-- Luik, I. 1357-1379 (1357-1401) Den Bosch Heer Mathijs, mattijs Scilder, werd in Den Bosch geboren als zoon van Claes Scilder senior. Zijn vader was in 1338/1339 schepen van Den Bosch en was daarmee de eerste van de ongeveer tien leden van zijn familie die dit ambt tussen 1338 en 1450 zouden bekleedden. Daarna zou in 1481/82 nog éénmaal een Scilder zitting nemen in de schepenbank: Jan Scilder. Diens vader Goyart was in 1445/46 schepen geweest en fungeerde van 1452 tot 1456 als meester van het Groot Gasthuis. Jan zelf stichtte in 1500 een gasthuis voor acht oude vrouwen: het Schildersgasthuis. Met zijn dood op 25 augustus 1500 kwam ook een einde aan de voorname positie die de familie Scilder in de twee voorgaande eeuwen in Den Bosch had ingenomen. Een reconstructie van de familie is moeilijk te geven. Wel zijn enkele lijnen bekend. Zo leefde er in Den Bosch tezelfdertijd met Claes Scilder senior ook een Claes Scilder junior die vermoedelijk zijn broer was. Claes junior had een zoon Henric die omstreeks 1399 zijn testament maakte en daarin zijn eigen zoon Claes tot executeur benoemde. Toen deze op 15 december 1400 een legaat overhandigde aan deken en kapittel van de St.Jan was daarbij ook een Claes Scilder, schoenmaker, aanwezig. Deze laatste leefde nog in 1410 en was de vader van Pauwels en Lery. Pauwels Scilder was net als zijn vader schoenmaker en overleed tussen 1437 en 1445, terwijl zijn weduwe Katherijn vóór 1446 overleed. Pauwels' zuster Lery was getrouwd met Rutger Jacopssoen. Beide echtelieden overleden vóór 1438 en lieten twee kinderen achter: Jacop en Heylwich. De laatste was getrouwd met Jacop, natuurlijke zoon van heer Pauwels Borcharts van Zulichem (nr.382). 1) Claes Scilder senior had behalve heer Mathijs nog minstens drie kinderen: Claes, Gertruyt en Henric. Claes was net als zijn broer notaris en zal al vroeg aan de Luikse officialiteit werkzaam zijn geweest. In november 1348 stelde hij te Thorn een akte op waarbij de inwoners van die plaats verklaarden dat zij ieder jaar een bede aan de abdis van Thorn moesten betalen. Claes voorzag de akte van zijn signet, bestaande uit een aan een boom hangend schild, en ondertekende deze als Nicholaus, filius quondam Nicholay dicti Scilders senioris de Buscho ducis (cler. Luik., I.L.). Misschien is hij dezelfde als de heer Claes Scilder die in 1354/55 priester werd en in 1383 als pastoor van Geffen tweemaal getuige was bij een wonderverhaal in de St.Jan. Deze heer Claes overleed omstreeks 1388 als pastoor van Geffen en gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Heer Mathijs' zuster Gertruyt betaalde in 1394/95 als Trude, aude Claes Scilders dochter, 3 schellingen om lid te worden van dezelfde broederschap. Nog op 26 april 1400 verleenden Gertruyt en heer Mathijs, kinderen van wijlen Claes Scilder senior, een volmacht aan enkele personen om hun cijnzen en pachten te innen. Hun broer Henric nam in 1367 ten behoeve van het Clarissenklooster een erfcijns in ontvangst. Hij deed dat in aanwezigheid van heer Mathijs als notaris en een zekere Claes Scilder als getuige. Henric was in 1383/84 schepen van Den Bosch en overleed tussen 1389 en 1410 (vgl. ook nr.338). Zijn natuurlijke zoon Arnt maakte op 21 augustus 1410 zijn testament. 2)
Van enkele andere personen mag worden vermoed dat ze nauw verwant waren aan heerMathijs zonder dat de exacte aard van die verwantschap duidelijk is. Zo droeg heer Mathijs op 21 april 1365 aan de Tafel van de H.Geest een erfcijns over die hem was aangekomen als verwant en erfgenaam van Gerit van Neynsel (zie nr.277). Op 9 augustus 1361 was hij in het woonhuis van een zekere Willem, zoon van Claes Scilder, als notaris aanwezig bij de schenking van een erfcijns aan de O.L.V.-broederschap. Misschien was Willem een broer van heer Mathijs. Datzelfde geld voor de her Jacob Scilder die op 29 mei 1383 samen met her Mathijs Scilder getuige was bij een wonderverhaal in de St.Jan. Deze heer Jacob was in 1357 keldermeester van Porta Coeli. Een heer Gerit Scilder was in 1406 eveneens keldermeester van dit klooster en in 1430 subprior. Ten slotte leefde er omstreeks 1400 in Den Bosch nog een Mathijs Scilder die vóór 1423 zijn testament maakte. Naar aanleiding van dit testament ontstond een geschil tussen zijn vader Gerit Schilder - vermoedelijk dezelfde als degene die tussen 1396 en 1423 driemaal schepen van Den Bosch was - en Mathijs' weduwe jonkvrouw Maria die in 1426 inmiddels was hertrouwd met de wapendrager Arnt uten Camp. Op 23 december deed heer Arnt Buck (zie nr.24) als arbiter uitspraak in dit geschil. Hij bepaalde onder meer dat Gerit de 2000 gulden die hij jonkvrouw Maria en Mathijs bij hun huwelijk had beloofd alsnog aan jonkvrouw Maria moest uitbetalen en dat hij tevens de proceskosten voor zijn rekening moest nemen. Uit de akten die naar aanleiding van dit conflict werden opgemaakt blijkt ook dat Mathijs nog twee zusters en een broer Roelof had. Een Roelof Scilder was in 1444/45 en 1448/49 schepen van Den Bosch. 3)
De notaris dominus Mathias Scilder wordt al vermeld in een rekening van de O.L.V.-broederschap van omstreeks 1340/41. Vermoedelijk gaat het daarbij echter om een verkeerd ingebonden rekening uit een later jaar. Vervolgens wordt Mathias Scilder weer vermeld in een rekening van de broederschap over het jaar 1356/57. Van 1358 tot 1395 komt hij als dominus Mathias Scilder vrijwel ieder jaar voor in de rekeningen. Aanvankelijk wordt hij vooral als notaris vermeld. Daarnaast was hij tussen 1361 en 1377 vaak als één van de twee proosten verantwoordelijk voor het financiële beheer van de broederschap terwijl hij in 1384/85 een half jaar als cantor diende. De broederschap vergaderde ook regelmatig bij hem thuis. In 1383/84 werd bij een maaltijd in heer Mathijs' huis voor het eerst een zwaan gegeten. Het werd een gebruik dat de broederschap de bijnaam "Zwanenbroederschap" bezorgde. Volgens een akte uit 1440 was heer Mathijs Schilder tevens rector van de kerk van Wilghen. In die akte werden door de broederschap aan het St.Janskapittel enkele cijnzen overgedragen waarvan er één ooit ten overstaan van heer Dirc Gheghel (nr.131) was overgedragen aan dominus Mathyas Scilder, investitus ecclesie de Wilghen, proost van de broederschap. Aangezien heer Mathijs pas vanaf 1361 als proost fungeerde en heer Dirc Gheghel in 1367 overleed moet de vermelding betrekking hebben op de periode tussen deze twee jaren. 4)
Ook de meeste van de akten die heer Mathijs tot 1379 als notaris opstelde houden verband met zijn activiteiten voor de broederschap. Zo verkocht hij op 8 november 1371 ten overstaan van zichzelf en getuigen een erfcijns aan Henricus Jozollus ten behoeve van de broederschap. Verder komt hij veelvuldig voor als getuige bij handelingen die in verband met deze instelling voor andere notarissen werden verleden, met name in akten van Adam van Mierd (nr.264). Adam had bij hem vermoedelijk het notarisvak geleerd want tussen 1359 en 1361 ingrosseerde hij een drietal akten voor heer Mathijs zoals deze ook in zijn onderschriften vermeldde. In 1378 zou Adam nog een akte voor hem schrijven. In de door heer Mathijs' zelf geschreven akten doet zich een opvallende ontwikkeling voor. Tot 1367 plaatst hij vóór achter- en bijnamen steeds het woord dictus terwijl hij het daarna - ook in zijn eigen onderschrift - meestal weglaat. Heer Mathijs, die tussen 1382 en 1384 ook nog twaalfmaal voorkomt als getuige bij wonderen en wonderverhalen in de St.Jan, werd tussen 1384 en 1389 kanunnik van het St.Janskapittel. Hij was nog steeds kanunnik toen hij op 7 mei 1401 overleed. 5)
|
Noten | |
1. | Jacobs, Justitie, 257-267; Bijlage II 1.12, 1.13, 31.1, 31.2, 60.9, 382.10; Van Rooij, Het oud-archief, II 295 nr.1085 t/m 319 nr.1171, zie ook 291 nr.1071, 320 nr.1176; GAH, RA 1207, fo.109r (23 juli 1437); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 220; Coopmans, De rechtstoestand, 38-39, 116; GAH, THG 226 (22 apr.1339: Claes Scilder als bezitter van een leeg erfgoed aan het Hinthamereinde), vgl. 1209 (1396); GAH, GG 2630 (31 aug.1518); Vgl.: Kappelhof, Het archief van de Tafel van de H.Geest, IV bijlage I (20 sept.1293); Hens e.a., Mirakelen, 313 noot 2; De "adellijke" Hilvarenbeekse tak van de familie, die zich Schilders noemde en waartoe onder meer enkele schouten en een officiaal van Luik te Diest behoorden, stamde af van de in Den Bosch geboren heer Servaes Wellens Scilder, kanunnik en plebaan te Hilvarenbeek. Deze maakte daar op 22 mei 1481 zijn testament waarin hij onder meer bepaalde dat zijn beide natuurlijke zoons Henric en Servaes priester moesten worden of in een klooster intreden wilden ze aanspraak kunnen maken op hun erfdeel. Zie: GAH, RA 1242, fo.138v (21 jan.1473), RA 1260, fo.283r (9 juni 1491); Bijlage II 19.1, 55.1; Adriaenssen, Hilvarenbeek, 231, 266, 267, 272, 273-274, 282, vgl. 191 noot 36 (geboren te Diessen); Bijsterveld, Laverend, I 194 nr.741, II 444 nr.119; De Man, Bijdrage, I 50 (Servaes Schilders, stadsklerk van Leuven 1497); Van Rooij, Het oud-archief, I 8 nr.60.8.a (Idem, officiaal 1539), II 456-457 nr.1648; AAT II, 125, fo.122r-v (3 okt.1539: Idem, landdeken van Hilvarenbeek sinds 1539); Servaes Schilders, natuurlijke zoon van wijlen heer Servaes Schilders en van Margriet, dochter van Jan Grieten, werd in 1516 gewettigd, zie: ARAB, Rekenkamers, delen, 636, fo.88r; Zie verder notaris nr.261. |
2. | RALI, Thorn 203 (3 of 25 nov.1348) (= Habets, De archieven, 230-231 nr.203); (Exposition d'archives notariales, 71-72; Oosterbosch, "Openbare notarissen in het bisdom Luik", 509 nr.199; OLVB 52, band 0, fo.25v (1354/55), fo.140v (1394/95); OLVB 49, fo.26v, vgl. fo.28r (frater Nicolaus Schilder, overl. 1406/07); Hens e.a., Mirakelen, 441 nr.250, 496 nr.285; GAH, RA 1178, fo.230v (29 apr.1389), RA 1180, p.746 (29 mrt.1397), RA 1182, fo.36v (26 apr.1400); Bijlage II 272.12, 353.22; Jacobs, Justitie, 260; GAH, THG 776 (19 juni 1376); Vgl.: Van Rooij, Het oud-archief, II 105 nr.382, 323 nr.1186, 344 nr.1261; Een Berta, dochter van een Claes Scilder en van Aleyt, werd omstreeks 1386 lid van de O.L.V.-broederschap, zie: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 155; APB, St.Jan II, Obituarium, p.40; Hens e.a., Mirakelen, 264 noot 8. |
3. | GAH, THG 559 (21 apr.1365: "tamquam verus successor Gerardi quondam de Neynsel atque de parentela eiusdem quondam Gerardi"); Bijlage II 5.2, 44.5, 60.7.4, 238.5, 238.6, 272.46, 338.1, 353.10, 382.32, 422.2.1, vgl. 14.20, 14.21, 223.24; Hens e.a., Mirakelen, 285 nr.109; Van Rooij, Het oud-archief, II 20 nr.58, vgl. 226 nr.837; GAH, THG 1792 (23 juni 1430); GAH, RA 1192, fo.324r (15 okt.1422), RA 1195, fo.35v (1424/25), RA 1205, fo.177v (23 apr.1435); ARAG, NDR.I 808 (regesten 1182, 1224, 1227 en 1228) (1423-1427); Jacobs, Justitie, 261-265. |
4. | OLVB 52, band 0, fo.8v (1340/41), fo.28v (1356/57), fo.30v (1358/59), fo.34v (1360/61), fo.37r (1361/62), fo.38r (1364/65), fo.43r (1365/66), fo.46r (1367/68), fo.48r (1369/70), fo.51r (1370/71), fo.54r (1371/72), fo.55r, fo.56r (1372/73), fo.63r (1375/76), fo.67r (1376/77), fo.92r, fo.92v (1383/84: "Item verteert tot heren Mathijs Scilders, doemen den swaen at"), fo.80r (1384/85), fo.112v, fo.113v (1387/88), fo.129r (1391/92), fo.142v (1394/95); OLVB 49, fo.11r, fo.11v; Bijlage II 131.24, 152.5, 264.44, 310.4, 318.5, 318.40; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 157-158; Van Dijck, De Bossche optimaten, 180; GAH, RA 1228, fo.233v (1457/58), zie ook RA 1175, fo.175r (1369), fo.254r (1370/71), RA 1176, fo.224v (1381/82), RA 1181, fo.308r (1399/40). |
5. | Bijlage II notaris: 353.1 t/m 353.35, getuige: 152.3, 200.3, 237.30, 264.8, 264.10, 264.32, 264.39, 264.42, 318.20, kanunnik: 26.7, 318.37, 318.40; Hens e.a., Mirakelen, 184 nr.8 t/m 586 nr.369; AAB II, hs. Kievits, p.11; Schutjes, Geschiedenis, IV 231 (onjuist); OLVB 49, fo.28r; APB, St.Jan II, Obituarium, p.140. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. MathiasSchilder | 43v |
De Brabantse Leeuw XVIIIL (1999) 4
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 684
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch IV (1873) 231