Franciscus Sonnius werd in 1506 als Frans van der Velde geboren in het gehucht de Heuvel te Son. Later zou hij zich naar zijn geboorteplaats 'Sonnius' noemen. Als volwassene was hij opvallend klein van gestalte. Zijn invloed op het kerkelijk leven van zijn tijd was echter groot. Bisschop Sonnius is overleden in 1576 te Antwerpen. Frans van der Velde stamde zeer waarschijnlijk uit een familie die al in de veertiende en vijftiende eeuw in Son en Sint-Oedenrode voorkwam. Onder hen waren vele geestelijken die de verlatiniseerde familienaam 'de Campo' voerden. Zijn vader was Gillis van der Velde, een niet onbemiddelde boer. Sonnius had een broer die ook in Leuven gestudeerd had en mogelijk de latere scholaster van het kapittel in Sint-Oedenrode is geweest. Een andere broer, die in Antwerpen heeft gewoond, was kanonnier-bombardier in dienst van de koning van Spanje en is in 1557 gesneuveld in het Italiaanse Gaeta. Bovendien had hij een zuster, Aleydis, die getrouwd was met een welgestelde boer uit Sint-Michielsgestel, Rut Claessen van Griensven. Voor het volgen van voortgezet onderwijs bezocht Sonnius eerst 's-Hertogenbosch. Hij verbleef daar in het Sint-Gregoriushuis voor studerende jongeren, dat onder leiding stond van de Broeders van het Gemeene leven. Later bezocht hij het Sint-Willibrordcollege in Utrecht. Daarna ging hij naar de universiteit van Leuven, waar hij zich een uitstekend student toonde: in 1527 behaalde hij de eerste prijs op een totaal van 111 studenten in de faculteit van de artes. Aansluitend studeerde hij in Leuven eerst een jaar medicijnen en daarna theologie. Daartoe liet hij zich inschrijven in het Pauscollege, genoemd naar de stichter Adrianus Florisz., beter bekend als paus Adrianus VI. Op 12 juni 1536 behaalde Sonnius het licentiaat en op 23 september 1539 promoveerde hij tot doctor in de theologie.
Zijn priesterwijding vond plaats in 1530 of 1531. Sonnius werkte vervolgens in de parochie van Meerbeek bij Brussel en vanaf 1535 in de Leuvense Sint-Jacobsparochie. Ondertussen bleef hij zich bezighouden met wetenschappelijke theologiebeoefening. In 1545 werd hij hoogleraar in de theologie en kanunnik in de Leuvense Sint-Pieterskerk. Dit laatste was een gebruikelijke manier om een hoogleraar van een inko-
| 123 |
men te voorzien. Overigens had Sonnius al in oktober 1543 een kanunnikaat van het Domkapittel te Utrecht verworven. Door bezwaren van de zittende kanunniken zou het echter tot 1545 duren voordat hij officieel in het kapittel werd opgenomen. In 1545 werd Sonnius door keizer Karel V tot inquisiteur benoemd, aanvankelijk in Gelre en daarna in Friesland, Groningen en de Ommelanden en in Overijssel. Het werk lag hem echter niet: hij voelde zich veel meer een theoloog dan een ketterjager. Op eigen herhaald verzoek werd hij in 1557 van deze taak ontheven. Lange tijd is het beeld van Sonnius als inquisiteur heel negatief gekleurd geweest. Vanaf omstreeks 1950 komt in de geschiedschrijving een ander beeld naar voren. Sonnius wordt daarin beschreven als een zeer gematigd man die voor berouwvolle ketters vrijspraak of strafverlichting trachtte te krijgen. Hij wilde vooral overtuigen, niet veroordelen. Naar zijn mening was de inquisitie een vorm van symptoombestrijding, die de werkelijke oorzaken ongemoeid liet.
Als theologisch adviseur maakte hij de eerste en de tweede zitting mee van het Concilie van Trente, respectievelijk in de jaren 1545-1547 en 1551-1552. In 1557 was hij in dezelfde hoedanigheid aanwezig bij het Godsdienstgesprek met de Lutheranen te Worms over de verhouding tussen de Heilige Schrift en de Traditie.
In 1561 vaardigde de paus de besluiten uit die zouden leiden tot een nieuwe indeling van de bisdommen in de Nederlanden. Hiermee kwam een einde aan het bestaan van zeer grote bisdommen, zoals het bisdom Luik dat zich uitstrekte van de Ardennen tot op de Zuid-Hollandse eilanden. Een dergelijke omvang was uiteraard een belemmering voor een goed toezicht op de zielzorg in de woelige jaren van de Reformatie. Het plan voor de nieuwe bisdommenindeling was opgezet door Sonnius. Hij was ook door koning Filips II naar Rome gestuurd om de nieuwe indeling hoogstpersoonlijk bij de paus te bepleiten. Dit is hem tijdens een verblijf van vijftien maanden gelukt.
De nieuwe indeling riep in de Nederlanden van alle kanten verzet op. Sommigen vreesden dat met de nieuwe bisdommen ook de zoveel strengere Spaanse inquisitie zou worden ingevoerd. Lakse geestelijken waren beducht voor een nauwlettender toezicht op hun levenswandel. De abdijen en kloosters, die waren aangewezen als inkomstenbron voor de nieuwe bisdommen, verwachtten grote financiële schade en verlies van hun autonomie. Adellijken zagen nieuwe carrièremogelijkheden voor zichzelf en hun zonen verloren gaan: volgens de nieuwe bepalingen moesten bisschoppen en kanunniken immers een academi-
| 124 |
sche graad hebben. Maar onder de hoge adel was de verontwaardiging het grootst. De nieuwe, door de koning benoemde bisschoppen zouden - als abt - namelijk zitting krijgen in een aantal Statenvergaderingen. Dit gold met name voor die van Brabant waarin drie nieuwe bisschoppen zitting zouden nemen. Daarmee zou de prins van Oranje zijn grote invloed in die Staten kwijtraken aan koningsgezinden. De prins en zijn medestanders slaagden er evenwel in de hele oppositie achter zich te krijgen en zetten daarmee een eerste stap op de weg naar de Opstand. Als beloning voor zijn inspanningen voor de nieuwe bisdommenindeling werd Sonnius op 10 maart 1561 benoemd tot eerste bisschop van 's-Hertogenbosch. De bisschop moet echter voorvoeld hebben dat hij het niet makkelijk zou krijgen. Zijn wapenspreuk luidde namelijk Sine Onere Nihil, wat betekent 'niets zonder moeite'. Inderdaad ondervond Sonnius veel weerstand tegen zijn benoeming, vooral van het kathe-
| 125 |
draal kapittel dat vreesde voor verlies van privileges. Bovendien moest Sonnius schulden maken. De koning kwam zijn financiële verplichtingen aan hem niet na en de abdij van Tongerlo, die voor het Brabantse bisdom als financieringsbron was aangewezen, wist de nieuwe bisschop tot 1569 buiten de deur te houden. Mede als gevolg van het verzet tegen zijn benoeming werd de bisschopswijding van Sonnius geruime tijd uitgesteld. Pas op 10 november 1562 vond deze plaats in de Sint-Goedele te Brussel. Een week later werd Sonnius als nieuwe bisschop in 's-Hertogenbosch plechtig geïnstalleerd. Ook op godsdienstig gebied had Sonnius grote zorgen. In 1566 werd vlak buiten de muren van 's-Hertogenbosch in de openlucht de nieuwe reformatorische leer gepredikt; de Bossche magistraat hier trad niet tegen op. Daarbij kwam dat in augustus van dat jaar een groep beeldenstormers het middeleeuws interieur van de Sint-Jan vernielden. Door de godsdienstwoelingen nam Sonnius de wijk uit zijn bisschopsstad. Na een paar maanden zwerven, vertoefde hij enige tijd in Leuven. Pas met de komst van Alva in de jaren 1567-1569 kwam er enige rust in Brabant en kon de Bossche bisschop ernst maken met zijn hervormingsarbeid. Deze was echter nog lang niet voltooid, toen hij op 13 maart 1570 werd benoemd tot eerste bisschop van Antwerpen en abt van de Sint-Bernardsabdij. De kosmopolitische stad aan de Schelde was al jaren een centrum van antikatholieke agitatie. Er waren herhaaldelijk bloedige botsingen tussen de burgerij en de Spaanse troepen geweest. In 1571 brak er bovendien pest uit in de stad. En vanaf 1572 viel het platteland rond Antwerpen ten prooi aan woelingen en troepenbotsingen. Sonnius kon daardoor zijn bisdom moeilijk visiteren. In een brief uit 1575 schreef hij: 'dat wij corts commen te eijnde aan deze overdadige quellinge.'
Het was uit zorg voor het geestelijk heil van de gelovige dat Sonnius het bisdommenplan had gelanceerd. Als bisschop heeft hij zowel in 's-Hertogenbosch als in Antwerpen de problemen van de zielzorg in zijn tijd met inzicht en doortastendheid op structurele wijze aangepakt. Hij verdeelde zijn bisdommen in dekenaten en richtte nieuwe parochies met eigen zielzorgers op. Door de weerstand van het plaatselijke kapittel was het hem niet gelukt een seminarie voor de priesteropleiding op te richten. Dat was wel het geval in Antwerpen. Naast zijn bestuurlijke werk is Sonnius ook actief geweest in de directe zielzorg. Tijdens zijn inquisitiereizen had hij veel gepreekt, zowel voor het volk als voor de geestelijkheid. Ook als bisschop preekte hij vaak voor de gelovigen, zowel in dorpen als in zijn kathedralen. Bovendien heeft
| 126 |
Sonnius veel gepubliceerd. Deze publicaties waren vaak van catechetisch aard en rechtstreeks voor de zielzorg bedoeld. Sonnius was een leraar bij uitstek. Sonnius was klein van gestalte maar robuust van bouw. Hij had een krachtige stem, was zeer welsprekend en een uitmuntend redenaar. Uit de hiervoor beschreven activiteiten blijkt dat hij een hardwerkend man was. Intellectueel stak hij boven de middelmaat uit. Hij had veel tact, overredingskracht en doorzettingsvermogen. Zelfspot was hem niet vreemd, evenals persoonlijke bescheidenheid. In een brief aan Filips II schreef de toenmalige paus over hem: 'Hadden wij maar een overvloed van dergelijke mannen.' Franciscus Sonnius overleed op 29 juni 1576 te Antwerpen. Zijn praalgraf werd opgericht in de Antwerpse kathedraal. Het was zijn eigen wens dat daarop zijn Brabantse afkomst nadrukkelijk vermeld werd.
| 127 |
Bronnen | |
• | Th. Goossens, 'Franciscus Sonnius', Bossche Bijdragen XXV (1960-1961) 1-22 |
• | J. Peijnenburg, 'Franciscus van der Velde uit Son werd als 'Sonnius' de eerste bisschop van 's-Hertogenbosch', in: Idem, Zij maakten Brabant katholiek. Deel 1: van evangelisatie tot schuurkerken, 's-Hertogenbosch 1987, 39-50 |
• | W. van der Meeren, 'Een dorpsgenoot: Franciscus Sonnius, de eerste bisschop van 's-Hertogenbosch en van Antwerpen, 1506-1576', Heem Son en Breugel 10 (1995), nr. 3, 50-73 |
• | A.C. De Schrevel, 'Sonnius', in: Biographie National (de Belgique) 23, Brussel 1921-1924, col. 179-224 |
Theoloog, inquisiteur en bisschop, ook Frans van de Velde geheten, een van de beroemdste inwoners van Son. Studerend in Den Bosch, Utrecht en Leuven, eerst geneeskunde, daarna theologie. In 1539 haalde hij zijn doctorstitel, werd hoogleraar en in 1543 rector van de Leuvense universiteit. Als actief bestrijder van de reformatie nam hij deel aan het Concilie van Trente (1547). Daarna, kanunnik van de Utrechtse Dom, werd hij door Karel V aangesteld als inquisiteur van Holland, Zeeland en Friesland (1549). In 1560 | 82 |
werd hij eerste bisschop van 's-Hertogenbosch, maar werd daar door burgerij en geestelijkheid niet enthousiast ontvangen. In 1566 na de beeldenstorm moest Sonnius de wijk nemen. In 1569 dook hij op in Leuven, maar kreeg van landvoogdes Margaretha van Parma opdracht naar Den Bosch terug te keren. Eerst in 1568, toen Alva in de stad was, kon Sonnius er zijn gezag vestigen. In 1570 werd hij bisschop van Antwerpen, waar hij zijn ideeën ook met behulp van Alva doorzette. In 1576, machteloos door geldgebrek en wantrouwen, stierf hij. Zijn wapen droeg de afkorting S.O.N.: Sine Onere Nihil, niets zonder moeite. Maar zijn leven stond in het teken dat ook met veel moeite soms maar weinig wordt bereikt. | 83 |
Het bisdom Den Bosch heeft niet altijd de bisschop gehad die zij zichzelf wenste. In 1810 kreeg zij door keizer Napoleon een bisschop opgedrongen. Toen de katholieke inwoners van de stad om teruggave van de Sint-Jan vroegen, kregen zij deze bijna tweehonderd jaar geleden verloren gegane kerk inderdaad terug, maar - zo zei Napoleon - „un évèque aussi”. Dàt wilden we niet: ook een door de keizer benoemde bisschop. Dat moest immers door de paus gebeuren. In 1561 werd Franciscus van der Velde door de paus tot eerste bisschop van Den Bosch benoemd. Dat gebeurde in het kader van de wens van het Concilie van Trente om overal te komen tot kleinere bisdommen. Het bisdom Luik moest toen toestaan dat er een nieuw bisdom binnen haar oorspronkelijke territoir kwam: het nieuwe bisdam Den Bosch.
Van der Velde, wiens naam naar de gewoonte van die tijd in het Latijn werd geschreven: Sonnius, was de nieuwe bisschop. Maar hij werd niet direct door iedereen als zodanig ervaren. Hij moest een eigen inkomen hebben. En waar moest dat geld vandaan komen? Waren de Bosschenaren, de kanunniken van de Sint-Jan, de kloosterlingen en anderen in het nieuwe bisdom niet tevreden met de bestaand situatie? Moest er echt een bisschop komen? Geen wonder dat de nieuwe bisschop niet welkom was.
Slechts met de hulp van de wereldlijke overheid (het stadsbestuur en de hertog van Alva) kon Sonnius zich in Den Bosch vestigen. Bovendien mocht hij geen gebruik maken van de kathedraal, de Sint-Jan. Toen al was er een soort lastercampagne gestart. Hij werd bespot om zijn kleine gestalte. In de stad circuleerde een nieuw 'Onze Vader', dat al snel de ronde deed onder de Bosschenaren. Getuige de laatste regel was dit hekeldicht niet afkomstig van religieuzen. Van wie dan wel? Dat weten we niet.
O biscop Sonnius, die ten Bosch zijt.
Uw naeme is zeer benijt. U rijk is van geender weerden, in hemelrijck noch op eerden. Gij eedt huyden ons dagelicx broot, ons wijffs ende kynderen hebben groot noot. O Heer, ghij, die daer in de melel zijt, maeckt ons doch desen bisschop met zijn insettinge quijt. En laet ons in egeen becoringhe vallen. Maer verlost ons van de geschoren allen. |
Franciscus van der Velde, beter bekend als 'Sonnius' - naar zijn geboorteplaats Son - werd in 1561 de eerste Bossche Bisschop. Erg welkom was hij er niet: toen hij in 1565 de besluiten van het Concilie van Trente wilde afkondigen, mocht hij daarvoor geen gebruik maken van de Sint-Jan. Sonnius moest uitwijken naar de kerk van het predikherenklooster! In 1568 toen de Beeldenstorm uitgewoed was en 's-Hertogenbosch nog één parochie was, bezocht bisschop Sonnius officieel het kapittel van de Sint-Jan en de kapelaans voor een kerkvisitatie. Hij ondervroeg de leden over allerlei zaken betreffende hun eigen leefwijze en de zielzorg onder de Bosschenaren.
Het kapittel had het eigenlijk voor het zeggen in de Hertogstad, maar drie kapelaans, Peter, Walter en Adriaan, deden het feitelijke werk. Zij moesten preken, de sacramenten toedienen, testamenten schrijven en bepaalde registers bijhouden.
De kanunniken gaven antwoord op de vragen van Sonnius. Zij vonden dat Peter anders dan vóór de Beeldenstorm, thans een vurig voorvechter van de katholieke kerk was geworden. Kapelaan Walter dronk en als hij teveel gedronken had werd hij uitgelaten in woord en daad. De derde kapelaan, Adriaan, was wel erg Spaansgezind. Hetzij uit vriendschap met de Spaanse soldaten, hetzij omdat zij hem goed betaalden, trok hij hen voor boven de eigen parochianen bij huwelijksinzegeningen en het biecht horen.
In het algemeen vonden de kanunniken dat de kapelaans ijveriger waren in het schrijven van testamenten dan in het toedienen van de sacramenten. Het schrijven van testamenten was inderdaad een delicate zaak. De kapelaan werd bij de zieke - in stervensgevaar - geroepenom bediend te worden. Maar eerst moest hij biechten en een testament opmaken. Hij moest alles in het reine brengen, zowel tegenover God en zijn familie als de zwakkeren in de samenleving.
De gewone ceremonies bij de huwelijksinzegening werden evenmin gevolgd. De kapelaans lieten kennelijk huwelijken doorgaan als een van de partijen dronken was, of als de naaste vrienden en familie ontbraken bij de plechtigheid.
De juiste weg moest gevolgd worden! Eveneens werd gesproken over preek en catechismus. De kanunniken vonden dat er te weinig catechismusonderricht werd gegeven.Sonnius ondervroeg de kanunniken en kapelaans ook over een mogelijke splitsing van de grote parochie. Slechts enkelen vonden dat deze inderdaad plaats moest vinden. En dat gebeurde ook: Sonnius verdeelde de stad in vier parochies.
|
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. Franciscus Sonnius, 1 sten bisschopvan s'Hertogenbosch ontfange 1562. St:1576 | 93 |
1569 |
Kapittel 7Eene Commissie naar Antwerpen om den 1e Bisschop van 's Hertogenbosch Franciscus Sonnius, als benoemd Bisschop van Antwerpen, in die Stad statelijk te begeleiden en met Z.H. Ew. de zaken der Stad 's Hertogenbosch te bespreken.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
P. van Beuningen, 'Sonnius aan Philips' in: Bossche Bijdragen XXV (1960) 121-126
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 193, 242, 290, 291, 291n, 428
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 707-708
A.M. Frenken, 'Kerkvisitaties van Sonnius en zijn opvolgers' in: Bossche Bijdragen XXV (1960) 23-89
Th. Goossens, 'Franciscus Sonnius' in: Bossche Bijdragen XXV (1960) 1-22
Th. Goossens, 'Sonnius' Kapelaan' in: Bossche Bijdragen XXV (1960) 131-144
Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant (2013) 27, 31, 38, 59-61, 72, 76, 85, 96, 101, 103-107, 119, 134, 136, 138, 141, 215, 243
M. de Haas, Bossche scholen van 1629 tot 1795 (1926) 6
H.Th. Heijman, 'Prelaat Spierinck van Well en Franciscus Sonnius, eerste bisschop van 's-Hertogenbosch' in: Bossche Bijdragen XXV (1960) 90-120
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 284-285
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 10, 12, 17, 31, 32
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 269, 270, 272, 273, 274; Bijdragen: 532, 533, 537, 538, 542
Walter van der Meeren, 'Franciscus Sonnius (1506-1576)' in: Brabantse biografieën 5 (1999) 123-127
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 76, 79, 95, 104
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 8, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 28, 32, 45, 46, 52, 54, 55, 56, 60, 62, 72, 73, 77, 79, 82, 83, 84, 85, 90, 93, 96, 97, 99, 100, 178, 181n, 190, 191, 239, 243, 244, 245
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 49, 53, 55, 92, 100, 105, 107, 252, 258, 279, 279n
C.J.A. van den Oord, Twee eeuwen Bosch' Boekbedrijf 1450-1650 LXII (1984) 140, 156, 226, 229
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 341
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 21
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 4, 25, 172
J.W.M. Peijnenburg, Van Roomsche Zegeningen en Paapsche Stoutigheden (2009) 28, 29, 30, 31, 33, 34, 36, 37, 39-50, 58, 59, 61, 63, 96, 97, 214
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 72, 93
Philippe Roberts-Jones, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België : Inventaris-catalogus van de moderne schilderkunst (1984) 738
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 381
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) II. 57
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 25, 31, 396, 406
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 129
Chris Will, Noordbrabants Museum Bezoekersgids (1987) 40
-
Encyclopedie van Noord-Brabant 4 (1986) 82-83
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 87; 17-18 (2000-2001) 111, 313
Tentoonstelling Bossche bischoppen 1559-1975 (1975) 4, 12
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 199