afb. Jan Verhoeff, 9 januari 1985
Gerrit Schulte werd geboren op 7 januari 1916 in Amsterdam als zoon van Bernard Schulte en Greet Schouten. Vader was kleermaker aan het Van Beuningenplein 46. In oktober 1938 huwde hij met Toos van der Kley uit 's-Hertogenbosch en woonde vanaf die tijd definitief in deze stad. Zij kregen een dochter Fia en twee zonen, Gerry en Jan. Gerrit Schulte overleed op 26 februari 1992 in 's-Hertogenbosch. De Amsterdamse Bosschenaar Gerrit Schulte was legendarisch in een tijdperk dat het wielrennen op de baan en vooral de zesdaagse wedstrijden, waar in duo's werd gereden, zeer populair waren. De grote, grofgebouwde Gerrit was eigenlijk voorbestemd om loodgieter te worden. Al zijn broers waren slagersjongen; hij zou iets anders moeten worden, vond zijn vader. Maar loodgieter werd hij niet; na vele baantjes kwam hij uiteindelijk in de wielersport. In 1933 startte hij als junior en in 1936 werd hij amateur. Hij behaalde dat jaar al acht zeges. Door zijn lengte - die hem de bijnamen 'de Bossche Reus' en 'de Blonde Reus' zou opleveren - had hij een onelegante stijl. Kenners stelden daarom al gauw vast dat hij nooit zou kunnen sprinten. Maar kruidenier en wielersportenthousiast Jan van der Kley uit Den Bosch zag veel in de jonge Schulte. Hij nodigde hem uit eens langs te komen als hij in de buurt was. De manier waarop Schulte op de uitnodiging inging, is tekenend voor die tijd. Voor een wedstrijd in Gulpen fietste Schulte met een maat daags tevoren de 250 kilometer van Amsterdam naar Zuid-Limburg. Na afloop van de wedstrijd op zondag fietsten ze terug naar Amsterdam, maar bedachten dat 's-Hertogenbosch een mooie etappeplaats zou vormen. Bij dit bezoek maakte hij kennis met Toos, de dochter van Jan van der Kley. Zij zou enkele jaren later zijn vrouw worden. Al snel maakte hij naam. In het voorjaar van 1936 werd hij derde in de prestigieuze Grand Prix in de Jardin des Tuileries in Parijs. Toen hij in 1937 professioneel wielrenner werd, noemde de Franse pers hem al gauw 'Le Fou Pédalant' (de fietsende dwaas), een variatie op de bijnaam van de populaire zanger Charles Trenet, 'le fou chantant'. Men vond Schulte een renner die wel hard kon fietsen en zeer sterk was, maar het zou hem ontbreken aan het strategisch inzicht en
| 130 |
intelligentie die nodig waren om te kunnen winnen. Schulte bewees later dat hij wel degelijk een winnaar was, maar hij koesterde de bijnaam als een geuzennaam. Zijn eerste belangrijke overwinning boekte hij in 1938 toen hij de derde etappe van de Tour de France won. Het was op het nippertje, want de laatste kilometers was zijn achterband langzaam aan het leeglopen. Toch bleef hij het achter hem aanrazende peloton voor en bereikte als eerste de meet. Overigens zou hij in de 'Tour' verder weinig successen boeken. Zijn zware lichaamsbouw maakte hem volkomen ongeschikt voor bergetappes. Bovendien lag het hem niet om berekenend te rijden, zonder onnodige krachtsverspilling. Deze houding is nodig voor de Tour die drie weken duurt. 'Ik ben een man van rukken en duwen, van bravoure en van bombarderen. Ik wil vuurwerk en als men wil losbandigheid omdat dit nu eenmaal in mijn aard ligt', zei hij tegen wielerverslaggever Jan Cottaar. Schulte ging het accent leggen op het toen immens populaire baanrennen. Op de baan was bovendien veel meer geld te verdienen.
Zijn grootste faam vestigde hij als zesdaagse-renner. Zesdaagse
| 131 |
wielerwedstrijden worden verreden op overdekte banen. In Nederland waren die er destijds niet, maar de Zesdaagse van Keulen en vooral die van Antwerpen waren ook in Nederland een begrip. De deelnemers aan zo'n koers vormen koppels: terwijl de een in de baan is, kan de ander uitrusten. In de tijd van Schulte was zo'n Zesdaagse niet alleen een sportief evenement. Soms leek het meer op een kermis. De atmosfeer was in ieder geval niet bevorderlijk voor sportieve prestaties: vooral 's avonds als de tribunes vol zaten, kon men de andere kant van de baan niet meer zien van de sigarettenrook. Het echtpaar Schulte ging daarom meteen na afloop van het baanseizoen enkele weken naar het Zwitserse Arosa om schone lucht in de longen van Gerrit te krijgen. Schulte reed in totaal 72 zesdagenwedstrijden; in de jaren veertig met Gerrit Boeyen uit Oss (Schulte-Boeyen, het koningskoppel), daarna in de jaren vijftig meestal met Gerard Peters en in de laatste jaren met Peter Post. Schulte was geen gemakkelijk man; hij kon zich snel zeer boos maken. Zo sloeg hij in 1941 een official tegen de grond, een feit waarvoor hij door de wielerbond een jaar werd geschorst en een boete kreeg opgelegd van 5000 gulden. Een kapitaal bedrag in die tijd, toen men voor 8000 gulden een landhuis kon bouwen.
In de Tweede Wereldoorlog bleef deelnemen aan wedstrijden in België, Frankrijk en het neutrale Zwitserland; maar ook deed hij mee aan baanwedstrijden in Berlijn, Dortmund en Keulen, waar hij een bombardement meemaakte. Hij heeft zelf altijd gezegd dat hij door de oorlog geen wereldkampioen op de weg is geworden. Hij was op de top van zijn lichamelijke conditie, maar het wereldkampioenschap op de weg werd in die dagen niet verreden. Hij werd wel een aantal malen Nederlands kampioen op de weg. In de oorlogstijd werden de straatronden populair. Deze 'kermiskoersen' zouden na de oorlog enorm populair worden en een lucratieve bijverdienste vormen voor toprenners. Maar tijdens de oorlog was dat nog niet het geval. Schulte ging er financieel flink op achteruit en om zijn inkomsten op peil te houden, opende hij een café in de Bossche binnenstad.
Het wereldkampioenschap op de weg was dus niet voor hem weggelegd, maar op de baan slaagde er hij wel in om de 'Regenboogtrui', die behoort bij het wereldkampioenschap, te veroveren. Bij de Wereldkampioenschappen 1948 op de baan in het Olympisch Stadion in Amsterdam schakelde hij bij het onderdeel achtervolging eerst de Zwitser Hugo Koblet uit en won vervolgens in de finale van de legendarische, onverslaanbaar geachte Fausto Coppi. Om zijn vechtlust
| 132 |
aan te wakkeren had Schultens trainer kort tevoren zijn zoontje Gerrie bij hem in de kleedkamer gebracht, die hem vroeg: 'Pappa, win jij voor mij een regenboogtrui?' In een adembenemende race, waarbij Coppi zelfs enige tijd voor lag, won Schulte met een uiterste krachtsinspanning. De overwinning maakte Schulte tot de populairste renner van die jaren. Ondertussen bleef hij proberen om ook wereldkampioen op de weg te worden. Daarin ging hij heel ver. In Kopenhagen slikte Schulte tijdens de rit een 'ouweltje' - een tablet met een stimulerend middel - dat hij van tevoren van een vriend in zijn handen gestopt had gekregen. Maar al gauw merkte hij dat het niet hielp. Integendeel: de kopgroep liep steeds verder van hem weg. Toen vroeg hij bij elke ronde om een drinkfles melk om de werking van het gif te neutraliseren. Dat werkte en zodoende maakte hij in de voorlaatste ronde veel van zijn achterstand goed. Hij eindigde uiteindelijk toch nog als vijfde, maar hij was door de doping ook de dag erna nog volledig van de kaart, herinnert zijn echtgenote zich. Zijn belangrijkste overwinning op de weg behaalde hij in 1950. Toen won hij de klassieker Parijs-Roubaix. Het zal geen toeval zijn geweest dat hij deze koers op zijn naam bracht. De tocht door de 'Hel van het Noorden' vraagt veel kracht en doorzettingsvermogen.
In 1951 opende hij een restaurant bij het nieuwe Vliertstadion in 's-Hertogenbosch, maar hij bleef nog deelnemen aan kleinere koersen en aan wedstrijden op de baan. Hij was zich in deze periode bewust van zijn status van 'wielergeneraal': hij was niet alleen hard voor zijn tegenstanders maar ook voor zijn vrienden en voor zichzelf.
Op 25 maart 1960 nam hij, als 44-jarige, afscheid in een finalerace op de wielerbaan van Antwerpen. Op de ranglijst aller tijden stond hij toen zesde. Na afloop verlootte hij zijn fiets onder het publiek. Bij zijn afscheidsreceptie, die een maand later in 's-Hertogenbosch werd gehouden, kreeg hij de erepenning in zilver van de stad en op Koninginnedag 1960 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Na zijn afscheid bleef hij nauw bij de wielersport betrokken. In 1964 was hij ploegleider bij de Tour de l'Avenir, de Tour de France voor amateurs. Maar door zijn ongeduld en gebrek aan tact was dit geen succes. De amateurs klaagden al gauw bij de bond over de scheldpartijen die ze van hem te verduren kregen. Daarnaast was hij ook ploegleider van de amateurwielerploeg Remington. Hij was als scout bij wielerkoersen voor nieuwelingen op zoek naar nieuw talent en verder was hij
| 133 |
actief in de 'Club van 48', een groep journalisten en wielrenners die elk jaar de beste renner kozen. De tijd die er over bleef besteedde hij aan zijn favoriete hobby's als vissen, duivensport, biljarten en jagen, het liefst op wilde zwijnen. Gerrit Schulte overleed op 26 februari 1992. Bij de start van de Tour de France in 's-Hertogenbosch in 1996 werd aan de voet van de Sint-Jan een muziektheaterstuk opgevoerd over zijn leven met de titel: 'Gerrit'.
| 134 |
Bronnen | |
• | Jan Cottaar, 'Gerrit Schulte. Carrière op een racefiets. een elfdelige sportfeuilleton'. Januari/februari 1946 |
• | Martin van Daal, Het wielerleven van Gerrit Schulte, le fou pédalant, 's Gravenhage [1960] |
• | W. van Eyle, Een eeuw Nederlandse wielersport; van Jaap Eden tot Joop Zoetemelk, Utrecht 1980 |
• | W. van Eyle en Jacques Burremans, 100 jaar wegrenner. Nederlandse beroepsrenners en hun prestaties, Rijswijk 1994 |
• | Interview met mevrouw T. Schulte-van der Kley, januari 2000 |
Wielrenner, een der meest bekende en veelzijdige wielerkampioenen ter wereld; behaalde bij de profs 69 overwinningen op de weg; was kampioen van Nederland in 1948-50 en in 1953; won de Ronde van Nederland in 1949 en werd tweede in 1954. Als wegrenner won hij het Criterium des As in Longchamps in 1938 en eindigde vlak achter Aimar in de Landenprijs in datzelfde jaar; verkreeg hierdoor bij de Fransen de titel 'le Fou pedalant', in de Ronde van Duitsland in 1939 kreeg hij twee ritten op zijn naam en zegevierde in de Omloop van Schweinfurt. Als baanrenner veroverde hij in 1948 het Wereldkampioenschap op de bekende Fausto Coppi, werd vijfmaal Nationaal kampioen en liet vele bekende renners achter zich bij het Wereldcriterium van Amsterdam in 1938. Bij de Zesdaagse won hij tezamen met Gerrit Boeyen in Antwerpen in 1940, Parijs in 1946, in Gent en Brussel 1947, Gent en Antwerpen in 1949; won verscheidene ritten met achtereenvolgens Gerrit Peters (1950-'53-'54'-56), W. Nielsen, Gillen (1956) met Von Buren (1957), Klaus Bugdahl (1958), Peter Post in Brussel, met deze twee tezamen in 1959 te Antwerpen, en andermaal met Post en Plantaz in 1960. Verder waren er overwinningen in ploegkoersen, omnia, dernys en handicaps. Op 44-jarige leeftijd nam Schulte afscheid van de wielersport. | 29 |
Als jong amateur, twintig jaar, neemt Gerrit Schulte deel aan de Olympische Spelen van Berlijn in 1936. Wat hij daar presteert verbleekt bij alle triomfen als prof-wielrenner. De 'rottigheid in die Nazi-sfeer' zal hij nooit vergeten. Op zondagmiddag 14 juni 1936 zoekt Gerrit Schulte op de fiets de weg naar het Lariksplein, in de dan nog prille Graafsewijk. Op nummer 12 moet hij zijn, heeft Jan van der Kleij hem een jaar eerder op het hart gedrukt. 'Als je ooit langs Den Bosch komt, moet je bij me aankomen', heeft deze Bossche wielerliefhebber tegen Schulte gezegd. Thuisgekomen van het bezoek aan een door Schulte gewonnen nieuwelingenwedstrijd in Middelburg, raakt Van der Kleij niet uitgepraat over die 19-jarige krachtpatser uit Amsterdam. 'Bet, nou heb ik een renner gezien, krimeneel. Van de eerste meter af is ie gedemarreerd. Niemand kon hem houden. Een ijzersterke jongen. Zo is er maar ene op de hele wereld.' | 27 |
Op die juni-zondag in 1936 ligt Den Bosch, eindelijk, op het pad van Schulte. Daags te voren is hij tweede geworden in de Ronde van Gulpen. Op de terugreis vanuit Zuid-Limburg naar Amsterdam, 250 kilometer per fiets, samen met zijn stadgenoot Kuipers die bij de nieuwelingen heeft gewonnen, is Den Bosch een gunstige halte om wat te eten. Jan van der Kleij is niet thuis, maar zijn verhalen over Schulte hebben indruk gemaakt. Bet, zijn vrouw, en hun twee tiener-dochters weten meteen met wie ze van doen hebben. De 15-jarige Toos reageert niettemin teleurgesteld. 'Is dat nou dieje grote Schulte?' Snel daarna komt ze tot andere inzichten. Den Bosch wordt spoedig de uitvalsbasis voor Schulte. In oktober 1938 trouwen ze; met zijn bijnamen Bossche Reus en Blonde Bosschenaar raakt vervolgens rap vergeten dat Gerrit Schulte van origine Amsterdammer is. Zijn vader is daar kleermaker. Zes kinderen telt het gezin. Een toekomst als loodgieter, rijwielhersteller of slagersknecht blijkt niet voor Gerrit Schulte weggelegd. Hij wil alleen maar fietsen, hard fietsen. Als Gerrit Schulte voor het eerst in Den Bosch bij Toos aanbelt, zijn de Olympische Spelen van 1936 minder dan twee maanden verwijderd. Gerrit Schulte geldt als een belangrijke Nederlandse gegadigde. Hij onderstreept zijn kandidatuur met ereplaatsen in Brussel-Oostende en de Grand Prix in de Jardin des Tuileries in Parijs. De olympische avonturen laten weinig na bij Schulte. In biografieën en interviews komen de Olympische Spelen zelden of slechts terloops ter sprake. Een interview met Schulte over wielrennen in de oorlog, in Vrij Nederland (1979), vormt een uitzondering, ook al gaat het daarin slechts zeventien regels lang over zijn ervaringen in Berlijn.
'Toen ik in 1936 als amateur met de Nederlandse ploeg naar de Olympische Spelen in Berlijn ging, had ik al het gevoel dat er rottigheid zou komen. In het olympisch dorp zaten we met twintig man op een kamer. We merkten dat de conciërge van ons gebouw veel minder te eten kreeg dan wij. Ik raakte een beetje in gesprek met die man. 'Meneer er staat hier iets te gebeuren', zei hij me al. Toen ik hem een keer extra eten gaf, reageerde hij heel geschrokken. Hij was hang dat hij gesnapt zou worden. Zo was de sfeer toen al.'
De sfeer in Berlijn wordt bepaald in het Olympisch Dorp. Tegen de zin van de ploegleiding, met de joodse Barend Swaab de Beer als delegatie-chef, moeten ook de wielrenners daar verblijven. Het Dorp, even ten westen van Berlijn, is alleen bedoeld voor de mannelijke deelnemers. Voor de vrouwelijke olympiërs is aparte accommodatie geregeld, vlakbij het Olympisch Stadion. Is dat de reden dat coach Guus Schilling, kort voor het begin van de Spelen, het Olympisch Dorp 'geestdodend' noemt? Schilling: 'We waren liever niet naar het Olympisch Dorp gegaan. Ik voor mij vind dat de jongens beter alleen en bij elkaar kunnen worden gehuisvest. Wielrenners zijn nu eenmaal 'zigeuners', die onder elkaar moeten zijn en niet, zoals nu hier het geval is, in een dorp met een massa andere deelnemers. Er zit iets geestdodends in.' Aan tafel komen de renners niets te kort; 's morgens is er havermout, eieren en melk, 's middags macaroni plus brood met ham en eieren, 's avonds een goed stuk vlees, vooral ossenvlees, veel jonge groente, rijst en gekookte compote. Op maandag 27 juli | 28 |
betrekken ze hier hun kamertjes in de vijf huizen die voor Nederland zijn gereserveerd. Hier hoeven ze hun officiële kostuum niet te dragen. Wielrenners voelen zich niet senang met lichtgrijze broek, blauw colbertjasje, grijze pet, wit shirt en grijze das. Buiten zorgen alleen de eekhoorntjes voor afleiding. Ze doden hun tijd met eten en ravotten. "Verbazingwekkend hoeveel de jongens eten", constateert Gerrit Bontekoe, een van de trainers van de wielerploeg. 'In het restaurant wordt statistisch bijgehouden wat de leden van de verschillende landenploegen per dag eten. Welnu, Nederland heeft reeds glansrijk gewonnen. Wij zijn al berucht daarvoor. Toch houden we een wakend oog op iedereen, want de renners moeten regelmatig leven.' Zijn collega-trainer Guus Schilling heeft nog andere klachten over de wegrenners. "Ze trainen wel ijverig, maar ze zijn wat te speels. In plaats van zich in acht te nemen en zuinig op hun dure benen te zijn, ravotten ze elke avond in het gras, zodra ik maar even mijn hoofd omdraai. Nu heeft Schulte pijn in een van zijn dijbeenspieren. Van het fietsen zegt hij, van het ravotten, zeg ik." Van forse krachtsinspanningen kan Schulte zeker geen spierblessure hebben opgelopen. Twee weken lang moeten de wegrenners hun dagen voornamelijk in het Olympisch Dorp slijten, voordat ze in hun wedstrijd van start kunnen. Uiterst geleidelijk worden de trainingen opgevoerd, te beginnen in verkenningstempo, vijftig kilometer op één dag vinden de trainers al heel veel. Voor de wegwedstrijd is een traject uitgestippeld ten westen van Berlijn, dwars door het Olympisch Dorp. Een belangrijke schakel in het parkoers vormt de Avus, de oudste autoweg (1913) van Europa waarop tot 1998 autoraces worden gehouden. De oude tribune van de Avus is nu nog altijd te zien langs de toegangsroute tot de stad, in het zuidwesten van Berlijn. De Nederlandse wegploeg bestaat uit vijf renners. Wim Reuter wordt als reserve aangewezen. Opvallende afwezige is nationaal amateur-kampioen Piet Gommans. Volgens de Nederlandse Wieler Unie is Gommans het met Swaab de Beer eens dat zijn vorm plotseling zoek is geraakt, mogelijk een gevolg van overtraining. 'Hij heeft zelf ingezien dat het beter was zich terug te trekken. De heer Swaab de Beer heeft hem den raad gegeven zijn fiets enkele weken op te bergen om daarna met frisschen moed opnieuw te beginnen, ten einde in aanmerking te komen voor uitzending naar de wereldkampioenschappen te Zürich', zo wordt het uitgelegd in de kranten. Een merkwaardige inzinking is dat, een maand nadat hij in Hoogerheide, in een gecombineerde titelstrijd voor profs en amateurs, eerste is geworden voor profrenner Kees Pellenaars. De uitslag vermeldt slechts twaalf renners. Gerrit Schulte, een week eerder zo glorieus rijdend in Parijs, rijdt mee maar komt niet in de NK-uitslag voor. In Berlijn geldt Gerrit Schulte als belangrijke Nederlandse troef in de wegwedstrijd over slechts 100 kilometer. 'De Amsterdammer Schulte heeft zeker bijzondere kwaliteiten, maar als het op sprinten aankomt, zal de Olympische zege Nederland zeker ontgaan. Het zal er op aan komen dat men elkaar begrijpt en - vooral - malkander helpen wil. Het nationaliteitsge- | 29 |
voel zal sterker moeten spreken tot onze jongens dan het individueele en het is slechts door onder-linge hulp, dat zij kans op succes zullen hebben', voorziet het Dagblad van Noord-Brabant. Op maandagmorgen 10 augustus valt het startschot, op ruim vier kilometer van de Avus-autobaan. Als de renners de tribune van het circuit passeren rijdt Schulte al helemaal voorin. Alleen enkele verraderlijke bochten maken het parkoers soms lastig, de heuveltjes hebben geen betekenis. In het rennersveld met honderd coureurs uit 29 landen vormen onervaren renners de gevaarlijkste obstakels. Gerrit Schulte is een van de twintig renners die na 55 kilometer worden meegesleurd in de val van een gebrekkig fietsende Peruviaan. In zijn eentje repareert Schulte snel de schade, maar vier kilometer voor het einde komt hij in het gedrang naar de finish opnieuw te vallen. Zijn fiets loopt zoveel averij op dat het olympisch avontuur voor hem voorbij is. Vanaf de tribune ziet de verslaggever van het Dagblad van Noord-Brabant hoe emotioneel Gerrit Schulte reageert: 'Huilend van zenuwen en teleurstelling zagen wij hem later bij de officieele tribunes waar Guus Schilling, Karel Lotsy en Jhr. Van den Berg van Heemstede hem troostend op de schouders klopten en hem nieuwen moed inspraken. Schulte had uitmuntend gereden en een prestatie geleverd die niet velen van zijn mededingers hem hadden nagedaan.' Ook de prestaties van de andere renners kunnen Schulte niet opmonteren. In die turbulente slotfase op het Avus-circuit gaat na Schulte ook de Rotterdammer Flip | 30 |
Vethaak onderuit. Hoewel hij slechts schaafwonden oploopt, wordt Vethaak met een ambulance naar het Olympisch Dorp vervoerd. De andere twee, de Bredanaar Nico van Gageldonk en de Zeeuwsvlaming René van Hove, komen volgens de krantenverslagen na 2 uur en 33 minuten kort na elkaar in het peloton binnen. De Fransman Robert Charpentier wint, met de nummers twee en drie licht afgescheiden van de rest. In de officiële uitslag van de massasprint worden 37 renners opgenomen. Alleen voor de eerste zestien heeft de jury een rangschikking kunnen bepalen. De overige 21 worden op één hoop gegooid. Ook Van Gageldonk behoort daarbij, Van Hove is kennelijk over het hoofd gezien. In het landenklassement wordt geen plaats ingeruimd voor Nederland. De 'speciale verslaggever' van de Bredasche Courant signaleert tactische tekortkomingen bij het Nederlandse kwartet: 'Van onze vier vertegenwoordigers mag gezegd worden, dat zij getoond hebben over de kracht, den moed en het uithoudingsvermogen van wegrenners van klasse te beschikken. Zij hebben in dit veld getoond tot de beste amateurs te behooren, zeker wat uithoudingsvermogen en snelheid aangaat. Door op bepaalde oogenbikken wat tactischer te rijden, hadden zij wellicht méér bereikt.' De wegrenners blijven met hun prestaties ver in de schaduw van de baanrenners die goud (Arie van Vliet) en zilver (Van Vliet en LeenejOoms) behalen. Baron Alphert Schim- | 31 |
melpenninck van der Oye, voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité (van 1925 tot 1943) is tevreden over de wielrenners. 'De wielrenners hebben pech gehad, maar niettemin ouder gewoonte voor de noodige medailles gezorgd', stelt de baron. Van Gerrit Schulte's belevenissen op de Olympische Spelen zullen we niet veel meer horen, even afgezien van zijn opmerkingen over de 'rottigheid' die hij heeft waargenomen in Berlijn. De nazi-propaganda is al tastbaar maar wordt in de Nederlandse kranten tijdens de Spelen slechts mondjesmaat belicht. De Bossche krant Noordbrabantsch Dagblad Het Huisgezin pakt in een terugblik wel stevig uit: 'Het geheele kader, waarin de de Olympische Spelen van Berlijn zijn gevat, is er één van nationaal-socialistische propaganda geweest. De Spelen zijn uitgegroeid tot een propaganda voor het heerschende regiem in Duitschland. Sportieve vervolmaking wil niet zeggen sportieve afgodsdienst, en van deze cultus hebben we in de afgeloopen weken bedenkelijke verschijnselen gezien. We denken slechts aan de overdreven huldigingspartijen van sommige deelnemers, aan de lyrische vervoering van sommige sportscribenten en aan de verkrachting van het amateurisme. Zijn sommige Duitsche militaire deelnemers niet in rang bevorderd uitsluitend omdat zij Olympische successen hadden behaald en heeft een andere Duitsche deelnemer niet 'n heel huis ten geschenke gekregen?' Voor Gerrit Schulte komt er na de Spelen snel een einde aan het amateurisme. In 1937 wordt hij prof. Hij mijdt Duitsland niet, al is nooit opgehelderd met welke bedoeling Schulte op de Duitse wielerbanen steeds een oranje tricot aantrekt. 'Een sportman bemoeit zich niet met politiek. Daarom is het nooit in me opgekomen om te weigeren in Duitsland te rijden', zegt Schulte in Vrij Nederland in 1979. Als prof komt Schulte tot een glorieuze loopbaan met de wereldtitel achtervolging, Nederlandse kampioenschappen, zesdaagse-triomfen, een etappe-zege in de Tour de France, tientallen zesdaagse-overwinningen en nog zoveel meer. Met die erelijst onderstreept Schulte de talenten die hem al als jonge prof worden toegedicht. 'Een oceaan van levensblijheid, een Himalaya van gezondheid en een monument van uitdagenden moed', schrijft Joris van den Bergh in Het Huisgezin. In het Franse sportdagblad gaat Jacques Goddet, de latere directeur van de Tour de France, nog verder in lyrische bewondering. 'Als u een geweldige machine ziet voorbijgaan, schuddend als een aardbeving, losgerukt, haal uw kinderen binnen en sjor uw huisraad vast, want het is de wielrenner Schulte die passeert', schrijft Goddet. Als Gerrit Schulte zegeviert zijn het meestal aansprekende overwinningen. Sprinten en klimmen kan hij niet, exploderen wel. De successen van Schulte stralen ook af op zijn woonplaats Den Bosch. Eerst runt hij een café in de Ridderstraat. Als in 1951 stadion De Vliert gereed komt, krijgt Schulte de gelegenheid de exploitatie van het café-restaurant voor zijn rekening te nemen. In die locatie wordt in 1955 een begin gemaakt met de jaarlijkse huldiging van de 'Wielrenner van het jaar'. De bokaal krijgt de naam Gerrit Schulte Trofee. De uitreiking in Den Bosch groeit uit tot een traditie. In 1991 is Schulte voor het laatst gastheer. Op 26 februari 1992 wordt hij, harkend in de tuin bij zijn villa aan de Graafseweg, getroffen door een hartstilstand. Hij is op slag dood. | 32 |
1960 |
Martin van DaalHet wielerleven van Gerrit Schulte : (Le fou pédalant))Van Kersten | 's-Gravenhage 1960 |
|
1987 |
Martin RosGerrit Schulte : Zesdaagsekoning en wielerlegendeAgathon | Hilversum 1987 | ISBN 90-2695-145-0 |
Marc Kooijmans, Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (2001) 465-468
Cees Slegers, 'Gerrit Schulte (1916-1992)' in: Brabantse biografieën 6 (2003) 130-134
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 399, 400