Ontving zijn eerste onderwijs aan scholen te Stolberg en te Meurs, werd in augustus 1690 zonder vermelding van de plaats van herkomst aan de Hogeschool te Franeker ingeschreven en studeerde daar oosterse talen onder J. Rhenferd (1654-1712), geschiedenis en welsprekendheid onder J. Perizonius (1651-1715), wiskunde onder B. Fullenius (1640-1707) en theologie onder Joh. van der Waeyen (1639-1701), H.A. Roëll (1653-1718) en C. Vitringa (1659-1722). Onder Rhenferd verdedigde hij in 1693 een Disputatio philogica de saeculo hoc et futuro, onder Vitringa in 1694 een Disputatio theologica de
| 252 |
libertate credentium sub gratia. Zijn theologische studie zette hij in 1696 voort aan de Illustre School te Dordrecht onder S. van Til (1644-1713)*, van wie hij ook zijn pastorale vorming ontving. Na in 1698 te Dordrecht tot proponent te zijn bevorderd, werd hij predikant te Wylre (Lb.) 1699, te Tiel 1701, te Wesel 1706 en te Den Bosch 6 januari 1715.
Enkele jaren later vond hij een woning in een dubbel huis in de Kerkstraat 52-54, dat hij 31 juli 1719 kocht van de zusters Elisabeth Hendrica Verster, echtgenote van de gewezen cornet Isaac Herman Elsevier, en Maria Verster, later gehuwd met Cornelis Digues de la Motte.
Na vijftien jaren ambtsvervulling als predikant te Den Bosch werd Roemer 10 juli 1730 benoemd tot hoogleraar in de Oosterse talen aan de Illustre School op een jaarwedde van ƒ 250,-, maar de toestand van zijn gezondheid veroorloofde hem eerst 20 juli 1731, twee dagen na de ingebruikneming van de kapel der Zoete Lieve Vrouwe als auditorium, zijn inaugurale rede te houden, De lingua Hebraea primaeva, ejusque conservatione, vel in ipsa linguarum confusione Babylonica. Een ernstige ziekte noopte hem in 1740 ontslag als predikant en hoogleraar te nemen. Zijn emeritaat heeft slechts kort geduurd. Zijn ambtgenoot Corn. de Witt (1685-1771) sprak 5 februari 1741 in de St. Janskerk de gedachtenisrede over hem uit. Zijn graf in die kerk wordt nog door een steen met zijn naam gedekt.
Roemer was in 1712 gehuwd met Anna Visscher (overleden Den Bosch 24 januari 1748 en begraven St. Janskerk 31 januari d.a.v.). Uit dit huwelijk zouden volgens Velingius elf kinderen geboren zijn, van wie er bij het overlijden van de vader slechts één en wel de jongste dochter in leven was. In het Doopboek van de St. Janskerk komen echter slechts vijf kinderen van het echtpaar Roemer-Visscher voor: Johannes Leonardus 14 juli 1715, Daniël 4 oktober 1716, Johan François (2) 13 februari 1718, Rachel Maria 15 augustus 1719 en Anna 25 oktober 1726.
Anna Roemer (overleden Den Bosch 15 november 1780 en begraven in de kooromgang van de St. Janskerk 18 november d.a.v.) is 28 mei 1743 te Den Bosch gehuwd met mr. Jan Hendrik van Heurn (1716-1779)*, schepen en raad van Den Bosch en griffier van de Leen- en Tolkamer, schrijver van het ge-
| 253 |
zaghebbende boek Historie der Stad en Meyerij van 's-Hertogenbosch alsmede van de voornaamste daden der Hertogen van Brabant (4 dln. Utecht 1776-1778). De latere hoogleraar mr. Johan van Heurn (1751-1815) was een zoon van dit echtpaar. Anna Roemer bracht het huis in de Kerkstraat, dat zij in 1741 van haar vader geërfd had, in 1743 mee ten huwelijk. | 254 |
1969 |
F.L.R. SassenGeorg Ulrich RoemerAken 22 november 1672 - 's-Hertogenbosch 1 februari 1741 Levensberichten van de hoogleraren der Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1969) 252 |