Cler. Luik, A. 1499-1507 (1499-1546) Den Bosch Daniel van Vlyerden, Dane(e)l van Vlierden, werd omstreeks 1471 geboren als zoon van Daniel Daniel Jans van Vlierden en van Agnes, dochter van meester Jan Hoernken. Zijn vader was afkomstig uit Oirschot waar volgens een artikel van C. van Vlierden reeds vanaf omstreeks 1350 een tak van de familie Van Vlierden woonde. De eerste van deze tak was Daniels betovergrootvader Jan van Vlierden die getrouwd was met Jenneken Baeck. Daniels overgrootvader Jan was getrouwd met een Van Audenhoven (vgl. nr.21) en had een zoon Daniel. Deze Daniel, de grootvader van de notaris, kocht van Willem van Audenhoven het goed genaamd "Audenhoven". Dit was vanaf 1401 in het bezit geweest van een Lysbeth van Audenhoven die misschien Daniels moeder was. Grootvader Daniel trouwde met Lysbeth van Petershem, natuurlijke dochter van heer Willem van Petershem, kanunnik te Oirschot. Lysbeth wordt vanaf 1435 als Daniels weduwe vermeld en had toen van hem zes kinderen: Willem, Heilwich, Margriet, Katherijn, Jan en Daniel. Willem werd stom geboren en bezat in 1457 samen met zijn broer Daniel het goed "Audenhoven". In 1448 was hij reeds weduwnaar van Margriet Reyner Haengreefs bij wie hij twee kinderen had: Daniel en Aleyt. De laatste trouwde met Herbrecht Smoeren. Van Willems broers en zusters waren Daniel, Katherijn en Margriet in 1438 nog minderjarig terwijl in een akte van 23 mei 1478 wordt vermeld dat toen van alle zes kinderen alleen Daniel en Heilwich nog in leven waren. Danel van Vlyerden, soen wilneer Danels van Vlyerden, was toen met zijn zuster en de overige erfgenamen van zijn vader in een geschil verwikkeld. Heilwich wordt in 1457 vermeld als vrouw van Amelrijck Boet. Haar zuster Margriet of Margarete was getrouwd met Henric Moedel van Houbraken. Deze Henrick Moel Haubraecken komt van 1473 tot 1481 voor als schout van de heerlijkheid Oirschot en als arbiter bij gevallen van doodslag aldaar. Hij had van Margriet een aantal kinderen, waaronder Willem en heer Henric, regulier kanunnik te Tongerlo. Haar zuster Katherijn of Katherine van Vlierden was getrouwd met Jan Jueten. Waarschijnlijk is hij dezelfde als de Jan Juetensoen die in 1467 te Oirschot als arbiter werd gekozen naar aanleiding van de doodslag van Jan Gruter, natuurlijke zoon van meester Vranc van Boert, deken van de St.Petruskerk te Oirschot. Jan Jueten trad in 1478 nog op samen met zijn drie kinderen: Jan, Willem en jonffrou Johanna Jueten, persoen religieuse. 1) Jan van Vlierden, oom van de notaris, was in 1453 reeds overleden. Hij was in 1449 getrouwd met jonkvrouw Jenneken, dochter van Goyart Smeds alias Lyppen, en liet bij haar twee zoons achter: Jan en Daniel. Beiden traden te Oirschot op als arbiters bij gevallen van doodslag en beiden worden ook éénmaal vermeld als dienstdoend in het leger van de hertog. Zo maande Jan op 31 januari 1476 een aantal achterstallige pachten voor "Daniel, suus frater, extra patriam in servitio domini nostri ducis pronunc existens". In 1479 moest Oirschot 38 voetsoldaten leveren die de hertog een maand lang moesten dienen in de oorlog tegen Frankrijk. In plaats daarvan betaalde het dorp 171 Rijnsgulden aan Rembout Vilt (nr.403) die daarvan op 6 mei 1479 aan Jan van Vlierden 54 Rijnsgulden uitbetaalde. Deze had toen namens Oirschot twee maanden lang met vier ruiters in het leger van de hertog gediend, "soe in Vranckrijck, soe op die frontieren sLants van Gelre". Jan was omstreeks 1450 geboren en overleed tussen juli en oktober 1513 als gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Waarschijnlijk woonde hij toen in Den Bosch. Hij was getrouwd met jonkvrouw Laen (Lana) die Jeger, dochter van Goyart Aelbrecht Henrics die Jeger (tsJagers) en van Heylwich Wouters van Vucht. Ze maakten op 16 april 1509 hun testament en hadden 8 kinderen: meester Albrecht, Jan, Goyart, Frans, Jenneken, Henricxken, Margriet (Grietken) en Gertruyt. De laatste vier droegen op 23 januari 1523 een huis aan de Papenhuls naast het Clarissenklooster over aan Daniel van Vlierden, sone wijlen Daniels, (de notaris). Dit huis, dat eerder aan hun vader had behoord en vanaf 1603 dienst zou doen als Bonifantenhuis, werd echter op 19 februari 1523 door hun broer meester Albrecht genaast die het op 19 april 1523 aan een ander verkocht. Meester Albrecht behaalde in 1509 te Leuven als vijfde van 148 promovendi de graad van meester in de artes. In 1510 werd hij ingeschreven aan de rechtenuniversiteit te Orléans onder de naam magister Albertus Vlirden de Buscoducis. Hij overleed nog vóór 19 juni 1523 en liet bij zijn vrouw Jenneken Jans van Haren twee dochters achter: Laen en Jenneken. Zijn broer Jan was getrouwd met (Emonda Jans van Haren en had bij haar één dochter: Laen. Hun oom Daniel van Vlierden wordt in 1505 en 1507 genoemd als schout van de vrijheid Oisterwijk. Mogelijk bekleedde hij deze functie reeds in 1495 want in dat jaar was Daniel van Vlierden één van degenen die namens de Meierijse vrijheden de Raminghe bezegelden die tussen Den Bosch en de Meierij was overeengekomen. Dezelfde Dangneel van Vlierden Janss van Vlierden, ... wonende tot Oirschot nu ter tijt, maakte een eigenhandig testament dat op 10 januari 1518 in de kerk van Oisterwijk werd overhandigd aan notaris Andries Engbrechts (nr.111). Het testament bevat onder meer de bepaling dat als Daniel in Oirschot zou overlijden hij daar ook in het graf van zijn vader en broer begraven moest worden. Overleed hij echter te Moergestel bij Oisterwijk dan wilde hij daar in het graf van zijn moeder worden bijgezet. Daniel van Vlierden was getrouwd met Barbara, dochter van Carel Cleynael, schout van Kempenland. Ze hertrouwde later met Daniel Jans van Eyndhouts (vgl. nr.105) en stierf omstreeks 1544. Blijkens zijn testament had Daniel bij haar een dochter Goyaertken. C. van Vlierden vermeldt nog vier andere kinderen van Daniel: Jan, Carel, Barbara en Lysbeth. 2)
De vader van de notaris, Daniel Daniel Jans van Vlierden, was getrouwd met Agnes, dochter van meester Jan Hoernken. Danel van Vlierden was tussen 1463 en 1493 vele malen schepen van Oirschot en trad daar ook herhaaldelijk op als arbiter bij gevallen van doodslag. Daniel en Agnes leefden nog op 9 februari 1497. Volgens C. van Vlierden hadden zij in totaal 17 kinderen, waaronder een "Jan, edelman aan het hof van Frans I, koning van Frankrijk," en een "Jan, abt van St.Denis in Frankrijk" (1491). Hij baseerde zich daarbij echter deels op "een oude geslachtsboom, afkomstig uit het geslacht Sweerts". Deze zal als zoveel oude genealogien wel meer fantasie dan feiten bevat hebben. Zeker lijkt dat Daniel de volgende kinderen had: Jan, Lysbeth, Joestken, Goyart, Everart, meester Balthasar en Daniel (de notaris). Jan was in tegenstelling tot zijn broers een natuurlijke zoon van Daniel. Hij wordt al in 1499 als zodanig vermeld en was in 1506 korenkoper in Den Bosch. Op 2 januari 1507 kocht hij daar een huis aan de Zijle dat volgens Van Sasse van Ysselt gelegen was aan de huidige Wolvenhoek. Hij was getrouwd met Clara Andriess die in 1532 en 1539 als zijn weduwe wordt vermeld. Op 24 mei 1548 werd Jans huis aan de Zijle door zijn broer Goyart en zijn zuster Joestken, alsmede door de kinderen van zijn inmiddels overleden broer Everart en zuster Lysbeth, verkocht aan Symon Bax (nr.28). Joestken (Judoca) was getrouwd met Dirck van Wijck en Lysbeth met Henrick die Haen die bij haar een kind Arnt had. Hun broer Everart overleed in of kort vóór 1539 en wordt in 1539 en 1548 genoemd als vader van drie dochters: Lysbeth, Mechtelt en Margriet. In 1548 was Mechtelt getrouwd met Philips Sebastiaens [van Beusichem] en Margriet met Jan Hermans [van Cleeff]. 3)
Meester Balthasar van Vlierden, de laatste broer van de notaris, promoveerde in 1498 onder de naam Balthasar van Vlierden Oirschotanus te Leuven als eerste van zeventig promovendi tot meester in de artes. Later werd hij licentiaat in de beide rechten en advocaat in de Raad van Brabant te Brussel. Hij trouwde daar eerst met Ida, dochter van Jan vander Tommen en van Lysbeth Ofhuys, en later met Katherijn van Thienen. Meester Balthasar overleed op 6 februari 1528 en werd in de St.Goedele begraven. Zijn vrouw Katherijn overleed op 29 september 1558 en werd in hetzelfde graf bijgezet. Volgens C. van Vlierden was meester Balthasar de stamvader van de Brusselse en Antwerpse Van Vlierdens en had hij bij zijn beide echtgenoten negen kinderen: Jan, meester Gabriel, meester Peter, Balthasar, meester Daniel, heer Joris, meester Gielis, Adolf en Katherijn. Jan werd de eerste heer van Vlierden en was tevens raadsheer van de keizer alsook secretaris in diens Geheime Raad en Raad van Beroerten. Meester Gabriel was licentiaat in de theologie, rector van Stiphout (1546), rector van een kapel te Alkmaar (1546) en kanunnik van de St.Bavo in Gent. Meester Peter studeerde achtereenvolgens te Leuven, Orléans en Bologna, werd privésecretaris van landvoogdes Maria van Hongarije en stierf ongehuwd vóór 16 juli 1550. Balthasar verhuisde van Brussel naar Antwerpen en had daar zes kinderen waaronder Frans, abt van Park bij Leuven (1583-1601). Meester Daniel promoveerde op 9 april 1538 als Daniel de Vlierden Bruxellensis te Leuven tot meester in de artes en was later arts van Maria van Hongarije. Heer Joris was kapitteldeken van Den Briel. Meester Gielis was notaris, commies ter secretarie en misschien ook advocaat te Antwerpen waar hij vier kinderen had. Adolf ten slotte was erflaat van de tolkamer in het kwartier van Brussel. 4)
De notaris Daniel van Vlierden (senior) werkte omstreeks 1496 als klerk op de Bossche secretarie. Als zodanig ontving hij dat jaar van de stad onder meer 6 stuivers voor het maken van drie copieën. Aangezien de rekeningen van vóór 1496 niet bewaard zijn is niet bekend hoe lang hij toen reeds klerk was. Vermoedelijk bleef hij op de secretarie werkzaam tot 1501. Op 22 januari 1501 huurde hij van Luytgart vanden Velde en haar moeder Katherijn, weduwe van Lonys vanden Velde, de Gevangenpoort. Krachtens deze "locatio Porte seu preconate" was hij cipier en ingebieder van Den Bosch. Zo betaalde de stad in 1500/01 voor het dagen van enkele getuigen die buiten de stad woonden 16½ stuiver aan danel van Vlierden, poirtier. Daniel moet dit ambt nog in 1509/10 bezeten hebben aangezien het Leprozenhuis hem toen 14 gulden betaalde voor het ingebieden van een aantal debiteurs. Vermoedelijk was hij later weer werkzaam als secretarieklerk. In die hoedanigheid werd hij volgens Cuperinus in 1526 door de stad aangesteld als één van de gedeputeerden tot de haardentelling in Stad en Meierij. Hij werd vervolgens vervangen door een andere klerk, Goyart Grootart (nr.151). In 1528/29 betaalde de stad aan Daniel nog 4 stuivers "van zekeren gescriften te scrijven aengaende de sake tegens Arnden Monix". Behalve als klerk en ingebieder komt Daniel vanaf 1499 ook enkele malen voor als notaris. Zo was hij op 25 december 1499 als notaris aanwezig bij het testament van Henrixken, dochter van de stadssecretaris meester Vranck van Langhel (nr.236), en echtgenote van meester Peter van Os, eveneens stadssecretaris (nr.292). Op 8 februari 1507 stelde Daniel het testament op van Agnes, weduwe van Henric van Vaerlaer en echtgenote van Jan Jans vanden Bogairt. De beide bewaarde exemplaren van dit testament zijn geïngrosseerd door zijn zoon Daniel junior (nr.406). Verder ontving hij in 1523/24 van de O.L.V.-broederschap 13 stuivers voor een notarieel transsumpt van een koopakte en wordt er in 1543/44 nog verwezen naar een overeenkomst die hij dat jaar of kort ervoor als notaris opstelde. 5)
Daniel, die in 1521 al meester van het Anthoniusgasthuis was, werd op 1 juni 1532 gekozen tot meester van het Groot Gasthuis. In 1531 had meester Gherit Zelle van Herentals deze functie neergelegd nadat zijn vrouw aan de pest was gestorven, en ook diens opvolger Joris Sampson overleed in 1532 aan de pest. Daniel bleef Gasthuismeester tot zijn dood in 1546. Naar aanleiding van een langdurig conflict over het recht op de benoeming van de zusters van het Gasthuis tussen de Gasthuismeester en het stadsbestuur enerzijds en de Gasthuiszusters en de bisschop van Luik anderzijds werd hij in 1539 voor enige tijd geëxcommuniceerd. In zijn hoedanigheid van Gasthuismeester werd hij ook regelmatig aangesteld als uitvoerder van testamenten. Zo wordt Daniel genoemd als executeur-testamentair van Jenneken, dochter van Peter Jans Pels (1532), van Jan Kennepert (ca.1535) en van Aleyt vanden Broeck, weduwe van Jan van Berkel (1536, 1544). Bovendien werd hij als Gasthuismeester soms uitgezonden als gedeputeerde de stad. Zo werd hij naar aanleiding van de oorlog met Gelre op 7 augustus 1536 naar Megen gezonden om na te gaan hoe die plaats het beste versterkt kon worden. In september 1536 en juli 1537 reisde hij een aantal malen naar het blokhuis "opten Ham" tussen Maas en Waal om de uitbreiding van deze versterking te inspecteren en de werklieden uit te betalen. Op 8 augustus 1537 reisde Daniel van Vlierden, als boersdreger, samen met een groot aantal andere gedeputeerden naar de dagvaart te Brussel om de schout Jan van Brecht in de Raad van Brabant aan te klagen wegens een inbreuk op de stadsprivileges. 6)
Daniel was vanaf 1520 ook leenman van de hertog want na de dood van zijn broer Jan ontving hij op 5 januari 1520 de helft van het goed de "Haenacker" te Vlierden in leen. In 1521/22 werd hij tevens gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap die op 16 juni 1522 bij hem thuis vergaderde. In de loop van de tijd bezat Daniel diverse huizen in Den Bosch. Zo verkocht hij al op 12 maart 1506 een huis gelegen op de hoek van de St.Jorisstraat en de Oude Huls aan Jan Hermans van Os. Ook verwierf hij samen met Roever Goyart Roeverssoen van Peter Ghijsbrecht Jans die Cock een huis met erf en achterhuis aan de Markt dat zich uitstrekte tot aan het Minderbroedersklooster. Het werd op 24 december 1529 door Daniel en Roever weer verkocht aan Gerit Henrick Arnts Hoernken. In 1544 bezat hij de helft van een huis bij de St.Jans- of Koepoort waarvan de andere helft toebehoorde aan de kinderen van Cornelis Toniszoen. In de lijsten van de zettingen die tussen 1497 en 1512 werden gehouden is steeds sprake van het woonhuis van "Daniel van Vlierden ende Goyart Bierkens" of van het woonhuis van "Daniel van Vlierden ende zijn zweer". Vermoedelijk was Goyart Bierkens dus zijn schoonvader (sweder) en woonden beiden tot zeker 1512 in één huis. Dit huis wordt steeds tot een andere belastingwijk gerekend: de Vughterstraat (1497/98, 1505/06, 1511/12), de Markt (1502/03) en het Wild Varken (1504/05). Vermoedelijk gaat het derhalve om een huis dat op de grens van de verschillende wijken stond, bijvoorbeeld in de straat die nu "Achter ’t Verguld Harnas" wordt genoemd. Goyart Goyart Bierkens, clericus, komt tussen 1493 en 1514 inderdaad regelmatig voor als getuige bij handelingen die plaatsvonden achter het Wild Varken en achter het Minderbroedersklooster, beide gelegen in de directe nabijheid van voornoemde straat. Later woonde Daniel mogelijk op de hoek van de Oude Huls en de St.Jorisstraat want in 1530 is sprake van een huis aldaar naast dat van Daniel van Vlierden. Vanaf 1532 zal hij als Gasthuismeester bij het Groot Gasthuis gewoond hebben. Daniel, die in een akte van 12 september 1541 wordt vermeld als "out omtrent tzeventich jaeren", overleed op 24 mei 1546 aan de pest. 7)
Volgens C. van Vlierden was Daniel tweemaal getrouwd. Zijn eerste vrouw was een zekere Beatrijs. Vermoedelijk was ze een dochter van de eerder genoemde Goyart Goyart Bierkens. Vervolgens trouwde Daniel met Jenneken, dochter van Lambrecht die Wolff, schepen van Den Bosch in 1497/98 en 1506/07 (zie nr.420). Dit tweede huwelijk moet omstreeks 1526 hebben plaatgehad want in de rekening van de O.L.V.-broederschap van 1526/27 komt de volgende post voor: "Van Daniel van Vlierden seniore, want hy zynen staet vermeerdert heeft trouwende eenen huysvrouwe, ende my in faulten van voerleden proesten overgelevert is ... ." Zijn tweede vrouw Jenneken was eerder getrouwd geweest met Arnt Dirck Arntss. Ze had van Daniel drie zoons: heer Albrecht, Goyart en Daniel junior (nr.406). Bovendien had Daniel volgens C. van Vlierden nog twee natuurlijke zoons: Christoffel en Jan. Christoffel zou als zijn zoon worden vermeld in 1548 en 1557 terwijl Jan reeds vóór 1543 zou zijn overleden. Jan was getrouwd met Heilwich, dochter van van de bakker Jan Claess, bij wie hij twee kinderen had: heer Mathijs, priester (1542), en Barbara, echtgenote van Peter Smeets die net als zijn vrouw vóór 1550 overleed. Daniels wettige zoon heer Albrecht werd in augustus 1526 te Leuven ingeschreven als Albertus Vlierdens de Buscoducis. Hij was later kapelaan van het Groot Gasthuis en wordt in het obituarium van de St.Jan vermeld onder 17 maart. 8)
Daniels zoon Goyart of Goert deed in 1534 ten behoeve van het Groot Gasthuis afstand van enkele erfgoederen te St.Oedenrode terwijl zijn vader Daniel op 15 januari 1544 als executeurtestamentair van Aleyt, weduwe van Jan van Berkel, aan hem een hoeve te Geffen overdroeg ten behoeve van het Groot Gasthuis. Vanaf 1544 werd Goyart door het stadsbestuur soms als gedeputeerde uitgezonden. Zo reisde hij op 18 december 1546 als deken van één van de Bossche ambachten samen met andere gedeputeerden naar Brussel waar hij 13 dagen verbleef om de vier stadssecretarissen in een proces voor de Raad van Brabant bij te staan. Op 25 februari 1547 werd hij in verband met een proces over de Gelderse tol naar Arnhem gezonden waar hij 6 dagen bleef. Vervolgens fungeerde Goyart van 1548 tot 1550 als één van de vier rentmeesters van de stad. In 1552 woonde hij in de Windmolenbergstraat en droeg hij 3 Carolusgulden bij aan de zetting. Hij overleed op 26 maart 1553 en werd begraven in de St.Jan. Goyart was getrouwd met Jutte Moel, dochter van Willem Jans Moel en van Mechtelt Willem Geriss. Jutte was een zuster van heer Willem Moel die beter bekend is als Molius, schrijver van de kroniek Annales civitatis Buscoducensis. Heer Willem Moel, die in 1529 ook als getuige voorkomt in een akte van Daniel van Vlierden junior (nr.406), droeg in oktober 1554 een huis dat eerder eigendom was geweest van zijn vader en dat gelegen was achter de Minderbroeders bij "des Abtsbrugge" over aan de kinderen van Goyart en Jutte. De namen van deze kinderen waren: Aleyt, Marina, Judith, Lysbeth, Geertruyt, meester Daniel en Goyart. 9)
Aleyt Goyart Daniels van Vlierden wordt van 1555 tot 1567 vermeld als vrouw van Jan Jans van Bree. Volgens C. van Vlierden had ze een zuster Marina die in 1556 wordt vermeld als vrouw van Jan Jan Mennens en in een ander jaar als vrouw van Jan Leefkens geheten Nobelman. Haar zuster Judith was getrouwd met Lambrecht vanden Broeck en had van hem twee kinderen die in 1608 nog leefden: Jasper en Mariken. De laatste was toen getrouwd met Quirijn van Niel. Judiths zuster Lysbeth wordt in 1550 en 1557 genoemd als vrouw van Zeger Claess. Ze hadden drie kinderen die in 1608 nog leefden: Willem, Judith en Goyartken. Geertruyt was de jongste dochter van Goyart van Vlierden en Jutte Moel en was in 1557 nog minderjarig. Ze trouwde in 1564 met meester Henrick Agyleus, zoon van de slager Anthonis Henricx Loeniss. Hij was licentiaat in de rechten en advocaat en noemde zich Agyleus naar zijn woonhuis "den Hooren" achter de Tolbrug. Meester Henrick bezat verder tot 1565 onder meer een huis met erf bij de Vismarkt geheten "Inden Spigel". Ook had hij samen met zijn vrouw het vruchtgebruik van het huis in de Choorstraat dat aan hun kinderen was nagelaten door heer Willem Moel of Molius die dit huis in 1552 had gekocht en er in 1556 was overleden. Meester Henrick Agyleus, één van de meest vooraanstaande Bossche calvinisten, werd in 1558 wegens ketterij verbannen maar mocht in 1562 weer terugkeren nadat hij onder meer langs Keulen, Genève, Bazel, Londen en Frankfurt was gereisd. In een brief van maart 1564 schreef hij aan zijn vriend Zwinger, medicus te Bazel, dat hij getrouwd was met een vrouw uit een goede familie, niet zonder geld, en met goede manieren. In 1566 was hij één van de aanstichters tot de beeldenstorm zodat hij in 1567 naar het Land van Kleef moest vluchten waar hij enige tijd gevangen werd gezet. Later verbleef hij onder meer in Delft, Zaltbommel en Middelburg, van welke laatste stad hij in 1574/75 pensionaris was. In 1577 kon hij weer terugkeren naar Den Bosch waar hij aan het hoofd kwam te staan van het protestantse schermersgilde. Hij was één van de schepenen die in 1579 koos voor aansluiting bij de Unie van Utrecht. Na de verzoening van de stad met Parma vertrok hij naar Utrecht waar hij in augustus 1586 door toedoen van Leycester benoemd werd tot procureur-generaal van het hof van Utrecht. In 1588 verbleef hij te Engeland. Meester Henrick, die in april 1595 overleed, had bij Geertruyt van Vlierden zeven kinderen: Daniel, Goyart, Anthonis, Katherijn, Jan, Judith en Jenneken. Van hen leefden in 1609 en 1611 alleen de laatste drie nog. Jenneken of Johanna Agylaea overleed als laatste kind van meester Henrick op 29 april 1630 te Utrecht. 10)
Geertruyts broer meester Daniel van Vlierden had bij zijn vrouw Barbara vier kinderen die bij zijn dood in 1556 nog minderjarig waren: Daniel, Willem, Judith en Goyart. Van hen was Daniel in 1608 nog in leven. Hij is vermoedelijk dezelfde als de Daniel van Vlierden die meester was van het Brantsgasthuis (1596-1602) en van het Smidsgasthuis (1606-1609). Zijn oom Goyart, het laatste kind van Goyart Daniels van Vlierden en van Jutte Moel, werd omstreeks 1533 geboren. Hij was lakenkoopman en wordt verder genoemd als proost van de O.L.V.-broederschap (1573-1599), politiemeester (1578), schepen (1579-1604) en kapitein van de Oude Voetboog (1582-1603). Op 5 augustus 1589 kocht hij een huis met erf en tuin in de Verwerstraat geheten "den Wolsack". Hij was getrouwd met Ghijsbertken, dochter van Mathijs Janss en zuster van de verwer Jan Mathijss. Ghijsbertken overleed op 28 april 1590 en Goyart op 18 januari 1611. Beiden werden in de St.Jan begraven. Ze hadden acht kinderen: Daniel, heer Jan, Judith, Lysbeth, Mariken, Peterken, Jenneken en meester Goyart. Van hen trouwde Judith met Goyart, zoon van Henrick Francken, terwijl haar zuster Jenneken, die op 16 mei 1616 overleed, trouwde met Jan Marceliss Pijnappel. De nog in leven zijnde kinderen van Goyart en Ghijsbertken droegen omstreeks 1625 hun deel in het huis in de Verwerstraat over aan hun broer meester Goyart of Godevaert. Deze was licentiaat in de theologie, kanunnik van de St.Jan (vanaf 1580), cantor van dezelfde kerk (1600-1605), pastoor van de St.Petruskerk in Den Bosch, pastoor en kapitteldeken te Turnhout (1605-1611), pastoor van het Groot Begijnhof in Den Bosch (vanaf 1611) en deken van de O.L.V.-broederschap aldaar (vanaf 1614). In 1605 trad hij ook op als executeur-testamentair van Peter, zoon van wijlen Jan Mathijss senior. Na de inname van Den Bosch in 1629 zal hij de stad verlaten hebben. Hij overleed op 30 september 1637. 11)
|
Noten | |
1. | Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 58-59; GAH, RA 1195, fo.108r (1424/25), RA 1205, fo.297r (1435), RA 1208, fo.198r (1438), RA 1209, fo.226v (1439), RA 1216, fo.266v, fo.341v, fo.345v (1445/46), RA 1217, fo.407v (1446/47), RA 1218, fo.238r (1447/48), RA 1222, fo.245r (22 dec.1451), RA 1227, fo.106v, fo.212v, fo.233r, fo.237r (1456/57), RA 1247, fo.321r (23 mei 1478), RA 1253, fo.44r (1483/84), RA 1265, fo.527r-v (9 febr.1497); Visschedijk, "De kapittelheren", 57-58; Bijlage II 7.1, 11.1, 21.9, 22.2; Lijten, "Oirschotse zoen-accoorden", 12 (1982) 72, 74, 76, 80, 82, 114, 115, 116, 118; Vgl.: Reusens, Matricule, I 233 nr.7; Wils, Matricule, II 129 nr.27, 149 nr.8; Van Rooij, Het oud-archief, II 257-258 nr.949. |
2. | GAH, RA 1223, fo.219r (1453), RA 1227, fo.212v-213r (1457), RA 1239, fo.93r (1469/70), RA 1240, fo.265v (8 mei 1471), RA 1245, fo.206r (31 jan.1476), RA 1248, fo.91r-v (6 mei 1479), RA 1254, fo.27r (10 jan.1485), zie ook RA 1274, fo.93r (okt.1504); Lijten, "Oirschotse zoen-accoorden", 12 (1982) 165, 167, 169, 171, 173, 174, 176, 177, 179, 13 (1983) 49, 143; Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 61-62, 65-67, 71-72, 81; Bijlage II 9.2, 73.3, 111.1, 134.18, zie ook 181.3; OLVB 49, fo.34r; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 169, 518-520; Van Rooij, Het oud-archief, I 59 nr.903, 133 nrs.2098-2115; Reusens, "Promotions", 2 (1875) 248 nr.5; De Ridder e.a., Les livres, 1.2.1 303 nr.524; Christijn, Brabandts recht, II 943; De Gou, "Het geslacht Van Eyndhouts", 156. |
3. | Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 54, 59-61, 65; Lijten, "Oirschotse zoen-accoorden", 12 (1982) 66-68, 79, 82, 106, 108, 121, 124; GAH, RA 1245, fo.157r (4 okt.1475), RA 1257, fo.56v (24 mrt.1488), RA 1265, fo.527r-v (9 febr.1497), RA 1267, fo.139v (14 febr.1499), RA 1268, fo.34r (20 febr.1500), RA 1349, fo.148r-v (24 mei 1548); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 73; RANB, Coll.CV 1552 (1474). |
4. | Reusens, "Promotions", 1 (1864) 245 nr.1, 2 (1865) 315 nr.26; Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 63-65, 68-71; De Ridder, Les livres, 1.2.2 353-354 nr.1080; Bijsterveld, Laverend, I 429 nr.3806. |
5. | GAH, OA B7 (1496), B10 (1500/01), B17 (1507/08), B35 (1528/29); Bijlage II 405.1, 405.2, zie ook 73.2; OLVB 52, band 10, fo.281v (1523/24); GAH, IVR 2 (rekeningen van het blok van de Markt), 1543/44; GAH, RA 1269, fo.124r (22 jan.1501), zie ook fo.105v-106r (5 nov.1500), fo.308r (1 juli 1501); GAH, FAR 8 (rekening van het Leprozenhuis, 1509/10); Hermans, Verzameling, 98; Vander Hammen, Sassen, Telling, 223; Zie ook: GAH, GBW 1164 (rekeningen van het Leprozenhuis), 1530/31 ("Daniel van Vlierden, van sluys gelt, op elcken mergen iii st."); Zie voor het ambt van ingebieder: Jacobs, Justitie, 81-82. |
6. | Wolf, "Archieven van de partikuliere gasthuizen", 6; Hermans, Verzameling, 105, 110, 112, 125; GAH, GG 41 (6 jan.1533 n.s.), 60 (15 dec.1539), 620 (1532/33) t/m 634 (1546/47), 2544 (15 jan.1544 n.s.), zie ook 1491 (1546), 1521 (1547); APB, St.Jan II, kwitantie d.d. 24 juni 1537; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 178; APB, St.Jan II, rekening van de executeurs-testamentair van Jan Kennepert (ca.1535); Van Rooij, "Bossche testamenten", 35 (1928) 301; GAH, OA B42 (1535/36), B43 (1536/37) (= Van Zuijlen, Inventaris, 519-520, 530); Zie ook: OLVB 52, band 11, fo.- (1535/36). |
7. | OLVB 52, band 10, fo.131v (1521/22), fo.166r (16 juni 1522); Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 62, 65; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 428; GAH, RA 1311, fo.41v (24 dec.1529), zie ook fo. 65r (jan.1530), fo.110r (mrt.1530), fo.156r (mei 1530); GAH, IVR 422 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1529/30; GAH, GG 2383 (4 apr.1536), zie ook 2384 (16 febr.1544 n.s.), 2910 (2 jan.1502 n.s.); Van Rooij, Het oud-archief, I 141 nr.2181, zie ook 220 nr.2910, 255 nr.3285; GAH, OA B8 (1497/98), B12 (1502/03), B14 (1504/05), B15 (1505/06), B21 (1511/12); Bijlage II 27.26.1, 31.3, 31.5, 31.6, 31.10, 128.9, 128.11, 236.26; OLVB 49, fo.36v; Hermans, Verzameling, 125. |
8. | Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 62-63; Jacobs, Justitie, 268-269; OLVB 52, band 10bis, fo.88r (1526/27); Schillings, Matricule, III 762 nr.131; APB, St.Jan II, Obituarium, p.89, p.397. |
9. | Van Rooij, Het oud-archief, I 221 nr.2919, 257 nr.3298; GAH, GG 2544 (15 jan.1544 n.s.), zie ook 2384 (16 febr.1544 n.s.); GAH, OA B51 (1544/45), B53 (1546/47) (= Van Zuijlen, Inventaris, 621, 641), B59 (1552/53); Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 67; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 167, II 204, 210, 565; Bijlage II 406.3; Smits, "Molius", 934; Vgl.: GAH, AVMGH 4, fo.43r-44v (17 juni 1586). |
10. | GAH, RA 1844, fo.314r (23 jan.1555); Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 67, 81-82; GAH, AVMGH 4, fo.117r-118v (23 jan.1559), 34, fo.103v-105r (idem); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 565-567, III 379-383, 553; Meindersma, "Een Bosschenaar", 236, 240-242, 258-259, 267-269, 308-309, 323-327; Mosmans, "Mr. Hendrik Agyleus", 135-143; Timmermans, "Hendrik Agylaeus", 9-13; APB, St.Jan II, afschrift van een schepenakte d.d. 10 jan.1565 n.s. (vgl. Bijlage II 31.3); Vgl.: Nauwelaerts, Latijnse school, 145; Zie ook notaris nr.379. |
11. | Van Vlierden, "Het Brabantsche en het Geldersche geslacht", 81-82 (meester Goyart was echter een zoon van Goyart en niet van diens broer meester Daniel zoals hier staat); Wolf, "Archieven van de partikuliere gasthuizen", 42, 231; Jacobs, Justitie, 275-277, 282; AAB II, hs. Kievits, p.5, p.7; Schutjes, Geschiedenis, IV 271, 369; OLVB 49, fo.7v, fo.20r-21r; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 161, 381, 553. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschDaniel vanVlierden, den ouden rentmeester vant groot gasthuijs sterft 1546. 19 maert | 87v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 803-804
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 49
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 15, 16, 17, 39, 285, 287, 289, 291