Hendrik Verhees jr. werd geboren op 7 december 1744 te Boxtel, als zoon van Hendrik Verhees, timmerman en meester-molenmaker en Maria van der Sleijden. Hendrik Verhees was ongehuwd. Hij overleed te Boxtel op 23 april 1813. Verhees groeide op in een rooms-katholiek gezin met elf kinderen. Over zijn jeugdjaren is niet veel bekend. Hij bezocht de dorpsschool in zijn geboorteplaats. De Boxtelse landmeter Jan François van de Weyer werd vermoedelijk later zijn leermeester. Verdere studie aan de Leidse school van de Duytsche Mathematique lijkt niet uitgesloten. Zijn privé-bibliotheek bevatte namelijk een tiental boeken over Leiden. Aanvankelijk volgde hij de voetsporen van zijn vader. In 1765 nam hij de onderhoudswerkzaamheden aan van de kerk en het predikantshuis in Boxtel. Een jaar later was hij aannnemer van de eerste Nationale Straatweg van 's-Hertogenbosch tot aan de grenzen van Luik. Voor het onderhoud had hij vijftig mensen in dienst.
Zijn eerste cartografische activiteiten zijn traceerbaar vanaf 1767. Hij vervaardigde toen kaarten van de Brede en Smalle Haven te 's-Hertogenbosch en startte met het voorbereidende werk om een figuratieve kaart van geheel Staats-Brabant te kunnen vervaardigen. Ondanks het aandringen van de Raad van State in de jaren 1784 en 1785 kwam het niet tot een rijksuitgave. Met 'grote moeite' slaagde Verhees er in de 'Meierijkaart' in 1797 in eigen beheer uit te geven. Tot aan 1870 werd deze als wandkaart voortdurend herdrukt.
Ook als architect is hij actief geweest. Allereerst valt de bouw te vermelden van een schuurkerk te Kerkdriel (1767). Jaren later maakte Verhees het bestek voor de nieuwbouw van een kerk in het Noordhollandse Schoorl (1782). Ook bij de bouw van de hervormde kerken te Boxtel, Udenhout en Urk was hij betrokken. Naast kerkgebouwen ontwierp Verhees de raadhuizen te Drunen, Erp, Liempde, Sint-Michielsgestel en Tilburg. Eveneens adviseerde hij bij de verbouwingen van de tuchthuizen te Breda en 's-Hertogenbosch en bij de restauraties van de kastelen Stapelen te Boxtel en de Strijdhoef te Udenhout.
Aan waterstaatkundige zaken besteedde Verhees eveneens veel tijd. Toen in 1783 het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijs-
| 129 |
begeerte te Rotterdam een prijsvraag uitschreef met de vraag: 'Welke hinderpalen zijn er tegen den aanleg van een kanaal tusschen 's-Hertogenbosch en Maasstricht of Luik, en zoo neen, wat het beste plan is?' verwierf Verhees met zijn bevestigend en technisch-wetenschappelijk antwoord een gouden medaille. Zijn plannen zijn echter nooit gerealiseerd. In juli 1805 werd Verhees aangesteld tot directeur van de verdiepingswerkzaamheden van de rivier de Aa. Samen met C.F. Wesselman sr. verdiepte hij zich in de ontwatering van de Peel en de afvloeiing van het Maaswater bij Smeermaas. Hoezeer hij ten aanzien van de waterwegen in Noord-Brabant kennis en inzicht bezat, bleek overigens ook uit zijn vervaardiging van een rivierenkaart van dit gewest. Jarenlang maakte de Nederlandse genie-officier en cartograaf baron C.R.T. Krayenhoff dankbaar gebruik van Verhees' werk voor het samenstellen van zijn Choro-topografische kaart van het Koninkrijk Holland. Verhees vervulde bovendien talloze bestuursfuncties. Voor de inval van de Pruisen in 1787 was hij collecteur van de reële en personele dorpslasten en schepen van Boxtel. Tevens was hij lid van de vaderlandse sociëteit aldaar en pleitbezorger van het Nationaal Fonds. Als
| 130 |
katholiek bestuurder werd hij in 1790 door de advocaat-fiscaal van Brabant afgezet. Na de komst van de Fransen in 1794 werd hij aangesteld tot buitengewoon lid van de Rekenkamer te 's-Hertogenbosch. In 1795 was hij lid van de Boxtelse municipaliteit. Een jaar later werd hij lid van de vergadering van representanten van Brabant. Hij werd ook afgevaardigd naar de Staten-Generaal. In januari 1805 werd hij benoemd tot lid van het gemeentebestuur van Boxtel. Twee jaar later was hij opperprovisor van de armentafel te Boxtel. Ten tijde van de inlijving bij het Franse keizerrijk trad Verhees op als vrederechter in het kanton Boxtel. Verhees was een geestelijke duizendpoot wiens verdiensten vooral liggen op wetenschappelijk en documentaliserend gebied. Voor particulier gebruik legde hij een fraaie wetenschappelijke bibliotheek aan. Maar veel belangrijker was dat hij tijdens zijn talloze reizen door de provincie in de jaren 1787 tot 1809 schetsen, tekeningen en plattegronden maakte van kerken, kapellen en van al wat hem interesseerde. Dit materiaal is van blijvende waarde en betekenis en vooral als bron van belang voor de kennis van de kerkelijke architectuur in Noord-Brabant. In 1975 werd zijn geesteskind alsnog in boekvorm uitgegeven door J. van Laarhoven.
Jarenlang was Verhees 's lands aannemer en architect aan wie tot op heden het behoud van oude bouwwerken uit zijn tijd, zoals kerken en raadhuizen, te danken is. Als waterstaatkundige behoort hij thuis in de rij van vooraanstaande waterstaatkundigen als J. Blanken, C.L. Brunings, F.W. Conrad en C.R.T. Krayenhoff. Zijn kaarten waren van bijzonder belang en zijn waterbouwkundige plannen verdienen lof.
| 131 |
Bronnen | |
• | A.M. Elias en P.C.M. Schölvinck, Volksrepresentanten en wetgevers, Amsterdam 1991, 240 |
• | S. van de Graaff, Historisch-Statistische beschrijving van het Koninkrijk Holland..., Amsterdam 1807 |
• | J. van Laarhoven, Het schetsenboek van Hendrik Verhees, 's-Hertogenbosch 1975 |
• | A.R.M. Mommers, Brabant van Generaliteitsland tot Gewest, Utrecht 1953, 550 |
• | J.C. Ramaer, 'Hendrik Verhees', in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IX, Leiden 1933, 1188-1189 |
• | J.N.S. Stokman, 'Hendrik Verhees', in: Caert Thresoor 5 (1986), 12-17 |
Gedoopt in de R.K. kerk te Boxtel 7 november 1744, vader Henricus, modere Maria van der Heyden (S Boxtel 7); was gezworen landmeter en architect en aannemer van 's lands werken (A.R.A. Staten-Generaal 5338 d.d. 14 mei 1788); heeft de eerste goede kaart van het generaliteitsland Brabant getekend: Kaart figuratief van het grootste gedeelte van Bataafs Braband, bevattende de Meierij van Den Bosch ... met grote moeite en kosten merendeels opgenomen en samengesteld door Hendrik Verhees 1794 (N. Ned. Biogr. Wrdbk. IX); Kaart van de Bodem van Elde opgemaakt na de verdeling ervan tussen de dorpen St. Mihielsgestel, Boxtel, St. Oedenrode en Schijndel in 1803, berust op het Rijksarchief in N.Br. (Mommers, St. Oedenrode I blz. 127, Tax. 1923 blz. 261 en Bossche Bijdr. 1939 blz. 266-281); was 18 juni 1789 schepen te Boxtel (A.R.A. Req. Staten-Generaal 7853); als roomsgezind schepen door de adv. fisc. van Brab. in 1790 afgezet en vervangen door Artus Hollert, ouderling van de N.H. Gemeente (A.R.A. Staten-Generaal 5345 d.d. 27 juli 1790); in 1795 president van de municipaliteit; had vanaf 1 maart 1796 zitting als afgev. voor Oss in de 1e en 2e Nationale Vergadering (A.R.A. Wetg. Coll 1-23); in „Karakterschets der volksvertegenwoordigers, zitting hebbende in de nationale vergadering” blz. 14 wordt van hem gezegd: „een foederalist. Hij verstaat de zeldzame kunst om zijn landmetersadviezen al zingende op te dreunen” (Tax. 1907 blz. 256); woonde 1 augustus 1800 bij Pauwels in de Veenestraat no 176 (Naamlijst leden Vert. Lichaam met woonplaatsen); in 1798 een der 7 leden toegevoegd aan de Commissie tot het vervaardigen van de ontwerp-staasregeling (Wag. IXL blz. 223 en Dagverh. Const. Verg. IX blz. 139); van 31 juli 1798 - 17 october 1801 representant in de Eerste Kamer van het Vert. Lichaam voor het district Oirschot (A.R.A. Wetg. Colleges 42); in 1805 aangesteld tot lid van het gemeentebestuur en schepen te Boxtel en tot directeur tot het verdiepen en bevaarbaar maken van de rivier de Aa (Res. Departementaal Bestuur Brab. 3 januari 1805 no 31 en 30 juli no 32); in 1810 president, vrederechter en architect te Boxtel (R.A.N.Br. Prov. Repr. 169 en A.R.A. Fin. 808); in 1812 en 1813 lid van de arrondissementsadministratie van 's-Hertogenbosch (Alm. Dép. Bouches du Rhin); overleden te Boxtel 23 april 1813 (N.B.S. Boxtel); zijn schetsboek berust in het Prov. archief der Minderbroeders Capucijnen te 's-Hertogenbosch, 10 landkaarten zijn van hem bekend (Gerlach, Het schetsenboek van Hendrik Verhees, Bossche Bijdragen 1938/39 blz. 266-281). | 550 |
1939 |
P. Gerlach O.M. Cap.Het Schetsenboek van Hendrik Verhees († 23 april 1813)Bossche Bijdragen XVI (1939) 266-281 |
Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (1989) 617-619
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 149, 247
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 19, 152, 195
Encyclopedie van Noord-Brabant 4 (1986) 245-246
Jacq. J.M. Heeren, 'Het handschrift Verhees' in: Taxandria (1928) 265-267
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 550
Charles de Mooij, Eindelyk uit d'Onderdrukking (1988) 25, 85, 94, 95
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 98, 158; 16 (1999) 115, 116
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 529, 534
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 421
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 132