Cler. Luik, A. 1521-1545 (1521-1545) Den Bosch Meester Geryt van Loken, vanden Loeken, van Lueken, werd te Veghel geboren als zoon van Gerit Thyss van Loeken (Gherit Mathijssoen van Lueken). Zijn vader leefde nog in 1530 en was toen president-schepen van Veghel. Hij had behalve meester Gerit nog minstens vier andere kinderen: Mathijs, Agnes, Henricxken en Henricxken. De eerste drie leefden in 1548 nog. Agnes was toen getrouwd met Lucas Rombout Gheritssoen en Henricxken met Cornelis, zoon van Adriaen van Ghorinchem. Hun zuster, die eveneens Henricxken heette, en haar man Laurens Hermanssoen waren in 1548 reeds overleden. Ze hadden twee dochters: Marieken en Mechtelt. Deze waren respectievelijk getrouwd met Jan Henrick Willemssoen en met Bartholomeeus Peter Dirck Goyartssoen vanden Eynde en traden op 16 januari 1548 samen met hun oom Mathijs en hun tantes Agnes en Henricxken op als erfgenamen van hun oom meester Gerit. 1) Meester Gerit werd op 18 augustus 1508 als Gheraerdus Gherardi de Vechel ingeschreven aan de Leuvense universiteit. Hij behaalde hier zijn meestergraad en werd tot priester gewijd. Het is niet zeker of hij ook dezelfde is als de dominus Gerardus de Loeken die in 1510 residerend rector was van het altaar van St.Jacobus en St.Anthonius in de parochiekerk van Uden en die toen tevens de Corneliskapel "op Zeelant" in dezelfde parochie bediende. Volgens de aartsdiakenale registers waren aan het altaar vijf wekelijkse missen en aan de kapel nog eens zeven wekelijkse missen verbonden. Vanaf 1521 was meester Gerit als notaris werkzaam in Den Bosch. Hij stelde er in 1521 en 1525 twee testamenten op die hij ondertekende als Gerardus Gerardi Mathie de Vechel alias de Loeken. Drie testamenten die hij in 1537, 1540 en 1545 opstelde ondertekende hij daarentegen als Gerardus Gerardi Mathie de Loeken. In deze oorkonden maakt hij ook melding van zijn admissie door de Raad van Brabant. Verder is nog een kwitantie van zijn hand bewaard waarin hij zich aanduidt als ego, Gerardus de Loeken, presbiter. In deze kwitantie, die van 8 april 1536 dateert, erkende hij dat hij van een kerkmeester van de St.Jan 3 Rijnsgulden had ontvangen die Mariken Jans van Dorne hem in haar testament had nagelaten. Vermoedelijk had hij de opdracht gekregen een aantal missen voor haar zieleheil te lezen. Omstreeks 1539 was meester Gerit vice-plebaan van de St.Jan. Hij wordt dat jaar éénmaal aangeduid als vicarius en noemt zichzelf op 16 november 1539 ook Gerardus de Loeken, vicecuratus Busciducensis. Hij schreef toen aan de aartsdiaken van Kempenland dat hij overeenkomstig diens opdracht bekend had gemaakt dat eenieder die bezwaar wilde maken tegen de benoeming van de clericus Johannes Henrici Luecken(s) de Meeuwen tot rector van het Driekoningenaltaar in de St.Barbarakapel op 19 november te moest verschijnen in het geestelijk gerechtshof te Diest. Nadat niemand bezwaar had aangetekend kon genoemde clericus op 22 november als rector worden geïnstalleerd door meester Cornelis Coggen (nr.220). Meester Gerit zelf verwierf later een beneficie in de St.Jan want in het obituarium van die kerk wordt hij als beneficiant aangeduid. 2)
Heer Aert vander Straten, rector van de tweede fundatie van het H.Kruisaltaar in de Begijnenkerk, gaf op 7 mei 1527 aan meester Gerit een huis met erf, tuin en achterhuis aan de Oude Dieze in erfcijns waarin deze vervolgens ook ging wonen. Het huis stond naast dat van heer Lambrecht Kievits (zie nr.218) met wie hij in conflict raakte zodat er op 5 oktober 1527 een minnelijke schikking tussen beide buren getroffen moest worden. Op 20 augustus 1530 beoorkondde Adriaen die Ruyter (nr.343) ook een overdracht "inden huyse meesteren Geryts van Loken, staende inder stadt van tsarthogenbosche ter plaetschen genoempt op die Aude Diese". Meester Gerit moet tussen 1545 en 1548 zijn overleden. Op 16 januari van dit laatste jaar verkochten zijn erfgenamen (zie boven) zijn woonhuis met toebehoren aan Adriaen, zoon van Jan Ghoessenssoen van Schijnle die het later naliet aan zijn zoon heer Christiaen, beneficiant van de St.Jan. In het obituarium van de St.Jan wordt meester Gerit onder 26 april vermeld als magister Gerardus Loeken de Vechel, beneficatus. Hij werd begraven bij het St.Andreasaltaar waaraan ook zijn beneficie verbonden zal zijn geweest. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1311, fo.89v-90r (12 febr.1530), RA 1352, fo.144r-145r (16 jan.1548). |
2. | Schillings, Matricule, III 353 nr.125; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 272 (in 1485 was een dominus Johannes de Loeken residerend rector van het Udense altaar), 273, vgl. 247; Bijlage II 398.1, 398.2, vgl. 23.1, 36.9; ABH, ZZ 126 (22 mrt.1537); GAH, GG 3432 (12 juni 1540); GAH, Blokken 7021 (12 juni 1540); APB, St.Jan I, akte d.d. 31 mrt.1545; APB, St.Jan II, kwitanties d.d. 8 apr. 1536 t/m 24 juni 1537; Schutjes, Geschiedenis, IV 311; GAH, Sassen 788 (14 en 16 nov.1539), 789 (19 en 22 nov.1539); GAH, APB, St.Jan II, Obituarium, p.129, p.406. |
3. | GAH, RA 1306, fo.333r (7 mei 1527), RA 1352, fo.144r-145r (16 jan.1548, met een verwijzing naar de akte van 5 okt.1527); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 273; Bijlage II 343.9; APB, St.Jan II, Obituarium, p.129, p.406. |