Gedoopt 14 augustus 1749 te 's-Hertogenbosch, overleden 11 juni 1832 te Brussel; advocaat te 's-Hertogenbosch, lid der Regeering en der Illustre L.V. Broederschap aldaar, honorair proost der Broederschap, raadsheer eerst in het Hof van Justitie van Braband, lid der commissie tot het samenstellen van een civiel Wetboek voor de Bataafsche Republiek (1796), later raadsheer in het Hooggerechtshof te Brussel. Huwde 30 juli 1787 te Drunen Johanna Elisabeth van Meeuwen, gedoopt 14 maart 1759 te 's-Hertogenbosch, overleden 6 mei te Brussel. |
Gedoopt in de St. Jan, St. Cathrien en St. Pieter 14 augustus 1749, vader Wilhelmus, gedoopt in de St. Cathrien te 's-Hertogenbosch 31 januari 1720, trouwt voor schepenen 23 april 1747, moeder | 536 |
Joanna Elizabeth van Linden, weduwe van Dominicus du Chateau, gedoopt te Lith (S 42, 47 en 566); trouwt 30 juli 1787 voor schepenen van Drunen met Joanna Elisabeth van Meeuwen, gedoopt St. Jan 11 maart 1759, dochter van Joannes, erfgriffier van Maasland, erfsecretaris van Oss, Lithoyen, Berghem, Heeswijk en Nistelrode en bierbrouwer in de Witte Hond te 's-Hertogenbosch, en Joanna Maria Potters, overleden te Brussel 6 mei 1849 (S 's-Hertogenbosch 567 en Tax. 1914 blz. 242); vier kinderen gedoopt in de St. Jan en St. Pieter tussen 1788 en 1798 (S 48 en 49); 12 januari 1768 als philosophus Falconensis ingeschreven aan de Leuvense Universiteit (Alb. Stud. Leuven no 27 blz. 251); rentmeester van de heerlijkheid Drunen en practiserend advocaat te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm. 1796-1802); sinds 1779 broeder en van 24 juni 1810 tot 24 juni 1811 proost in de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm. 1810 en Alm. van N. Br.); ondertekenaar van de Acte van Verbintenis van 1785 onder no 56; in 1794 thesaurier van de stad 's-Hertogenbosch, binnen-heemraad van de polder Van den Eigen, regent van het Groot Gasthuis en scholarch van de Illustre en Triviale Scholen ('s-Hertogenbosch Rep. Alm. 1794-1795 en A.R.A. Min. van Justitie 5024); 7 maart 1795 door schepenen van Someren aangesteld tot dorpsadvocaat in de vacature van de overleden mr W.C. Ackersdijck op een wedde van 15,- 's jaars (J. Cunen, Gesch. van Someren blz. 124); 2 december 1796 door de Nationale Vergadering benoemd als lid der Commissie tot het ontwerpen van een burgerlijk Wetboek, waarvoor hij bedankte (A.R.A. Wetg. Colleges 219 d.d. 15 december); kreeg 11 december 1797 zitting in de 2e Nationale Vergadering als 2e plaatsvervanger voor mr P. Verhoysen te Helmond (A.R.A. Wetg. Colleges 453 en Wag. IXL blz. 135); nam 31 juli 1798 ontslag als raad van het Hof van Justitie van Bataafs Braband in verband met sessie nemen als lid van de Eerste Kamer Vert. Lichaam, woonde 1 augustus 1800 bij Van Breemen aan de Hofsingel no 110 te 's-Gravenhage (A.R.A. Wetg. Colleges 42, 220 d.d. 5 october 1798 en 443 en Naaml. leden Vert. Lichaam met woonpl.); tot 18 juli 1801 representant in het Vertegenwoordigend Lichaam van het Bataafs Volk voor het district 's-Hertogenbosch (Wetg. Colleges 42 en 443 en Alm. Bat. Omwent.); van 29 juli 1802 tot 1810 president van het Departementaal Gerechtshof van Brabant te Breda (A.R.A. St. Bew. 227 exh. 24 augustus 1802 no 22 en R.A.N.Br. Res. Dep. Bestuur de Dommel 29 juli 1802 sub init. en R. van Br. 1626); had in 1810 een tractement van 2200,- en een toelage van 300,- (A.R.A. coll. Elout 64); van 1811 tot 1815 raad in het Keizerl. Gerechtshof en van 1815 tot 1830 raadsheer in het Hooggerechtshof te Brussel (A.R.A. Min. van Justitie 5024); overleden te Brussel 11 juni 1832 (Tax. 1914 blz. 242). Over zijn zoon Lambert Dominicus zie: Tax. 1913 blz. 21 vlg.; geneal. in Tax. 1901 blz. 292 en 1914 blz. 234 vlg. Familie afkomstig uit Grave. | 537 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociėteitsleven 1789-2019 (2019) 32, 35, 38, 70
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 730-731
W.J.F. Juten, Kwartierstaten van Nederlandsche Katholieken (1907) Eerste Serie No. 90
G.Chr. Kok, Van Raad van Brabant naar gerechtshof 's-Hertogenbosch (2008) 38-52
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 536-537