit huis. Net als zijn tante vóór hem verhuurde hij een deel van de Rodenburg aan de zes gecommitteerden die er opnieuw hun rekenkamer vestigden. De bepaling dat de klerken van de gecommitteerden dagelijks op de rekenkamer aanwezig dienden te zijn zal voor Dirck dus geen probleem hebben gevormd. De huursom bedroeg 18 Carolusgulden per jaar waarnaast de stad nog eens 1 Carolusgulden betaalde aan de dienstmeid "voer huer vegen, keren ende ander diensten". Dirck die Wolff overleed in het begin van augustus 1537. Zijn weduwe Mary of Maryken bleef zeker tot in 1567 op de Rodenburg wonen en verhuurde daarvan tot 1553 nog steeds een deel aan de zes gecommitteerden die in 1547 werden vervangen door vier rentmeesters. In 1542, 1548 en 1549 verhoogde Maryken de huur respectievelijk tot 20, 24 en 33 Carolusgulden. Bij de zetting van 1552 werd ze aangeslagen voor 30 Carolusgulden waarmee ze tot de rijkste 5 procent van de Bossche belastingbetalers moet hebben behoord. Het jaar daarop werd de rekenkamer van de Rodenburg naar het Stadhuis verplaatst. Op 31 januari 1567 deed Maryken afstand van haar vruchtgebruik in de Rodenburg ten behoeve van haar dochter Katherijn. Deze was één van de twee dochters die Dirck die Wolff bij Maryken had achtergelaten: Yda en Katherijn. 9)
Yda was getrouwd met Henrick Hubrecht Henrickx die op 15 februari 1532 namens haar een erfcijns verkocht uit het pothuis dat tegen een hoek van de Rodenburg was aangebouwd en dienst deed als woonhuisje ("domuncula habitationis dicta communiter een winckel"). Yda's zuster Katherijn was tweemaal getrouwd. Haar eerste man was Gerart Willigermans senior, zoon van meester Boudewijn Willegermans en van Ermgart Wouters van Middegael. Hij was vóór 1540 al getrouwd geweest met Peterken, dochter van Philips Peter Wouters Heeren, maar had bij zijn eerste vrouw geen kinderen. Omstreeks 1556 was Gerart Willegermans senior pachter der belastingen in Den Bosch. Wouter Goyarts van Middegael en Maryken, weduwe van Dirck die Wolff, stelden zich in dat jaar samen met hem garant voor de betaling van 3338 Carolusgulden aan Anthonis vander Straten, rentmeester van de Staten van Brabant in het kwartier van Den Bosch. Dit gebeurde "ter saeck vanden impost van wynen, dranck ende vereenigde beden" die Gerart toen van de Staten van Brabant had gepacht. Katherijns tweede man was Rembout Jans van Luysel. In 1567 deed Maryken aan hem ten behoeve van haar dochter Katherijn afstand van haar vruchtgebruik in de Rodenburg. Katherijn had van haar eerste man Gerart Willgermans vier kinderen: Boudewijn, Dirixken, Peter en Gerart (junior). Boudewijn trouwde met Belyken, dochter van Jan Calff van Gorcom, en had bij haar twee kinderen: Mayken en Bertken. De eerste was getrouwd met Willem Aerts van Aelst, de tweede met Govart Adriaens die Raet. Boudewijns zuster Dirixken trouwde met Andries Janss van Haren. Hun broer Gerart was in 1561 nog minderjarig. 10)
Deze Gerart Willegermans junior trouwde later met Lysbeth Muyckens (zie nr.274). Zij was toen reeds weduwe van Gijsbert Jacop Dirckx van Hedel, een kleinzoon van Dirck van Hedel die omstreeks 1510 als man van Katherijn van Beerze op de Rodenburg had gewoond (zie boven). Uit dit eerste huwelijk had Lysbeth een dochter Mechtelt van Hedel die getrouwd was met jonkheer Wolphart Enttenfues of Endevoets en die van deze onder meer een dochter Katherijn had. Gerart Willegermans junior bezat omstreeks 1588 de helft van de Rodenburg. Andere delen waren in het bezit van zijn nichtjes Mayken en Bertken Willegermans. Gerart overleed vóór 1611 waarna zijn weduwe Lysbeth, die van hem geen kinderen had, eigenares werd van de helft van de Rodenburg waaraan ze vermoedelijk door koop nog een kwart toevoegde. Lysbeth overleed vóór 1615. Bij de verdeling van haar goederen in dat jaar onder de erfgenamen uit haar eerste huwelijk werd haar driekwart in de Rodenburg toegewezen aan haar kleindochter Katherijn Endevoets. Deze was toen inmiddels weduwe van Sr. Diego de la Portillo, commissaris der monstering in dienst van de aartshertogen Albert en Isabella. Op 8 oktober 1615 kocht Katherijn van de echtgenoten van Mayken en Bertken Willegermans ook het laatste kwart van de Rodenburg zodat dit huis toen geheel in haar bezit was. De Rodenburg werd op 16 april 1642 door Jan Henricks Vercamp opgewonnen van notaris Peter de Louw, curator van de minderjarige kinderen De la Portillo, en op 25 september 1642 bij openbare verkoop verkocht aan Henrick Vercamp, zoon van voornoemde Jan Vercamp. 11)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1199, fo.383v (1429), RA 1222, fo.153r (31 jan.1452), RA 1241, fo.380r (10 sept.1472), RA 1242, fo.197r (23 juni 1473), RA 1245, fo.382r-v (8 juli 1476), RA 1250, fo.111r (3 nov.1480), fo.121v-122v (10 jan.1481), RA 1252, fo.187r (13 nov.1482), RA 1253, fo.168v (1483/84), RA 1255, fo.137r (30 juni 1486), fo.215v (2 febr.1486), vgl. RA 1210, fo.259r (31 juli 1440: Goessen die Wolff, bontwerker); Bijlage II 31.4, 268.3, 268.4; Jacobs, Justitie, 280; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 449. |
2. | GAH, RA 1222, fo.153r (31 jan.1452), RA 1242, fo.197r (23 juni 1473), RA 1245, fo.397v-399r (5 mei 1476), RA 1248, fo.328r (1479), fo.332r (11 aug.1479), RA 1255, fo.160v (1485/86), RA 1256, fo.108v (15 nov.1486), fo.515r (1486/87), RA 1261, fo.507v (4 aug.1492), fo.524r, fo.538v (1491/92), RA 1261, fo.416v (26 jan.1492), fo.507v (1491/92), RA 1262, fo.222r (18 juni 1493), RA 1264, fo.247v (29 juli 1495), RA 1267, fo.73v (10 nov.1498), RA 1271, fo.49r (21 febr.1503); Bijlage II 134.19; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 248. |
3. | GAH, RA 1245, fo.397v-399r (5 mei 1476), RA 1250, fo.322r (4 juni 1481), RA 1253, fo.6r (1483/84), RA 1255, fo.160v (1485/86), fo.215v (2 febr.1486), RA 1256, fo.108v (15 nov.1486), fo.515r (1486/87), RA 1258, fo.389v-390r (1488/89), RA 1261, fo.507v (4 aug.1492), fo.524r, fo.538v (1491/92), RA 1265, fo.527v-529r (10 febr.1497), RA 1267, fo.73v (10 nov.1498); Bijlage II 420.10; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 246, 379, II 211, III 482, 526, vgl. II 50; [Van de Laar], Inventaris ... Schijndel, 32-33 nr.126; GAH, OA B12 (1502/03); Jacobs, Justitie, 266, 268-269, 271-272, 282; Van Rooij, Het oud-archief, I 27 nr.233, 290 nr.3561; Zie ook: GAH, OA B59 (1552/53: "Item henricken die Wolff, clerck inder scryfcamer ... "). |
4. | GAH, RA 1245, fo.397v-399r (5 mei 1476), RA 1248, fo.332r (11 aug.1479), RA 1250, fo.322r (4 juni 1481), RA 1251, fo.463v (19 juli 1482), RA 1252, fo.343v (2 aug.1483), RA 1254, fo.266r-v (11 apr.1485), fo.322v (18 juli 1485), RA 1255, fo.90v (1485/86), fo.215v (2 febr.1486), RA 1257, fo.235r-v (11 juni 1488), RA 1261, fo.416v (26 jan.1492); Bijlage II 246.18, 309.3, 309.4; Van Rooij, Het oud-archief, II 480 nr.1735; Jacobs, Justitie, 88-87, 96, 266; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 357-358; Vgl.: GAH, Coll.Aanv. 8085 (poorterboek), 15 mei 1474 (Theodoricus, filius quondam Johannis die Wolff). |
5. | GAH, RA 1255, fo.90v (1486), RA 1257, fo.235r-v (11 juni 1488), RA 1314, fo.153v (11 mei 1531), fo.282v-283r (16 febr.1531); Bijlage II 31.9, 309.3, 309.4; OLVB 89, fo.169r-v (30 sept.1530). |
6. | GAH, RA 1255, fo.90v (1486), RA 1257, fo.235r-v (11 juni 1488), RA 1265, fo.273v (19 juli 1496 en 14 aug.1507); Bijlage II 292.1, 292.2; OLVB 52, band 6, fo.99v (1502/03), fo.332v (1505/06), fo.400r (1506/07), fo.401r (1506/07); GAH, OA B14 (1504/05), B20 (1510/11); GAH, IVR 420 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1522/23. |
7. | GAH, OA B31 (1523/24) t/m B43 (1536/37). Gezien de hand en de opvallende initiaal in de vorm van een krullend blad zullen de meeste van de stadsrekeningen tussen B30 (1521/22) en B42 (1535/36) door Dirck die Wolff zijn geschreven; Van Zuijlen, Inventaris, 460. |
8. | Bijlage II 420.1 t/m 420.16; APB, St.Jan I, akte d.d. 12 mei 1533 (testament van Mechtelt, dochter van wijlen Alart Henrixsoen van Brede, poorteres van Den Bosch); GAH, OA, sluiten rekening: B31 (1523/24), B36 (1529/30), B38 (1531/32), B39 (1532/33), Dirck Bylant: B37 (1530/31) (= Van Zuijlen, Inventaris, 476); GAH, IVR 2 (rekeningen van het Blok van de Markt), 1524/25, 1532/33; Verwijzingen naar notariële akten: GAH, IVR 418 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1514/15, 1516/17, 419, 1521/22; Bijlage II 185.1; Door Dirck gecollationeerde afschriften: Bijlage II 371.1, 400.3; GAH, Amb.gilden, 227 (regest 198) (24 sept.1378); APB, St.Jan II, afschrift van een akte d.d. 18 dec.1512; GAH, Sassen 297 (regest 735) (14 mei 1530); OLVB 46/47 (1530-1537); Zie ook: GAH, GG 620 (1532/33); GAH, OA B42 (1535/36). |
9. | GAH, OA, zettingen: B21 (1511/12), B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 166-169, 188-190), huishuur: B33.II (1527/28), B34 (idem) t/m B56 (1549/50), overlijden: B43 (1536/37: "Item meester Peteren Pelgrom ende Dircken die Wolff, deser stat ende der voirs. gedeputeerden notarissen ... alsoe gedient hebben, te wetene meester Peter Pelgrom dit voirs. jaer vuyt ende Dirck die Wolff seliger omtrent twee maenden min, soe hy in augusto in tyde deser rekeninge gestorven is, ende in zyn plaetse meester Henric die Bye byden drie leden deser stat is gestelt ... "); Bijlage II 420.16; Hermans, Verzameling, 110. |
10. | GAH, RA 1390, fo.64v-65r (31 jan.1567); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 360-362, vgl. I 216-217, 350 ("Theodora de Wolff, gestorven 10 december 1621, dochter van Dirck, dochter van Thomas Dirckzoon en Geertrui, dochter van Arnold Emontszn." Deze Theodora, die wanneer in plaats van het tweede "dochter" "zoon" wordt gelezen misschien een achterkleindochter was van Dirck die Wolff, was getrouwd met Symon Fierlandts, rentmeester-generaal der domeinen in het kwartier van Den Bosch (overl. 8 apr.1601), en had van hem drie zonen: meester Maarten, rentmeestergeneraal der domeinen in het kwartier van Den Bosch (overl. vóór 1627), Theodore, secretaris en ontvanger-generaal van de graaf van Solre (1614), en Franchoys). |
11. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 357-363 (vermeldt op p.358-359 echter Mechtelt van Hedel als vrouw van Gerart Willegermans junior in plaats van haar moeder Lysbeth Muyckens). |