Cler. Luik, I.(L.) 1463-1492 (1463-1494) Den Bosch Rembout Vilt (van Os), Reymbout Vilt van Os, was een zoon van Arnt van Os. Zijn familie zal van Oss afkomstig zijn geweest waar in de veertiende en vijftiende eeuw verschillende personen woonden met de bij- of achternaam Vilt. Zo verkocht een Gerardus Vilt in 1401 en 1407 erfpachten uit goederen te Oss. Hij was een zoon van Henricus Vriese de Os en van Oda die nog een zoon Henricus Vriese hadden. In 1419 was Gheryt Vilt, Heyn Vriesen soen, schepen van Oss. Zijn vader was misschien dezelfde als de Henricus, filius quondam Johannis Frisonis de Os, die op 6 mei 1360 in Den Bosch als getuige optrad bij het testament van de begijn Heylwich Milters. 1) Rembout was aanvankelijk werkzaam als klerk van de Bossche notaris en stadssecretaris Rutgher van Arkel (nr.14). Deze machtigde hem als zodanig al op 5 maart 1457 tot het innen van zijn cijnzen en pachten. Op 26 augustus 1459 was Rembout ook als getuige aanwezig bij het testament van Goyart vanden Meervenne alias Brants en diens vrouw Posteluyn, Rutgher van Arkels dochter. Vermoedelijk leerde Rembout het notarisvak van Rutgher want op 14 mei 1463 stelde hij zijn eerste notariële akte samen met hem op. Vervolgens ingrosseerde hij op 8 juli 1465 voor heer Joerden Ansems (nr.10) het testament van Henric Brant en diens vrouw Lysbeth. Op 18 september 1467 fungeerde hij zelf weer als notaris toen de raadsheer en voormalige secretaris Ghijsbrecht Roesmont (nr.338) een codicil maakte bij het testament dat hij eerder samen met zijn vrouw jonkvrouw Mabelia had gemaakt ten overstaan van Rutgher van Arkel. Deze was zelf ooit als Ghijsbrechts klerk begonnen. Op 9 november 1476 nam Rembout ook het besloten testament in ontvangst van de raadsheer Arnt Berwout en van diens vrouw jonkvrouw Heilwich, dochter van wijlen Daneel Roesmont (zie nr.338). Na de opening op 1 januari 1477 vervaardigde Rembout voor het Groot Gasthuis een grosse die bestond uit een katern van 16 perkamenten folia waarvan 13½ folia beschreven waren. Op de overgangen van de verschillende bladen plaatste hij zijn paraaf met handtekening (Remb. Vilt). Het geheel werd gevalideerd met zijn signet en onderschrift, waarin hij voor het eerst ook melding maakte van zijn toelating door het Luikse hof. Het Gasthuis betaalde hem voor deze grosse 6 Rijnsgulden zoals uit de rekening van 1478/79 blijkt: "Item Reymbout Vilt van Oss, van enen testament te maken ende te scriven, xiiii bladen franscyns groot wesende, dair inne Aert Berwout ende joncfrou Heylich, sijn huysvrouwe, den Gasthuys voirs. sekeren goeden gelaten ende beset hebben ... ." Een ander exemplaar dat voor de Tafel van de H.Geest was bestemd en dat eveneens 6 Rijnsgulden kostte is niet bewaard. Verder beoorkondde Rembout als notaris nog de overdracht van de akten die betrekking hadden op de heerlijkheid Asten aan de nieuwe eigenaar van die heerlijkheid (1476), alsook een tweetal testamenten (1485, 1492). 2)
Behalve als klerk van Rutgher van Arkel en als notaris wordt Rembout ook genoemd als klerk (1470-1477) en stadhouder (1479-1481) van de rentmeester van de hertog in het kwartier van Den Bosch. Zo betaalde hij op 6 mei 1479 als stadhouder aan Jan van Vlierden uit Oirschot een bedrag ter vergoeding van zijn krijgsdiensten (zie nr.405). Vermoedelijk was Rembout nog stadhouder van de rentmeester bij zijn dood in 1494. Het zal ook in het kader van deze beide functies zijn geweest dat hij de rekeningen schreef van de O.L.V.-broederschap (1473-1478), van het Zinnelooshuis (1474-1476), van het Leprozenhuis (1477-1480) en van het Groot Gasthuis (1490-1493). Hij ontving daarvoor jaarlijks respectievelijk 70, 14, 56 en 112 stuivers. Rembouts klerk Gerit van Heessel (nr.170) volgde hem op als schrijver van de rekeningen van het Zinnelooshuis (1477-1480) en van de O.L.V.-broederschap (1478-1481). Tussen 1473 en 1478 was Rembout tevens officieel werkzaam als klerk en rentmeester van de O.L.V.-broederschap. Hij kreeg daarom jaarlijks nog eens 1½ el laken ter waarde van ongeveer 30 stuivers voor zijn broederschapsmantel, die ieder jaar een andere kleur had, terwijl hij voor het manen van de renten en tegoeden van de broederschap nog eens 84 stuivers kreeg. Vanaf deze tijd zal Rembout ook gezworen lid zijn geweest van de broederschap die op 11 juli 1491 bij hem thuis vergaderde. 3)
Afgezien van deze min of meer vaste werkzaamheden verrichtte Rembout ook veel incidenteel werk. Zo ingrosseerde hij voor Jan Peters van Arkel, laagschout van Den Bosch, een Bossche schepenakte daterend van 20 juni 1473. Voor drie akten van procuratie bestemd voor de gemachtigden van de O.L.V.-broederschap in Nijmegen, Den Haag en Emmerich ontving hij in 1476/77 van de broederschap 12 stuivers. Op 1 augustus 1474 verifieerden "meester Henric Bredebaert (nr.65) ende Reymboldus Vilt als notaryzen" op verzoek van schepenen van Den Bosch ook het testament dat Willem van Peterssem had gemaakt ten overstaan van heer Joerden Ansems (nr.10). Verder liet Rembout zich tussen 1457 en 1493 regelmatig door anderen machtigen tot het innen van cijnzen en pachten. Op 4 januari 1494 trad hij nog op als één van de drie provisoren van de Minderbroeders. Rembout overleed waarschijnlijk in de eerste helft van juli 1494. Zijn notariële protocollen werden op 30 oktober 1500 samen met die van heer Dirck Blerinct (nr.52) toegewezen aan Leuvense Gerit Jamess, notaris van de officialiteit, en aan heer Claes Hoyberchs (nr.182). 4)
Rembout, die ook eigenaar van diverse goederen te Rosmalen, woonde vermoedelijk aan de Oude Huls waar hij een hoekhuis bezat. Vanaf 1487 wordt hij genoemd als man van Mechtelt vanden Molengrave, weduwe van de brouwer Ghijsbrecht Toelinck. Rembout had bij haar echter geen kinderen. Mechtelt, die vanaf 13 juli 1494 voorkomt als Rembouts weduwe en die in 1503 nog leefde, had van haar eerste man wel een viertal kinderen: zuster Katherijn, Gerit, meester Frans en Peter Toelinck. Zuster Katherijn was in 1489 conventuale in het St.Elizabethklooster achter de Tolbrug. Haar broer Gerit had in 1490 reeds een zoon Ghijsbrecht. Op 13 januari van dat jaar droeg Rembout Vilt aan Gerit mede ten behoeve van diens zoon zijn rechten in een lijfrente over. Meester Frans liet zich in 1490 als magister Franciscus Tuelinck de Buscoducis aan de rechtenuniversiteit van Orléans inschrijven. Na zijn studie keerde hij terug naar Den Bosch waar hij trouwde met Beelken, dochter van Gheronck vanden Bosch (zie nr.76). Van 1505 tot 1508 was meester Frans één der zes gecommitteerden tot de stadsfinanciën en omstreeks 1525 fungeerde hij ook als meester van het Groot Gasthuis. Hij had tussen 1501 en 1527 herhaaldelijk zitting in de schepenbank en overleed in 1527 als president-schepen. Zijn broer Peter was schepen in 1514/15. Op 11 juni 1519 verkochten Gerit en Peter hun deel in twee huizen gelegen in de Peperstraat, naast de Lange Putstraat, aan hun broer meester Frans. Deze verkocht de huizen, waarvan er één eerder eigendom was geweest van zijn moeder, op 22 september 1519 aan Hugeman Jacops Tengnagel. In 1509 had meester Frans reeds twee andere huizen in de Peperstraat gekocht die na de dood van zijn vrouw Bele in 1536/37 werden toebedeeld aan de kinderen van zijn broer Peter. Diens kinderen waren: Goessen, Wouter, Eymbert, Dirck, Jan, Anna en meester Frans, kanunnik van de St.Jan. 5)
Rembout Vilt van Os komt een enkele keer ook wel voor als Rembout van Os. Tezelfdertijd leefde er in Den Bosch echter een andere Rembout van Os. Deze was een zoon van de perkamentmaker Jan van Os en oefende zelf in 1448 het beroep van nestelmaker uit. Van 1454 tot 1466 wordt hij ook genoemd als lid van de broederschap van St.Petrus en St.Paulus die in de gelijknamige kapel gehuisvest was. In 1455 was hij één van de drie dekens van deze broederschap. Dezelfde Rembout van Os was in 1473 één van de meesters van het Hinthamereinde en als zodanig ook van het Zinnelooshuis aldaar. Hij leefde nog in 1487 maar overleed vóór 1494 toen een zekere Hillegont als zijn weduwe optrad. 6)
|
Noten | |
1. | Rembout: Bijlage II 303.4 (26 aug.1459: Remboldus Vilt, filius quondam Arnoldi); GAH, RA 1256, fo.251v (10 mrt.1487: Remboldus Vilt, filius quondam Arnoldi de Os), RA 1260, fo.323v (3 aug.1491: Reymboldus Vilt Arntss); Gerit: Van Rooij, Het oud-archief, II 80 nr.286, 87 nr.313, 101 nr.366, 134 nr.494, 196 nr.724; Bijlage II 131.17, 131.18; Tussen 1420 en 1445 worden zowel een Arnt Gheriss Vilt als een Arnt Jans Vilt (van Os) vermeld in het Bosch’ protocol, maar geen van beiden zal de vader van de notaris zijn geweest; Zie voor Arnt Gheryss Vilt: GAH, RA 1194, fo.302r (1423/24), RA 1195, fo.220r (1424/25), RA 1196, fo.206v (1427), RA 1197, fo.126v, fo.200r (1426), RA 1211, fo.288v (1440/41); Arnt Janss Vilt (van Os): GAH, RA 1199, fo.52v (1428/29), RA 1204, fo.304v (21 en 23 aug.1434: Johannes Vilt, zoon van wijlen Gerisius Vilt de Os, en Arnoldus, zoon van wijlen Johannes Vylt van Os), RA 1214, fo.213v (1444); Zie voor andere verwanten o.a.: RA 1242, fo.197r (19 juni 1473), RA 1257, fo.181r-v (4 okt.1487); Van Rooij, Het oud-archief, II 27 nr.83, 254 nr.935, 451 nr.1629, 486 nr.1753; GAH, THG 1501 (12 febr.1411), 2045 (16 febr.1442), 2145-2147 (22 sept.1446); Bijlage II 14.42, 121.1, 121.2, 124.2, 246.28, 258.1; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.244. |
2. | GAH, RA 1227, fo.203r (5 mrt.1457); Smulders, "Over het schepenprotocol", 164; Bijlage II 10.10, 14.47, 303.4, 403.1 t/m 403.5, zie ook 5.44, 246.9; Verwijzingen naar notariële akten: OLVB 52, band 4, fo.14v (1469/70), fo.83v (1472/73); GAH, RA 1243, fo.312r (30 sept.1474), RA 1245, fo.133r (9 aug.1476), RA 1255, fo.175r (18 nov.1485); OLVB 52, band 4, fo.266r (1476/77); GAH, GG 607 (1478/79), GAH, IVR 410 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1478/79. |
3. | GAH, RA 1239, fo.104r (23 juli 1470), fo.112r (9 sept.1470), RA 1248, fo.91r-v (6 mei 1479), fo.282r (20 jan.1479), RA 1249, fo.194v (23 febr.1480), RA 1250, fo.145r (17 mrt.1481), zie ook RA 1262, fo.380v-383r (26 jan.1493), RA 1802 (vonnisboek, 1482-1501); RANB, RRGD 347 (1477); OLVB 52, band 4, fo.121v, fo.123v (1473/74), fo.159v, fo.161r, fo.162v (1474/75), fo.212v, fo.214r, fo.216r (1475/76), fo.264r, fo.266v, fo.269v (1476/77), fo.309v, fo.310v, fo.314v (1477/78), band 4bis, fo.35v (1478/79), fo.89r (1479/80), fo.138v (1480/81), band 5, fo.222v (1491/92); GAH, RVA 764 (1474/75) t/m 769 (1479/80); GAH, GBW 1161 (rekeningen van het Leprozenhuis), 1477/78, 1478/79, 1479/80; GAH, GG 609 (1490/91), 610 (1491/92), 611 (1492/93); OLVB 49, fo.32v. |
4. | GAH, RA 1227, fo.203r (5 mrt.1457), RA 1242, fo.197r (20 juni 1473), RA 1245, fo.192r (2 jan.1476), RA 1262, fo.406v (13 juni 1493), RA 1263, fo.111r (4 jan.1494); OLVB 52, fo.266r (1476/77); RANB, KO 299 (regest 474) (1 aug.1474); Tabel 3.2, nr.53; Zie ook: Bijlage II 5.49.4. |
5. | APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.83; RANB, SET 2 nr.V (26 sept.1489); GAH, RA 1256, fo.311r (1487), RA 1258, fo.295r-fo.296v (26 sept.1489), fo.366r-v (30 apr.1489), RA 1259, fo.96r (13 jan.1490), RA 1263, fo.30v (13 juli 1494), fo.211r (1494), RA 1264, fo.133v (1494/95), RA 1269, fo.347r (1500); OLVB 49, fo.32v; Bernsen, "Een Bosch’ geslacht Teulings", 10-11; De Ridder-Symoens e.a., Les livres, 1.2.1 143 nr.225; De Ridder-Symoens, "Brabanders", 322; Jacobs, Justitie, 269-270, 280; Van Rooij, Het oud-archief, I 58 nr.891; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 415, 418, 463. |
6. | GAH, RA 1201, fo.4v (1430), RA 1210, fo.100v (1440), RA 1218, fo.353v (1448), RA 1225, fo.304v-305v (20 juli 1455), RA 1232, fo.114v (1461/62), RA 1234, fo.92v (1464/65), RA 1235, fo.76v (1465/66), RA 1240, fo.15v (1470), RA 1241, fo.47r (14 jan.1472), RA 1251, fo.134v (1482), RA 1263, fo.170r (1494), RA 1268, fo.56v (1500); Bijlage II 5.15.1, 79.1, 128.2.1, 240.4.1, 240.4.2, 240.5.1, 240.6.1, 365.5, 365.6; GAH, RVA 762 (1472/73). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschRemboldusVilt van Osch | 69v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 795
A.M. Koldeweij, In Buscoducis Bijdragen (1990) 480
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 160n, 166