Cler. Luik, I.L. 1387-1397 (1387-1404) Den Bosch Jan Sceyvel, Jannes Scheyvel, werd in Den Bosch geboren als zoon van Ghijsbrecht, zoon van Goyart Sceyvel. De familie Sceyvel was in de veertiende en vijftiende eeuw één van de voornamere Bossche families. Zo was Goyart Sceyvel, de grootvader van de notaris, waarschijnlijk een zoon van de Goyart Sceyvel die vanaf 1336 enkele malen voorkomt als schepen van Den Bosch. Deze had behalve Goyart waarschijnlijk nog een kind Mechtelt. Op 20 december 1354 droeg Goyart, zoon van Goyart Sceyvel, namelijk samen met onder meer zijn zwager Jan, zoon van Wellen Knoden sone, een legaat over aan het gasthuis van wijlen heer Henric van Neynsel (zie nr.277), terwijl later een Mechtelt als weduwe van Jan Knode voorkomt. Ze liet in haar testament een erfpacht na aan een zekere Rutgher van Kessel die de erfpacht op 10 september 1364 samen met zijn zoon Jan Sceyvel weer verkocht. Grootvader Goyart Sceyvel zelf was in het midden van de veertiende eeuw mogelijk eveneens één of meer keren schepen van Den Bosch. Hij moet getrouwd zijn geweest met een zuster van jonkvrouw Lery van Neynsel (zie nr.277) aangezien deze wordt vermeld als een moederszuster (matertera) van zijn dochter Lysbeth. Goyart overleed vóór 1370 en had vijf kinderen: Lysbeth, Dirc, Goyart, Jan en Ghijsbrecht. 1) Lysbeth Goyarts Sceyvel trouwde vóór 1370 met Dirc Writer van Vechel. Op 27 juli 1396 gaf deze als man van Lysbeth het vijfde deel van een hoeve die had toebehoord aan wijlen jonkvrouw Lery van Neynsel en die gelegen was bij de St.Agathakapel te Boekel in de parochie Uden uit in erfpacht aan Goessen Steenwech en aan jonkvrouw Mechtelt, dochter van Jacop Coptyt. Hetzelfde deed hij met een erfgoed van jonkvrouw Lery gelegen in de parochie Berghem. Lysbeths broer Dirc of Didderic Sceyvel werd in 1365/66 lid van de O.L.V.-broederschap en verrichtte in 1370/71 reparatiewerkzaamheden voor die instelling. Hij overleed in 1381/82 en werd in de O.L.V.-broederschapskapel begraven. Na zijn dood hertrouwde zijn weduwe Agnes met Gheerlic Boest. Uit haar eerste huwelijk had Agnes twee dochters, Weyndelmoed en Berthe Sceyvel, en uit haar tweede huwelijk een zoon, Arnt Boest (zie nr.57). Weyndelmoed wordt vermeld vanaf 1392 en was getrouwd met Jan vander Donc. Haar zuster Berthe wordt vermeld vanaf 1389 en was getrouwd met Willem van Derentheren van wie ze drie kinderen had: Jenneken, Goyart en Dirc. Weyndelmoed en Berthe komen in 1403 ook voor in het testament van hun neef Goyart Jan Goyarts Sceyvel. Deze legateerde toen aan Weyndelmoed een erfcijns en aan Berthe een zilveren inktpot (tinctura), alsook een kledingstuk genoemd KRSSODQGD. Hun tante of nicht Lysbeth Writers kreeg een zwarte hopplanda gevoerd met fijne boomwol (bissen). 2)
Goyart Goyarts Sceyvel, hun oom, is waarschijnlijk dezelfde als de Goyart Sceyvel die in 1366/67 en 1368/69 wordt vermeld als schepen van Den Bosch. Hij woonde in een stenen huis in de Hinthamerstraat en was van 1380 tot zijn dood in 1391 kerkmeester van de St.Jan. Als zodanig was hij van 1382 tot 1384 in de St.Jan zeventig maal getuige van wonderen en wonderverhalen. Hij was getrouwd met een zekere Katherijn of Kateline die in 1394/95 lid werd van de O.L.V.-broederschap. Ze leefde nog in 1415 en overleed waarschijnlijk kort vóór 17 februari 1420 toen Goyarts nakomelingen diens erfgoederen verdeelden. Blijkens de erfdelingsakte bezat Goyart onder meer een huis met tuin in de Hinthamerstraat, een hoeve gelegen te "Scadewijc" in de parochie Herpen, een hoeve gelegen "in die Cameren" te Heeswijk, erfgoederen te Orthen en stukken broekland gelegen te Rosmalen in "die Cleynen Sceyvelscamp" en in "die Groot Sceyvelscamp". Goyart had waarschijnlijk zes kinderen: Henric, Bernt, Lysbeth, Agnes, Jan en Goyart. Henric wordt al in 1380 vermeld en trad in 1383 tweemaal op als getuige bij wonderverhalen in de St.Jan. Bernt wordt tussen 1400 en 1420 genoemd als man van Christijn, dochter van Ghijb Herinc. Ze hadden een dochter Katherijn die in 1445 nog leefde en getrouwd was met Henric die Hoesch. Mogelijk hadden ze ook een zoon Ghijsbrecht. Bernts zuster Lysbeth overleed vóór 1420, evenals haar man Arnt Rover Boest (zie nr.57). Ze had van hem vijf kinderen: frater Emont, meester Goyart, Arnt, Yda en Arntken. Lysbeths zuster Agnes leefde nog in 1420. Ze was toen weduwe van Reyner Loden die al vóór 1403 overleed. Haar broer Jan Sceyvel is misschien dezelfde als degene die op 9 augustus 1380 door zijn vader Goyart werd geëmancipeerd. Hij trad enkele malen op als getuige bij wonderverhalen in de St.Jan en overleed omstreeks 1399 als man van Jutken, dochter van Jan vanden Eycke. Jan Sceyvel had bij zijn vrouw een dochter Katherijn en waarschijnlijk tevens twee zoons: Bernt en Goyart. Deze worden respectievelijk vermeld in 1423 en 1434. Jans broer Goyart ten slotte werd tot de dood van zijn gelijknamige vader ook wel Godefridus Sceyvel iunior of Goedaert Sceyvel die Jonghe genoemd. Hij werd omstreeks 1379 gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en trad in 1383 éénmaal als getuige op bij een wonderverhaal in de St.Jan. Goyart die Jonghe overleed tussen 1418 en 1424, waarschijnlijk in 1422/23. Zijn vrouw Janna of Jenneken, dochter van Jan Spiker en van Aleyt, werd lid van de O.L.V.-broederschap in 1394/95 en overleed vóór 1418. Goyart en Janna hadden drie kinderen: Aleyt, Goyartken en Henric. Van hen overleed Aleyt vóór 1422 als vrouw van Jacop Groy alias Loyer (nr.153). Ze had van hem een dochter Metken die getrouwd was met Philips Jans van Geldrop. Aleyts zuster Goyartken leefde nog in 1434 en wordt in 1422 vermeld als vrouw van Peter Witmery, zoon van Wenmar Witmery. Ze had van hem een zoon Jan Witmery die in 1455 nog in leven was. Haar broer Henric ten slotte wordt vermeld van 1414 tot 1434 en was getrouwd met Bele, dochter van Gerit die Joede. 3)
Jan Goyarts Sceyvel woonde in een stenen huis op het Hinthamereinde. Hij bezat omstreeks 1380 een vak in het Lakenhuis op de Markt en zal dus lakenkoopman van beroep zijn geweest. In 1394/95 was hij schepen van Den Bosch. Jan Sceyvel gaf op 12 mei 1396 zijn vijfde deel van de hoeve van wijlen jonkvrouw Lery van Neynsel te Boekel alsmede een cijns uit één van haar erfgoederen te Berghem uit in erfpacht aan Goessen Steenwech en aan jonkvrouw Mechtelt, dochter van Jacop Coptyt. Aangezien hij in het obituarium van de St.Jan onder 6 oktober voorkomt en zijn vrouw Zoete (Zoeta) in haar testament van 30 september 1397 als zijn weduwe wordt vermeld zal Jan Sceyvel op 6 oktober 1396 zijn overleden. Hij was tweemaal getrouwd. Zijn eerste vrouw was Bele, dochter van Peter van Bruheze. Jan en Bele maakten reeds op 29 december 1381 hun testament. Hiervan zijn slechts twee uittreksels bewaard waarin het echtpaar goederen vermaakte aan de armen van het Hinthamereinde en aan het gasthuis van wijlen heer Henric van Neynsel (zie nr.277). Bele was bij het maken van het testament reeds ziek en zal kort erna zijn overleden. Jan trouwde vervolgens met Zoete (Zoeta, Avezoeta). Ze was een dochter van Jacop vanden Wiel die in 1369 éénmaal wordt genoemd als arbiter in een familietwist. Zoete maakte op 30 september 1397 haar testament en voegde daaraan op 10 oktober nog een codicil toe. Uit de akte die hiervan werd opgemaakt blijkt dat Jacop vanden Wiel naast Zoete nog minstens vijf ander kinderen had die in 1397 nog in leven waren: Elyas, Lysbeth, Christijn, Gerit en Jan. Christijn had een dochter Elsbeen die in het testament vermeld wordt als vrouw van Peter vanden Steenwech. Zoete's broer Gerit vanden Wiel was in 1381/82 en 1396/97 schepen van Den Bosch en had een zoon Jacop die tussen 1398 en 1429 herhaaldelijk schepen was. Jan vanden Wiel wordt in het testament ten slotte genoemd als een natuurlijke zoon van wijlen Jacop. Verder worden in de akte ook twee kinderen van Jan Sceyvel vermeld: Goyart en Zoeta junior. Goyart was een kind uit Jans eerste huwelijk, Zoete uit zijn tweede huwelijk. Goyart vermeldt zelf in zijn testament van 1403 bovendien nog een natuurlijke zuster Margriet. 4)
Dezelfde Goyart, zoon van Jan Goyarts Sceyvel, werd omstreeks 1384 gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en was waarschijnlijk net als zijn vader lakenkoopman van beroep. Hij trouwde met Aleyt, dochter van heer Henric van Nuwelant. Aleyt was reeds overleden toen Goyart op 9 februari 1403 in zijn woonhuis, gelegen in het straatje van Lysbeth van Heusden bij de Verwerput, zijn ongeveer tachtig legaten omvattende testament maakte. Uit het testament blijkt onder meer dat hij begraven wilde worden in de St.Jan, waar iedere zondag ook zielmissen gelezen moesten worden voor hemzelf, zijn ouders en een zekere Stamelart van Bruheze (vgl. 364). Zijn vader Jan moest bovendien posthuum als gezworen lid van de O.L.V.-broederschap worden opgenomen. Verder blijkt uit het testament dat Goyart een stenen huis bezat aan het Hinthamereinde en nog één bij het Predikherenklooster in de Hinthamerstraat alsmede een hoeve te Udenhout. Zijn vak op het lakenhuis legateerde hij aan Arnt Haeck terwijl Goyarts dienaar Willem een zilveren beker kreeg. Ook werden de schulden van diens vader kwijtgescholden. Aleyt van Casteren, Goyarts dienares, werd bedacht met een bed en een aantal koperen en tinnen gebruiksvoorwerpen. Zo'n 35 andere personen, meest vrienden en verwanten, kregen overwegend zilveren tafelgerei en lappen stof. Goyart overleed in 1403/04 zonder kinderen achter te laten. Zijn halfzuster Zoete junior was toen haar moeder in 1397 haar testament opmaakte nog geen twaalf jaar oud. Ze werd in het testament toevertrouwd aan haar tante Lysbeth vanden Wiel die haar moest onderwijzen in de goede zeden. Zodra Zoete junior zou huwen of de leeftijd van 16 jaar zou hebben bereikt moest ze in het bezit worden gesteld van het stenen huis van haar moeder. In 1403 en 1410 wordt ze vervolgens vermeld als echtgenote van Bartholomeeus Spierinc. Haar halfbroer Goyart legateerde haar in 1403 een stuk land te Orthen en de helft van zijn bank in de Predikherenkerk. De andere helft kwam toe aan Lysbeth Goyarts van Bruheze. In hetzelfde testament wordt ook Goyarts natuurlijke zuster Margriet vermeld, samen met haar man Goessen Bouwens, bontwerker, en hun dochter Bele. Hij legateerde hen het stenen huis aan het Hinthamereinde dat eerder door zijn vader was bewoond. Goessen Bouwens ontving bovendien Goyarts wapenrusting, echter niet zijn zwaarste borstharnas, een ijzeren helm en nog een ander metalen hoofddeksel ("panserium gravior cum pilleo ferreo et honskovel"). Deze zouden na Goyarts dood toekomen aan Goyart Arnts van Bruheze. 5)
Ghijsbrecht Goyarts Sceyvel ten slotte werd omstreeks 1366 gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en was in 1368/69 schepen van Den Bosch. Op 31 oktober 1395 verkocht hij zijn vijfde deel van de hoeve van wijlen jonkvrouw Lery van Neynsel te Boekel alsook een cijns uit haar erfgoed te Berghem aan Goessen Steenwech en aan jonkvrouw Mechtelt, dochter van Jacop Coptyt. Ghijsbrecht bezat tevens goederen te Nijnsel in de parochie van St.Oedenrode. Hij woonde in de Hinthamerstraat en was getrouwd met een zekere Lysbeth die vóór 1397 overleed. Ze hadden drie zoons: Dirc, Goyart en Jan (de notaris). Dirc wordt slechts in 1395 éénmaal vermeld en zal jong zijn overleden. Ook Goyart stierf al jong want in het testament dat jonkvrouw Lery van Neynsel vóór 1393 opmaakte bepaalde ze dat Goyarts jaargetijde samen met het hare plaats moest vinden. In hetzelfde testament liet ze goederen na aan Goyarts vader Ghijsbrecht en zijn oom Jan. 6)
De notaris Jan Sceyvel wordt voor het eerst vermeld in 1383 en was als notaris werkzaam van 1387 tot 1397. De meeste van zijn akten zijn testamenten of daaraan gerelateerde akten. Zo werd hij op 22 april 1392 door de officiaal van Luik gemachtigd om een collatie te maken van het testament dat Arnt van Beke eerder had gepasseerd voor de inmiddels overleden notaris Peter Polslauwer (nr.318). Op 15 januari 1393 maakte hij een gedeeltelijk transsumpt van het testament van jonkvrouw Lery van Neynsel en op 20 december 1394 deed hij hetzelfde met het testament van Sophye van Lit. Deze laatste akte werd vervaardigd in het woonhuis van Ghijsbrecht Sceyvel in de Hinthamerstraat zodat de notaris toen nog bij zijn vader in huis zal hebben gewoond. Jan Sceyvel leverde met name veel oorkonden aan de O.L.V.-broederschap. Vermoedelijk overleed hij omstreeks 1404 want in 1404/05 betaalde de broederschap 2 schellingen aan heer Pauwels van Zulichem (nr.382) voor het maken van een uittreksel uit Jans testament. Hij had de broederschap daarin een erfcijns van 12 schellingen nagelaten. Voor zover bekend was Jan Sceyvel niet getrouwd en had hij geen kinderen. Behalve zijn oom Jan Goyarts Sceyvel en zijn neef Jan Goyart Goyarts Sceyvel leefden er in de veertiende eeuw nog enkele andere naamgenoten in Den Bosch en omgeving. Zo wordt van 1329 tot 1341 een heer Jan Sceivel als deken van de O.L.V.-broederschap vermeld die volgens de obitus fratrum omstreeks 1352 overleed. Een Jan Sceyvel, zoon van Rutger van Kessel, treedt op in akten van 10 september 1364 (zie boven) en 18 oktober 1389. Verder komt een Jan Sceyvel, zoon van wijlen Arnt van Vechel, omstreeks 1400 in het Bosch' protocol voor. 7)
|
Noten | |
1. | Jacobs, Justitie, 257-258; GAH, OA, Schepenzegels, nrs.24 en 38; Bijlage II 131.9; GAH, THG 551 (10 sept.1364), 582 (9 mei 1366), 674 (30 mrt.1370); GAH, GG 3315 (regest 269) (27 juli 1396). |
2. | GAH, THG 674 (30 mrt.1370), 1048 (17 dec.1389), 1106 (30 mrt.1392), 1583 (14 jan.1417); Van Rooij, Het oud-archief, II 58 nr.203, 75-76 nrs.269 en 270, 77 nr.274, 87 nr.312 (= akte 272.2); GAH, RA 1179, fo.322v (16 jan.1393), p.371 (1392), RA 1197, fo.348v (1427); OLVB 52, band 0, fo.42v (1365/66), fo.51v (1370/71); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.226; Van Dijck, De Bossche optimaten, 466; Bijlage II 308.8; Vgl.: APB, St.Jan II, Obituarium, p.285 (18 sept.: Lysbeth Goyarts Sceyvel, vrouw van Adam van Ghestel). |
3. | Jacobs, Justitie, 259; Glebbeek, "De kerkfabriek", 191; GAH, RA 1176, fo.141r (9 aug.1380), fo.221v (1381), fo.343r-v (7 en 9 febr.1384), RA 1178, fo.202v (1391), RA 1179, fo.278r (1391), RA 1180, p.458 (28 juni 1396), RA 1182, fo.295v (9 okt.1400), RA 1185, fo.307r (1407/08), RA 1188, fo.316r (1414), RA 1189, fo.13v (1414/15), fo.223r (8 nov.1415), RA 1190, fo.418v-419r (8 juni 1418), RA 1191, fo.367v (17 febr.1420), RA 1192, fo.3r (1421), fo.133r (1420/21), fo.308v (20 febr.1422), RA 1193, fo.18v (15 okt.1421), fo.362v (11 mei 1423), RA 1195, fo.103r (1425), RA 1197, fo.183v (20 dec.1425), RA 1225, fo.82r (18 juni 1455), RA 1271, fo.268r-v (16 dec.1502); Hens e.a., Mirakelen, passim; GAH, THG 701 (28 apr.1371), 838 (jaar 137-), 1583 (14 jan.1417), 1876 (2 jan.1434), 1878 (22 jan.1434); OLVB I, schepenakte d.d. 4 apr.1402; Bijlage II 152.5, 258.5, 264.71, 264.48, 308.8, 318.40, 382.19, 318.25, 318.26; Van Rooij, Het oud-archief, II 105 nr.380, 131 nr.485, 263 nr.969; Spierings, Het schepenprotocol, 252; OLVB 52, band 0, fo.140v (1394/95); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 153; GAH, AVMGH 4, fo.214v (11 juli 1376); Vgl.: LVB 49, fo.29v (Godefridus Sceyvel, filius Johannis, overl. 1422/23); Veel van de gegevens over leden van de familie Sceyvel in de zestiende-eeuwse obitus fratrum blijken niet juist. |
4. | Bijlage II 44.1, 264.19, 308.8, 318,4, 318.13; GAH, RA 1176, fo.202r (27 mrt.1381), RA 1180, p.213 (1393/95), p.439, p.531 (1395/96), p.623-624 (1396/97), RA 1181, fo.62v (1398/99), fo.174v (1399), RA 1182, fo.5v (1399/1400), RA 1185, fo.226r (3 nov.1407); Spierings, Het schepenprotocol, 270, 273; Jacobs, Justitie, 261; OLVB 52, band 1, fo.10r (1401/02); APB, St.Jan II, Obituarium, p.292; Van Rooij, Het oud-archief, II 23 nr.72, 42-43 nr.139, 70-71 nr.250, 75 nr.266, 189 nr.692; Jacobs, Justitie, 260-263; GAH, THG 789 (27 nov.1376), 811 (28 okt.1377), 834 (7 dec.1378), 850 (21 juli 1380), 1048 (17 dec.1389), 1106 (30 mrt.1392); Zie ook: Kappelhof, Armenzorg, 15; Vgl.: OLVB 49, fo.24v (Johannes Sceyvel, senator opidi, overl. 1399). |
5. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 154; Bijlage II 44.1, 101.3 (vermelding van zijn huis), 308.7, 308.8, 308.11 (huis), 318.13, 401.10 (huis); GAH, RA 1175, fo.79r (ca.1391/94), RA 1216, fo.212v (1446); Van Sasse van Ysselt, Nieuwe catalogus ..., eerste supplement, 19-21 nrs.44-47 (1411-1413); OLVB 52, band 1, fo.21v (1403/04); GAH, THG 1187 (12 febr.1396), 1491 (28 mei 1410), 1492 (3 juni 1410), 1876 (2 jan.1434), 1878 (22 jan.1434); Vgl.: OLVB 49, fo.28r (Godefridus Sceyvel, filius Johannis, iunior, senator opidi, overl. 1403/04). |
6. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 152; Jacobs, Justitie, 259; Van Rooij, Het oud-archief, II 58-59 nr.204, 73 nr.259, 245 nr.906; Bijlage II 264.19, 351.5, 351.7; GAH, RA 1175, fo.42v (ca.1396), RA 1176, fo.93v (27 nov.1379), RA 1178, fo.40r (mei 1388), RA 1179, fo.270r (7 juli 1391), fo.309r (10 nov.1393), RA 1193, fo.148r (8 okt.1422); RANB, BS 1011 (13 okt.1383); APB, St.Jan II, Obituarium, p.285; Zie ook: Spierings, Het schepenprotocol, 160 noot 2; Vgl.: OLVB 49, fo.27r (Ghijsbertus Scheyvel, overl. 1393). |
7. | RANB, BS 1011 (13 okt.1383); Bijlage II 351.1 t/m 351.11; Tabel 3.2, nr.3; OLVB 52, band 0, fo.129v (1391/92), fo.137v (1393/94), fo.147v (1395/96), band 1, fo.26r (1404/05); Verwijzing naar akte van Jan Sceyvel: Bijlage II 1.7; Heer Jan Sceyvel: OLVB 52, band 0, fo.3r (1329/30), fo.6r (1338/39), fo.8r (1340/41); APB, St.Jan II, Obituarium, p.208; OLVB 49, fo.24v, vgl. fo.25r (dominus Arnoldus Sceyvel, overl. 1352); GAH, RA 1218, fo.70r (30 jan.1448), RA 1238, fo.54v (1469); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.31, p.105, p.225 (laat goederen na aan ), p.253; Jan Sceyvel, zoon van Rutger van Kessel: GAH, THG 551 (10 sept.1364); GAH, AVMGH 4, fo.90v-91r (18 okt.1389); Zie ook: GAH, RA 1175, fo.200r (1369/70); Jan Sceyvel, zoon van Arnt van Vechel: GAH, RA 1182, fo.324r (1400/01). |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 380
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 270, 273
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166