afb.
Een ander niet milder beroemd Taxandrisch oud adelijk geslacht was dat van Vlierden, zijn naam voerende naar het dorp van dien naam gelegen in Peelland, van welk dorp die van dit geslacht in de oudste tijden Heeren geweest zijn, en deze plaats als hun vrij eigen goed bezeten hebben; maar leende of verpandde keizer Karel V bij brieven van 18 april 1559 Vlierden weder aan zijn geheimschrijver jonker Jan van Vlierden, een edelman uit dit oud en aanzienlijk geslacht. Uit dit geslacht was Jan, ridder, getrouwd met de tweede dochter van den Heer van Aldenhoven (Oudenhoven). Hier uit sproot Daniël, gehuwd aan Elisabeth van Petersem, die, nadat hij op zijne eigene middelen, tegen de ongeloovigen geoorloogd had, naar Oirschot (waar die van Oudenhoven hunne leenen en woning gehad hebben) gebragt en aldaar in 't jaar 1451 begraven is. Nog is daarvan gekomen Joannes, die in het jaar 1491 abt van St. Denis bij Parijs is geweest; een andere van denzelfden naam is geweest hofmeester van François de Valois; een Balthazar, in den beginne der Nederlandsche beroerten Consul te Antwerpen, die voor de religie en den koning gevangenis en tormenten geleden heeft; als ook nog een Franciscus, die geweest is abt van Park enz. De afstammelingen van jonker Jan van Vlierden, aan welken keizer Karel Vlierden in 1559 in pandschap gaf, bezaten nog in 1608 deze heerlijkheid.
Dit vermaard geslacht heeft zich ongemeen in Brabant verbreid, waar het gewigtige heerlijkheden bezeten en vele ridders voortgebragt heeft. In de Meijerj hebben zij behalve de heerlijkheid Vlierden ook (volgens Grammaye) Nunen en Gerwen bezeten. De hoorde nog in het begin der XVIIIe eeuw aan dit geslacht. Het bezat ook vele adeljke sloten en leenen en ander goederen.
Het heeft ook in de hoofdstad den schepenstoel in de XVIe en het begin der XVIIe eeuw bekleed en is ook onder de leden der Illustre Broederschap opgenomen geweest. Maar dit geslacht stierf in de Meijerj met Richard, Heer van Eckart, in het mannelijk oir omtrent het jaar 1718 geheel uit.
Het voerde in zilver drie zwarte molenijzers.
| 222 |
Jord Hanus, Tussen stad en eigen gewin (2007) 63
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 215
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 65
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 186
J.B. Rietstap, Adelijke en voorname geslachten te 's-Hertogenbosch en in de Meijerij (1876) 222-223