('s-Hertogenbosch 1870 - Amsterdam ?), dirigent-organist; dirigent van Leo's mannenkoor, dat werd opgericht 31 januari 1895 met de bedoeling om de stellingen van de encycliek „Rerum Novarum” van Paus Leo XIII uit te dragen; ook muziekresencent van het dagblad „Het Huisgezin” als opvolger van Alphons Mosmans. De Mars „Oeteldonk, Pronkjuweel” (1884) wordt aan hem toegeschreven; vertrok in 1918 naar Amsterdam. | 299 |
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979)
René Bouwman en Theo Hoogbergen, Muziekleven in 's-Hertogenbosch : Thema vol variaties (2002) 54, 56-57, 68, 90, 138
Encyclopedie van Noord-Brabant 4 (1986) 299
J.H. Letzer, Muzikaal Nederland 1850-1910, Aanvullingen (1913) 7
A.J.J. van de Well, Beschrijvende catalogus van de Historische Verzameling der Schutterij te 's-Hertogenbosch (1910) 81, 98
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1850-1914 LV (1982) 12, 177, 241n, 312, 328, 330, 330n