Cler. Luik, I. 1472 (1472-1500) Doullens*, Den Bosch Meester Arnt van Weilhusen, meester A(e)rt van Weylhuysen (die Jonghe), werd in Den Bosch geboren als zoon van de vorige notaris. Hij liet zich in 1434 als Arnoldus de Weylhuysen aan de Leuvense universiteit inschrijven en zal toen reeds clericus zijn geweest. Op 31 augustus 1434 verzocht hij namelijk aan de universiteitsraad om in verband met een beneficie een dagvaarding tegen heer Claes van Lyende uit te schrijven. Deze zal hem het recht op het beneficie hebben betwist. In 1434 en 1437 verzocht hij de raad tevens om degenen die hem vanwege zijn beneficie nog geld schuldig waren tot betaling te manen. Arnoldus de Weylhuysen de Buscoducis promoveerde op 28 maart 1439 als zesentwintigste van vijftig studenten tot meester in de artes. 1) Pas omstreeks 1450 keerde hij terug naar Den Bosch waar hij op 5 augustus 1451 tot adjunct-secretaris werd benoemd. Reden hiervoor was dat er in de centrale instellingen van de Bourgondische staat steeds vaker gebruik werd gemaakt van de Franse taal en "dat nyemant vanden secretarizen der voirs. stat die Walsche tael wail ende volcomelick soed van node is spreken, scriven of inder maten voirs. translateren en kunnen". Het stadsbestuur zocht daarom naar een jongeman die het Frans wel grondig beheerste. De keuze viel op meester Arnt "aengesien dat meester Arnt van Weylhuysen die Jonge, soe wy wail bevonden hebben, wail kan spreken ende scriven Walsch, dWalsch int Duytsche ende dat Duytsche inden Walschen translateren ende oversetten". Als adjunct zou hij niet met de vier secretarissen in de gezamelijke inkomsten delen maar wel kreeg hij het recht om als eerste één van zijn collega's op te volgen. Van de vier toenmalige secretarissen - meester Lambrecht van Doerne, meester Gerit Boest, Rutgher van Arkel (nr.14) en meester Arnt van Weilhusen senior (nr.414) - overleed de laatste in 1460/61 het eerst zodat meester Arnt junior zijn vader toen als secretaris moet zijn opgevolgd. In de periode tussen 1451 en 1461 had hij zich ter onderscheiding van hem steeds magister Arnoldus de Weilhusen junior of meester Arnt van Weilhusen die Jonghe genoemd, maar nadat zijn vader was overleden noemde hij zich net als deze magister Arnoldus de Weilhusen. De overgang van het secretarisambt van vader op zoon is daardoor in de bronnen nauwelijks waar te nemen. Meester Arnt (junior) bleef stadssecretaris tot zijn dood in 1500. Alleen in 1470/71 ontbreekt zijn hand in het Bosch’ protocol omdat hij toen als schepen fungeerde. 2)
In 1450 werd die jonghe meester Art van Weilhusen tevens als gezworen broeder opgenomen in de O.L.V.-broederschap. Kort daarna trouwde hij want in 1451/52 betaalde hij 10 stuivers aan de broederschap "van dat hij een wijf genomen hadde". Hetzelfde bedrag betaalde hij toen hij in 1470 zijn status verhoogde door schepen te worden. Verder ontving hij de broeders tussen 1466 en 1490 ook enkele malen bij zich thuis voor het nuttigen van de zwaan. Uit de rekeningen van de broederschap blijkt dat hij als secretaris regelmatig op reis was en daarbij de belangen van de broederschap niet uit het oog verloor. Zo betaalde de broederschap hem in 1456/57 ruim 4 gulden "van eenen patroen van Onser Vrouwen dat hy ons van meester Rogier tot Bruessel bracht". Van Dijck vermoedt dat met "meester Rogier tot Bruessel" Rogier vander Weyden is bedoeld. In 1461/62 zond meester Arnt op verzoek van de broederschap ook een bode vanuit Brussel naar Halle om daar contact op te nemen met her Art, onsen senger, en in 1469/70 reisde hij zelf vanuit Brussel naar Halle om daar voor de broederschap her Aert vanden Steen op te halen. In 1498/99 betaalde de broederschap aan meester Arnt van Weilhusen, secretaris, 4½ stuiver voor het ontwerpen en dicteren van een verzoekschrift gericht aan Rooms-koning Maximiliaan die toen tijdelijk in Den Bosch verbleef. Het verzoekschrift werd door Jan van Balen (nr.31) geminuteerd en tweemaal geïngrosseerd. Uit andere akten blijkt dat de hand van de inmiddels meer dan tachtig jaar oude secretaris nauwelijks meer te lezen was zodat deze taakverdeling niet onverstandig was. Het verzoekschrift, dat de aandacht moest vestigen op de problemen die de broederschap ondervond bij het innen van bepaalde inkomsten uit de tol van Zaltbommel en Herwaarden, werd door een zekere her Reymprecht, riddere, aan de koning gepresenteerd. 3)
Behalve Jan van Balen (nr.31) ingrosseerden ook Wouter Bloyman (nr.55) en Victor vander Moelen (nr.268) schepenakten voor meester Arnt. Verder worden als zijn klerken nog genoemd Reyner vanden Porten en Reyner Jan Daems. Hij machtigde hen respectievelijk in 1476 en 1487 tot het innen van zijn cijnzen en pachten. Net als zijn vader liet meester Arnt voor zover bekend slechts één notariële akte achter. Het betreft een oorkonde die hij op 26 januari 1472 samen met Johannes Lobbe (-- Luik, I.) in de Picardische stad Doullens opstelde. Arnold, de oude hertog van Gelre, protesteerde daarin tegen zijn behandeling door "een zekere Adolf, zijn zoon," die hem zijn waardigheden had ontnomen en hem zes jaar lang in de kerkers van een kasteel gevangen had gehouden. De hertog van Bourgondië - Karel de Stoute - had hem tenslotte daaruit bevrijd. De akte zal mede tot stand zijn gekomen op instigatie van de Bourgondische hertog die in 1471 op zijn beurt Adolf gevangen had genomen om Arnold weer aan de macht te helpen. Behalve meester Jan Lobbe en meester Arnt van Weilhusen, die in 1472 respectievelijk secretaris van Leuven en secretaris van Den Bosch waren, woonden dit protest onder meer bij Ludovicus Raelants, burgemeester van Leuven, en Walterus Stephani, secretaris van Nijvel. Verder zijn uit Den Bosch nog enkele rekeningen bekend waarvan de sluiting door meester Arnt als notaris werd vastgelegd, alsmede enkele afschriften die hij als notaris collationeerde. Zo komt in de rekening van het Groot Gasthuis over het jaar 1472/73 de volgende post voor: "Item gegeven meester Arnt Tielemans (nr.390), vanden fundatien vanden Gasthuys uter stat bueck te scryven, die welck meester Arnt van Weylhuysen als notarius getekent heeft, 13½ stuvers." Op 20 mei 1486 legde meester Arnt van Weilhusen ten overstaan van Gerardus Jamess, notaris van de officialiteit, een verklaring af over de hand, het signet en de wettigheid van de overleden notaris Rutgher van Arkel (nr.14) met wie hij als secretaris jarenlang had samengewerkt. 4)
Meester Arnt, die in 1491 ook voorkomt als leenman van de hertog, woonde in de huidige Kolperstraat, vermoedelijk in zijn vaderlijk huis (zie nr.414). In 1497/98 droeg hij als inwoner van het blok van de Markt 40 stuivers bij aan de zetting. Dit is niet bijzonder veel want zijn collega-secretaris meester Willem vanden Bossche (nr.76) betaalde toen 100 stuivers terwijl de klerken Jan van Balen (nr.31), Victor vander Moelen (nr.268) en Jacop vanden Eynde (nr.128) respectievelijk 5, 15 en 40 stuivers bijdroegen. In hetzelfde jaar betaalde meester Arnt de stad ook 40 stuivers die hij nog schuldig was van de voorgaande zetting. Vermoedelijk verkeerde hij in financiële problemen want ook bij de jaarlijkse betaling aan het Groot Gasthuis van een erfpacht van vijf pond payments (35 stuivers) uit zijn goederen te Oirschot had hij een forse achterstand opgelopen. Bij zijn dood bedroeg deze 31 Rijnsguldens en 5 stuivers (625 stuivers) waarvan in overleg met de Gasthuismeester slechts 21 Rijnsgulden werd betaald. Meester Arnt overleed op 6 februari 1500. Zijn uitvaart werd op 9 februari van dat jaar op kosten van de O.L.V.-broederschap in de St.Jan gehouden. Meester Arnt was sinds 1451/52 getrouwd geweest met Cecilia Buck, dochter van Henric Buck, zoon van de bakker Claes Meerskens en van Cecilia Buck. Deze laatste was een dochter van Henric Buck, zoon van Dirc Buck, zoon van Dirc Buxken. Meester Arnts vrouw Cecilia had een zuster Gertruyt die reeds vóór 1455 overleed en getrouwd was met Roelof Henricx van Meerlaer. Zelf overleed Cecilia vóór 1476. Ze had van meester Arnt minstens drie kinderen: Lysbeth, Arnt en Henrick. Na haar dood verwekte meester Arnt bovendien nog een natuurlijke dochter bij Guedelt Jan Woyts: Lysbeth. 5)
Deze laatste dochter wordt genoemd in een akte van 22 augustus 1498. Op die datum droeg een zekere Willem Marceliss van Zittart als man van Gertruyt, dochter van de kramer Dirc Gieliss van Strathen, aan Guedelt Jan Woyts een hofstad over met daarop de restanten van een huis bestaande uit twee zijmuren en een toilet. De hofstad lag in een straatje tussen de toenmalige Korte en de Lange Kolperstraat (de huidige Kolperstraat en Verwerstraat) en zal dus gelegen hebben aan de huidige Fonteinstraat. Bij de overdracht werd ook bepaald dat de hofstad na Guedelts dood moest vererven aan haar natuurlijke dochter Lysbeth. Lysbet of Lysken van Weilhuysen wordt tussen 1503 en 1513 inderdaad genoemd als inwoonster van het belastingwijk van het Wild Varken waartoe de Fonteinstraat behoorde. Van meester Arnts wettige kinderen overleed Lysbeth waarschijnlijk reeds in 1469/70 want in dat jaar loste meester Arnt bij de O.L.V.-broederschap haar doodschuld af. Lyskens broer Arnt komt tussen 1462 en 1478 enkele malen voor in het Bosch' protocol en overleed vóór 13 september 1491. Zijn broer Henrick wordt eveneens vanaf 1462 vermeld maar leefde nog op 16 december 1502 toen hij het huis met erf in de Kolperstraat overdroeg dat ooit door zijn grootvader was gekocht en waarin vermoedelijk ook zijn vader had gewoond. 6)
De Arnt van Weilhuysen die tussen 1506 en 1525 veelvuldig in de stadsrekeningen voorkomt als bode te paard zal een zoon van Henrick zijn geweest. Aernt van Weilhuysen, bode, droeg in 1511/12 als inwoner van het blok van de Markt 14 stuivers bij aan de zetting. Van 23 tot 27 september 1521 begeleidde hij koning Christiaan II van Denemarken naar Maastricht nadat deze in Den Bosch onder meer een bezoek had gebracht aan Barbara Disquis, natuurlijke dochter van keizer Maximiliaan. Een andere nakomeling van meester Arnt was Jan van Welhuysen die getrouwd was met een zekere Engelken. Ze overleden respectievelijk op 11 januari 1562 en 8 september 1555 en werden in de St.Jan begraven. Hun zoon heer Arnt van Welhuysen was onder meer prior van Berne, rector van Engelen (1569-1571), rector van Oud-Heusden (1571-1572) en rector van Hedikhuizen (1572-1598). Hij werd op 18 oktober 1598 te Hedikhuizen vermoord en werd bij zijn ouders in de St.Jan begraven. Op dit graf, waarin nog meer leden van dezelfde familie werden bijgezet, werd een grafsteen geplaatst met daarop een wapen dat gelijk is aan het wapen op het zegel dat meester Arnt in 1470/71 als schepen en in 1491 als leenman van de hertog gebruikte. Leden van de familie Van Welhuysen woonden nog tot het begin van de achttiende eeuw in Den Bosch. 7)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1210, fo.226r (1440), RA 1233, fo.184v (1464); Reusens, Matricule, I 8 nr.21; Reusens, Actes, I 162, 291; Reusens, "Promotions", 2 (1865) 224. |
2. | GAH, RA 1221, fo.64r, fo.87v, fo.179r (1450/51), RA 1222, fo.109r, fo.223v, fo.239r, fo.323v, fo.325r, fo.340r, fo.347r, fo.195v (1451/52), RA 1223, fo.346r (1452/53), RA 1225, fo.340r (9 nov.1454), RA 1227, fo.165v (1456/57), RA 1229, fo.257r, fo.301r (1458/59), RA 1259, fo.288r (23 okt.1489), RA 1261, fo.7r (5 nov.1491); GAH, OA A527, fo.86v (5 aug.1451); Jacobs, Justitie, 44, 84, 266; Nauwelaerts, Latijnse school, 60; GAH, Aant.Smuld.; GAH, RA, Bijlage I van de inventaris; GAH, THG 2379 (16 mrt.1458), 2411 (5 dec.1459); Van Rooij, Het oud-archief, II 308 nr.1130 (3 okt.1454), 317 nr.1165 (14 mrt.1456), 318 nr.1167 (idem), 341 nr.1251 (12 febr.1462) t/m 481 nr.1741 (31 aug.1497); RANB, TCH 289 (14 mei 1484); RANB, KDOG 657 (regest 322) (27 juni 1458: de kommandeur van Gemert droeg eerder een erfpacht over aan magister Arnoldus de Weilhusen junior die deze nu overdraagt aan magister Arnoldus de Weilhusen ten behoeve van de kommandeur van Gemert); Bijlage II 11.1, 101.3; GAH, OA, schepenzegels, nr.148; OLVB 52, band 4, fo.34r (1470/71). |
3. | OLVB 52, band 3, fo.37r (1450/51), fo.49r (1451/52), fo.119v (1456/57), fo.202v (1461/62), fo.251v (1464/65), fo.292r (1466/67), band 4, fo.12v (1469/70), fo.34r (1470/71), fo.307r (1477/78), band 5, fo.198v (27 sept.1490), band 5bis, fo.202r-v (1498/99); Van Dijck, De Bossche optimaten, 139. |
4. | GAH, RA 1245, fo.50v (6 mei 1476), RA 1253, fo.128r (6 aug.1484), RA 1256, fo.109v (10 sept.1487); Smulders, "Over het schepenprotocol", 160, 163, 164; Bijlage II 415.1; GAH, GG 601 (1472/73), 614 (1496/97); GAH, FAR 33.4 (1489/90), 33.5 (1495/96); RANB, Megen 156 (20 mei 1486); Door meester Arnt gecollationeerde afschriften: GAH, OA A525, fo.112r-116v (22 dec.1494), A527, fo.58r-61r (2 sept.1349), fo.153r-159v (2 jan.1464, 2 mrt.1469); RANB, Coll.Mart. 11 (juli 1277: statuten van het Groot Gasthuis); GAH, GG 59 (regest 126) (6 sept.1376); Van den Elsen, Hoevenaars, Analecta, II 22-26 (6 sept.1376); APB, St.Jan II, twee afschriften van een processtuk d.d.17 juli 1497; Zie ook: Van Rooij, Het oud-archief, I 7 nr.58 (juli 1277), II 2-6 nr.2 (idem); Zie voor meester Jan Lobbe: De Ridder-Symoens, "De universitaire vorming", 41, 43, 46, 50, 52, 55, 57. |
5. | RANB, Coll.PG 352 (regest 232) (15 sept.1491); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.47; GAH, OA B8 (1497/98); OLVB 52, band 3, fo.49r (1451/52), band 5bis, fo.259v (8 febr.1500); GAH, GG 610 (1491/92), GG 618 (1500/01); OLVB 49, fo.33r; RANB, Coll.Mart. 13, nr.336; Van Lith-Droogleever Fortuijn, Sanders, Van Synghel (edd.), Kroniek, 290; GAH, RA 1225, fo.200r-201r (16 jan.1455), fo.208v (28 jan.1455), RA 1243, fo.16r-19v (1 febr.1474), RA 1261, fo.568v (13 sept.1491). |
6. | GAH, RA 1232, fo.33v (1461/62), RA 1233, fo.184v (1464), RA 1235, fo.69v (1465/66), RA 1243, fo.77r-v (1474), RA 1244, fo.11r (1474), RA 1245, fo.19v, fo.224r (1475/76), RA 1247, fo.294r (1478), RA 1265, fo.574v-575r (1497), RA 1266, fo.108r-v (22 aug.1498: "quoddam foramen seu sedes cuiusdam latrine seu cloace ibidem extra murum iamdictum consistens atquw ius utendi dictam cloacam ibidem subtus terram fundatam"), RA 1268, fo.312r (1500), RA 1271, fo.268r-v (16 dec.1502); GAH, OA, B13 (1503/04), B16 (1506/07), B17 (1507/08), B22 (1512/13); OLVB, band 4, fo.12v (1469/70); Bijlage II 27.2.3, 27.7. Zie ook: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 314. |
7. | Van Zuijlen, Inventaris, 117 t/m 414, 355; GAH, OA B21 (1511/12); Van Sasse Van Ysselt, De voorname huizen, I 98, 323, 324; Smits, De grafzerken, 158 nr.148; Van der Velden, "Het abbatiaat", 118; Van der Velden, Het necrologium, 81; Bijsterveld, Laverend, I 190 nr.682; GAH, OA, schepenzegels, nr.148; RANB, Coll.PG 352 (regest 232) (15 sept.1491). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschMr. Arnoldusvan Welhuijsen Secretaris deser Stadt obiit 6 februarii 1500 | 71r |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 830-831
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 44, 84, 266
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 43n, 162, 163, 164, 169, 170, 174, 176, 278, 279, 293, 295, 296, 319, 320, 323n, 325, 332, 335, 341, 361n, 411, 415, 416