afb.
Cornelis Verhoeven is geboren op 2 februari 1928 te Udenhout, een dorp oostelijk van Tilburg. Hij is de vierde telg in een boerengezin met zeven kinderen. Zijn vaders geslacht woont al vele eeuwen in Udenhout of de directe omgeving daarvan. Deze herkomst uit een eenvoudig maar zelfbewust agrarisch milieu zal door de auteur Verhoeven noch geloochend noch geïdealiseerd worden. Zijn jeugd is voor hem eerder 'een fonds waaruit hij melancholiek of enthousiast put dan een muur waar hij met de kop tegen aanloopt' (C.Struyker Boudier). Hij zet de in die periode gebruikelijke stappen die in het bisdom 's-Hertogenbosch naar het priesterschap voeren: een voorbereidende opleiding op De Ruwenberg te St. Michielsgestel, het klein-seminarie Beekvliet, eveneens te St. Michielsgestel en het groot-seminarie te Haaren. De studieresultaten van de jonge Cornelis Verhoeven zijn uitzonderlijk goed. Op het groot-seminarie wordt zijn neiging tot beschouwelijkheid en de wijsbegeerte aangewakkerd, met name door de in die tijd en dat milieu gebruikelijke aandacht voor wijsgerige stromingen van de twintigste eeuw. Cornelis Verhoeven voltooit zijn priestersopleiding niet. Nog tijdens zijn 'philosophicum' (de eerste twee jaar van het groot-seminarie) verlaat hij Haerendaal. Deze cesuur in zijn voorgenomen levensloop gebeurt niet zonder emotionele en psychische spanningen, maar resulteert voor de auteur Verhoeven niet in een loochening van zijn religieuze wortels, zij het opnieuw evenmin in een onkritische idealisering ervan. Verhoeven studeert vervolgens oude talen, wijsbegeerte en godsdienstwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn afstuderen in 1955 wordt hij als docent oude talen benoemd aan het Marialyceum (later Jeroen Bosch College) te 's-Hertogenbosch, een positie die hij zevenentwintig jaar zal bekleden. In 1982 wordt hij benoemd tot hoogleraar antieke wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds een universitaire reorganisatie en de opheffing van deze leerstoel bekleedt hij tot aan zijn emeritaat de leerstoel metafysica en haar geschiedenis. In 1956 promoveert Verhoeven op een godsdiensthistorisch proefschrift (Symboliek van de voet, Assen, 1957).In de jaren die volgen ontwikkelt hij zich tot een vruchtbaar en veelzijdig publicist in vele tijdschriften en periodieken. Dit leidt vrij spoedig tot erkenning: in 1964 ontvangt hij de literatuurprijs van de provincie Noord-Brabant voor zijn essays in met name de tijdschriften Roeping (later voortgezet als Raam) en Streven. In 1965 volgt de eerste bundeling in boekvorm, onder de titel Rondom de leegte. Dit debuut kent een opmerkelijk succes: het boek beleeft zes herdrukken en wordt in vertaling uitgegeven in Duitsland en Italië. Na 1965 verschijnen er van Verhoeven jaarlijks een of meer boeken, meestal bestaande uit gebundelde essays, soms ook als zelfstandige en samenhangende publicatie. Voorts verzorgde hij vertalingen van werken van Seneca, Cicero, Porphyrius, Geulinckx, Aristoteles, Heraclitus,Leibniz, Heidegger, Augustinus, Xenophon en Plato, veelal voorzien van een commentaar. Zijn bibliografie beslaat in 2002 meer dan 80 boektitels en vele duizenden artikelen, columns en boekbesprekingen in dag- en weekbladen en in culturele en wijsgerige tijdschriften. Het resultaat van deze buitengewone productiviteit is een imponerend maar op het eerste oog ook weinig samenhangend oeuvre, zowel wat de inhoudelijke aard betreft als wat de culturele en wijsgerige waarde ervan. In één en dezelfde bundel kan men zowel tijdgebonden reacties op bepaalde modeverschijnselen vinden als tijdloze reflecties rond een fundamenteel thema. Er zijn bundels waarin heel persoonlijke observaties hun tastende bewoording vinden (als in De resten van het vaderschap, 1975) en andere waarin op consistent-betogende wijze onderwerpen uit Verhoevens colleges aan de universiteit aan de orde komen (Mensen in een grot, 1983; Voorbij het begin I en II, respectievelijk 1984 en 1985). Ondanks de geschetste diversiteit blijkt bij nadere inspectie dat alles wat Verhoeven schrijft door een verwant pathos gedragen wordt, dat we in deze biografische inleiding vooralsnog met de trefwoorden 'verwondering', 'passiviteit', 'de prioriteit van de rijke en overweldigende werkelijkheid' en 'de demoralisering van het activistische en gewelddadige' zullen aanduiden. In de essayistische productie van Verhoeven zijn zekere verschuivingen vast te stellen. Na 1969 komen gedurende een periode meer dan voorheen onderwerpen uit de persoonlijke levenssfeer aan de orde. De aandacht voor antieke auteurs, die daarvóór zeker niet ontbrak, wordt intensiever na Verhoevens benoeming in 1982 tot hoogleraar antieke wijsbegeerte. Na de al eerder genoemde cultuurprijs van de provincie Noord-Brabant ontvangt Verhoeven nog andere publieke huldeblijken waarin de waardering voor zijn denken en zijn stilistische vaardigheid tot uitdrukking komt: de Anne-Frankprijs voor het essay 'Filosofie van de troost' (opgenomen in de bundel Het leedwezen, 1971), de essayprijs van het NCR-Handelsblad in 1979 en de in 1980 uitgereikte P.C. Hooftprijs voor letterkunde (essays) 1978. In 1993 wordt Verhoeven benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Van de Katholieke Universiteit Brussel ontvangt hij in 1998 een eredoctoraat. Deze waardering is zeker niet ongemengd en onverdeeld. Als cultuurcriticus en polemist, die wars is van modieuze stromingen, heeft hij weerstanden opgeroepen bij degenen die zich door zijn kritiek voelden aangesproken. Zijn genuanceerde en omcirkelende stijl roept nogal eens het ongeduld en ongenoegen op van critici die een doortastender taalgebruik voorstaan. Niet te ontkennen valt echter dat de omvang en de aard van wat Verhoeven heeft geschreven hem bestempelen als een productief en veelzijdig essayist en een onvermoeibaar filosoof in de authentieke betekenis van het woord. Cornelis Verhoeven is op 11 juni 2001 overleden. |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) III. 347, 349, 355
Encyclopedie van Noord-Brabant 4 (1986) 246-247
Coen Free, Dit gaat nooit voorbij : Bossche Popmuziek en Literatuur in de Sixties (2010) 111
Coen Free, Zoete Lief, oorzaak veler plagen (1999) 7, 31, 53, 61, 68, 86
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 257, 293
Willem Huberts, Soli Deo : Wouter Lutkie (1887-1968) : Biografie van een priester-fascist (2022) 8
Noordbrabants Historisch Jaarboek 17-18 (2000-2001) 295
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 658, 701
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 408