Cler. Luik, I. 1412 (1412-1447) Den Bosch Meester Goyart van Rode, meester Godert van Rode, meester Goeyert van Roede, werd vermoedelijk in Den Bosch geboren als zoon van Jan van Rode. In 1402 wordt hij éénmaal vermeld als magister Godefridus de Rode alias Wonder zodat zijn moeder de achternaam "Wonder" zal hebben gedragen. In een akte van 1376 komt inderdaad een Johannes de Rode voor als man van een niet bij naam genoemde dochter van Arnoldus dictus Kyele alias Wonder. Vermoedelijk was deze Johannes dus zijn vader. Hij was misschien gewantsnijder (lakenkoopman) van beroep want omstreeks Pasen 1371 kocht een Johannes de Rode, sartor, een vak in de Bossche Vleeshal (annex Lakenhal) van de kinderen van wijlen Berthout Steympel. Meester Goyarts vader was op 28 december 1376 ook als getuige aanwezig bij het testament van zijn verwant Willem, zoon van Claes van Rode, die in de Hinthamerstraat woonde. Willem liet in zijn testament onder meer legaten na aan zijn dochter Luytken, echtgenote van Hubrecht vanden Camerberch, en aan zijn halfzuster Gertruyt, dochter van Goessen Passinant. Gertruyt en haar zuster Yda worden reeds in 1357 vermeld als dochters van wijlen Goessen Passinant van Helmond. Uit het testament en andere akten blijkt dat Willem Claess van Rode een hoeve geheten "ter Berct" bezat in Oerle. Vermoedelijk was de familie Van Rode waartoe de notaris behoorde dan ook afkomstig van Oerle of van het nabijgelegen Oirschot. Een andere Bossche familie Van Rode stamde af van Jan die Gorter uit Middelrode. Diens zoon Goyart was omstreeks 1400 meester van het Bossche Groot Gasthuis en overleed op 2 december 1421. Goyart van Rode had bij zijn vrouw Gheertruyt onder meer een zoon Ghijsbert die in 1445 wordt vermeld als weduwnaar van Lysbeth, natuurlijke dochter van Arnt Monic. Hun zoon meester Marten van Rode ging in 1448 aan de universiteit van Orléans studeren en werd licentiaat in het Romeinse recht. Hij was van 1454 tot 1456 en van 1470 tot 1472 proost van de O.L.V.-broederschap, had tussen 1454 en 1488 herhaaldelijk zitting in de Bossche schepenbank en overleed in 1490/91. Zoals uit het voorgaande blijkt was hij echter niet aan meester Goyart verwant. 1) Meester Goyart wordt in de bronnen meestal met zijn meestertitel vermeld, soms echter ook zonder. Vermoedelijk was hij inderdaad magister in artibus zoals in een akte uit 1410 wordt vermeld. Meester Goyart bekleedde tijdens zijn leven in Den Bosch diverse openbare functies. Van ongeveer 1400 tot 1422 was hij stadsklerk of secretaris. Als zodanig tekende hij in de eerste plaats concepten van schepenakten op in het Bosch' protocol. Zo staat tussen twee concepten van 5 mei 1417: "Magister Godefridus de Rode fuit hoc anno secretarius, et hec est propria manus." Net als andere secretarissen trad hij bij overdrachten ten overstaan van schepenen regelmatig op als vertegenwoordiger van de ontvangende partij. Verder maakte hij soms ook deel uit van stadsdeputaties, zoals in 1400/01 toen meester Godert van Rode, der stat clerc, een aantal schepenen en gezworenen vergezelde op een dagvaart naar Leuven. Naast zijn secretarisambt oefende hij ook het ambt van openbaar notaris uit. Er is van hem slechts één notariële akte overgeleverd. Op 26 oktober 1412 legde dominus Nicolaus de Gymnich, abt van Echternach, op het Bossche Stadhuis ten overstaan van meester Goyart en vier schepenen een verklaring af dat hij als abt het patronaatsrecht bezat van de Meierijse parochies die in een rol van zijn voorganger werden opgesomd. Op 9 maart 1403 was meester Goyart ook al eens op het Stadhuis aanwezig geweest bij een handeling ten overstaan van stadsklerk en notaris Adam van Mierde (nr.264). Meester Goyart was nog secretaris op 22 februari 1422. 2)
Van 30 juli 1421 tot 29 juli 1428 wordt hij tevens genoemd als meester van de Tafel van de H.Geest. Hij moet deze functie dus korte tijd naast het secretarisambt hebben uitgeoefend. Omstreeks 1429 werd hij als meester van de Tafel van de H.Geest opgevolgd door Jan van Beerze (1430-1433) die weer werd opgevolgd door Peter van Goburdingen (1434-1439). Van eind 1439 tot zijn dood in 1447 was meester Goyart vervolgens weer H.Geestmeester. Als zodanig was hij krachtens het testament van Adam van Mierde (nr.264), samen met de oudste kanunnik van de St.Jan en de oudste schepen van Den Bosch, ook bestuurder van het Van Mierdemannengasthuis. Met zijn beide collega's stelde hij op 27 september 1445 de statuten van dit gasthuis op. Op 25 januari 1437 werd meester Goyart samen met Jan Loenman, hertogelijk rentmeester in de Meierij, door Philips de Goede aangesteld als arbiter in een geschil tussen het kapittel en de vrijheid van St.Oedenrode over de bijdrage van het kapittel aan een hertogelijke bede. De uitspraak vond op 30 april 1437 te St.Oedenrode plaats ten overstaan van Rutger van Arkel (nr.14). Meester Goyart was tevens gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en bekleedde binnen deze instelling in 1409/10 en 1430/31 de functie van proost. Ten slotte had hij tussen 1415 en 1446 ook zesmaal zitting in de Bossche schepenbank, onder meer in 1420/1421. In 1421/22 betaalde hij de O.L.V.-broederschap 20 schelling vanwege een statusverhoging terwijl daarvoor gewoonlijk slechts 10 schelling gerekend werd. Misschien betaalde hij dat jaar dus zowel voor zijn benoeming tot schepen als voor zijn verkiezing tot H.Geestmeester. Hoewel de gelijktijdige uitoefening van drie ambten - dat van secretaris, H.Geestmeester en schepen - onwaarschijnlijk voorkomt was deze cumulatie niet verboden. Aan de hand van de bronnen kan er ook weinig twijfel over bestaan dat het inderdaad gaat om één en dezelfde Godefridus de Rode. 3)
Meester Goyart was tweemaal getrouwd. Op 16 oktober 1409 wordt hij vermeld als man van Hille, dochter van wijlen Ghijb Boghart. Vanaf 1411 wordt hij echter genoemd als man van jonkvrouw Margriet, dochter van Willem van Audenhoven en van Christijn, dochter van Gerit van Vladeracken. Dit echtpaar had nog een dochter Lysbeth die getrouwd was met Jan van Catwijck van wie ze een dochter Goedele had. Jonkvrouw Margriet, wiens familie uit Oirschot kwam (vgl. nrs.20-22), bezat in Den Bosch onder meer een huis met stenen gevel in een straat bij de Vughterstraat. Meester Goyart gaf het op 17 mei 1415 uit in erfcijns. Als H.Geestmeester woonde hij zelf in het H.Geesthuis in de Hinthamerstraat. Op 5 juni 1447 maakte hij daar als magister Godefridus de Rode, raadsheer van Den Bosch en meester van de Tafel van de H.Geest, ziek op bed gelegen, zijn testament ten overstaan van heer Herman ten Kolke (nr.223). Van het testament is slechts een uittreksel bewaard waarin meester Goyart aan de Tafel van de H.Geest een erfpacht naliet voor een jaarlijkse brooduitdeling. Bij het testament aanwezig waren onder meer jonkvrouw Margriet, die haar instemming betuigde, en Goyart van Creyelt, poorter van Den Bosch. Dezelfde Goyart van Kreyelt, ook wel Goyart van Wyntelre genoemd, wordt al in 1427 en 1438 vermeld als meester Goyarts dienaar. In 1416 was een Wouter die Preter zijn dienaar en wordt een Johannes als zijn klerk vermeld. Tijdens zijn eerste periode als H.Geestmeester werd meester Goyart bijgestaan door de klerk Jannes Swertinc (nr.385). In 1427 assisteerde deze bijvoorbeeld heer Pauwels van Zulichem (nr.382) bij het maken van een collatie die door meester Goyart van Rode als H.Geestmeester was verzocht. Heer Pauwels werd daarbij tevens geholpen door een zekere Lambertus de Rode, poorter van Den Bosch. Meester Goyart overleed op 8 juni 1447 en werd in de O.L.V.kapel begraven. Jonkvrouw Margriet maakte pas op 6 juli 1471 haar testament ten overstaan van heer Willem Spierinck (nr.365) en in aanwezigheid van zes beneficianten van de St.Jan. Ze herriep daarbij de testamenten die ze eerder ten overstaan van dezelfde notaris en van heer Daniel vanden Steenacker (nr.372) had gemaakt en wenste onder meer bij haar man begraven te worden, hetgeen ook gebeurde. Voor zover bekend had meester Goyart geen kinderen. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1175, fo.260r (ca.6 apr.1371), RA 1183, fo.61v (5 nov.1402), vgl. Wouter, zoon van wijlen Jan van Rode: RA 1178, fo.156r (2 juni 1390) t/m RA 1226, fo.560r (12 aug.1456); Spierings, Het schepenprotocol, 269; GAH, THG 416a (18 apr.1357), 744 en 744a (27 apr.1374), 758b (22 febr.1375), 806a (2 juli 1377), 813 (8 nov.1377), 815 (28 dec.1376), 1594 (22 nov.1417), vgl. 1309 (24 aug.1402); Bijlage II 237.9.2, 318.4, vgl. 131.16, 136.1, 258.4, 353.6 (Arnt Jans Wonder); Lijten, "Het openbare middeleeuwse notariaat", 64; Goyart en meester Marten: GAH, RA 1179, p.703 (1392/93), RA 1180, p.58 (1393/94), p.605 (1396/97), RA 1181, fo.328v (1399/1400), RA 1182, fo.203v, fo.219r (1400), RA 1185, fo.182r (25 juli 1407), fo.264v, fo.412v (1407/08), RA 1186, fo.199v (1408/09), RA 1187, fo.71r (1410/11), RA 1188, fo.211r (1412/13), RA 1192, fo.415r (1421/22), RA 1215, fo.31r (1445), RA 1244, fo.91v (1475); Bijlage II 7.2, 60.15, 60.24, 60.28, 173.37, 173.38 (1461: woonhuis van meester Marten in de Tolbrugstraat), 308.4, 382.10, 382.43, 382.45; Van Rooij, Het oud-archief, II 174 nr.644, 350 nr.1282; De Ridder-Symoens e.a., Les livres, 1.2.1 18 nr.25; OLVB 49, fo.14v, fo.15v, fo.29v, fo.30v, fo.32v, vgl. fo.33r; APB, St.Jan II, Obituarium, p.349; Jacobs, Justitie, 265-268, vgl. 46 (Godert van Roede, na de gildenopstand van 1408 uit Brabant verbannen). |
2. | Bijlage II 1.14, 333.1; GAH, OA B4 (1400/01); Spierings, Het schepenprotocol, 92-95, 97; GAH, RA 1183, fo.41v (9 mrt.1403), RA 1189, fo.1r (okt.1416), fo.271r (okt.1417), RA 1190, fo.168r (5 mei 1417), RA 1193, fo.55r (22 febr.1422); GAH, THG 1488 (17 mei 1410), 1527 (22 mrt.1412), 1605 (7 juli 1418); Van Rooij, Het oud-archief, II 84-85 nr.304, 88 nrs.315 en 316, 108-109 nr.396, 125 nr.461, 126 nr.462. |
3. | Kappelhof, Het archief van de Tafel van de H.Geest, VI 52, VII 53, VIII 60, IX 51; GAH, THG 1641 (30 juli 1421), 1645 (22 nov.1421); GAH, GG 598 (deel van een rekening van de Tafel van de H.Geest); GAH, RA 1192, fo.340r (17 mei 1423), fo.481r (14 mrt./apr.1422), RA 1195, fo.237r (8 jan. 1425), fo.248r (26 apr.1425), RA 1197, fo.290r (6 juli 1426), fo.298r (1426), fo.345v (5 apr.1427); Bijlage II 5.1.2, 5.36, 14.15, 14.25, 382.56; Van Rooij, Het oud-archief, II 240 nr.887; OLVB 49, fo.12v, fo.13v; OLVB 52, band 1, fo.138v (1421/22); Jacobs, Justitie, 262-264 (schepen in 1415/16, 1420/21, 1425/26, 1430/31, 1441/42, 1445/46), zie ook 98 (de H.Geestmeester werd meestal gekozen uit het midden van de schepenen en was doorgaans wel getrouwd, maar zonder kinderen). |
4. | GAH, RA 1186, fo.255r, fo.256r (16 okt.1409), RA 1187, fo.15v (1411), fo.270r (1411/12), RA 1189, fo.130v (17 mei 1415), RA 1190, fo.29r (10 nov.1416), RA 1196, fo.160r (13 aug.1427), RA 1208, fo.346v (6 febr.1438), RA 1218, fo.325v (1447/48), RA 1219, fo.265r (1448/49), RA 1222, fo.253r (1452), RA 1231, fo.141v (1461), RA 1239, fo.51v (1469/70), RA 1262, fo.108r (1492); Bijlage II 223.29, 342.7, 365.4, vgl. 206.10; GAH, THG 1935 (3 apr.1437), 2163 (5 juni 1447), 2180 en 2181 (19 mrt.1448); OLVB 49, fo.30v (magister Godefridus de Roda, senator huius opidi, overl. 1447/48, en Lambertus de Roda, overl. 1441/42); APB, St.Jan II, Obituarium, p.172; Vgl.: Van Rooij, Het oud-archief, II 351 nr.1284; Lijten, "Oirschotse zoen-accoorden", 12 (1982) 65, 82, 106, 108 (Wilhem van Catwijc, president-schepen van Oirschot 1464, 1469). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschGodefridusvan Roije | 51r |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 641
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 46, 262, 263, 264
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 92, 93, 93n, 94n, 95n, 97
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 141, 142, 148, 156, 157, 158, 163, 174, 221, 229, 230, 234, 269n, 277n, 287, 295, 296, 302n, 313, 318, 323, 325, 331, 334, 335, 341, 397n, 411, 414, 415