Theoloog, aanvankelijk katholiek, later dominee, geschiedschrijver en historicus. Het geslacht Van Oudenhoven ontleent zijn naam aan het naburige leengoed Oudenhoven bij Oirschot; de naam werd ook geschreven als van Audenhoven of Outhovius; van moeders kant, Elisabeth Princen, stamde hij uit een eeuwenoud Vessems geslacht. Vermoedelijk is hij niet opgegroeid in Vessem maar in Den Bosch, waar hij ook zijn intrede deed bij de paters Wilhelmieten ook wel Baselaers genoemd, in het klooster Baseldonck, een van de rijkste kloosters van de stad. Als prior was daar aangesteld Simon Pelgrom voor wie Jacob van Oudenhoven een grote bewondering aan de dag legde en van wiens historische aantekeningen hij veel profijt heeft gehad. In deze periode ontstond zijn liefde voor manuscripten, boeken en geschiedenis. Het monastische bestaan bevredigde hem echter niet, zodat hij in 1620 op 19-jarige leeftijd uittrad en als predikant kans zag zijn studie in de theologie en geschiedenis voort te zetten. Op 28 oktober 1621 liet hij zich inschrijven aan de academie in Leiden en raakte daar bevriend met vooraanstaande Nederlanders o.a. de Brabander Sweerts. Zijn eerste publicatie is een pamflet, gericht tegen de Jesuďetenin 1622. Toch was hij, zeker later, niet erg anti-clerus en anti-papistisch. In 1625, na het bëindigen van zijn studie in Leiden, nam hij zijn intrek te Heusden en verbleef ruim een jaar bij de fameuze theoloog Gisbertus Voetius; trad in het huwelijk met Catalyntgen van Engelen en woonde met haar gedurende vijf jaren, tot 1631, in Aalburg en Heesbeen. Daarna werd hij predikant in Nieuw-Lekkerland in de Alblasserwaard, waar hij werkte tot aan zijn emiritaat in 1665. Toch bleef hij zich Brabander voelen, getuigen zijn verdediging van zijn streekgenoten tegen de noorderlingen, die meenden dat Brabanders botte en lompe mensen zijn. In de politieke religieuze affaires van Brabant mengde hij zich maar eenmaal; hij haalde historisch bewijsmateriaal aan dat de plaats Gemert als "per se existens" na de overgave van Maastricht tot de Commanderij van Aldenbiezen, onder de Republiek viel. Hij werkte niet daadwerkelijk mee aan de reformatie; op 16 oktober 1648 werd hij benoemd tot predikant van Helvoirt en Cromvoirt, gelegen in | 281 | ||||||||||||||
het kwartier van Oisterwijk. Hij ketste daar benoemingen af onder het voorwendsel dat zijn vrouw niet wilde. Ook is in zijn geschriften niets te vinden over de beeldenstorm, hij accepteerde de hervorming louter als gegeven. Na vijendertig jaar in Nieuw-Lekkerland werkzaam te zijn geweest, werd hij door de Classis van Zuid-Holland geschorst en gedwongen zijn emeritaat aan te vragen. Hij verhuisde naar Haarlem en wijdde zich geheel aan de geschiedenis. In de jaren 1665-1682 verschenen er nog vijf werken van zijn hand. Op 2 januari 1690 overleed Van Oudenhoven en werd begraven in de Grote of St. Bavo Kerk te Haarlem. Van een graf of grafsteen is niets meer te vinden. Werk o.a.:
| 282 |
1840 |
C.R. HermansDe geschied- en oudheidkundige Jacob van Oudenhoven en zijne werken.Geschiedkundig mengelwerk over de provincie Noord-Braband / C.R. Hermans. Demelinne 1 ('s Hertogenbosch 1840) 132-148 |
|
1904 |
H. F.Jacob van OudhovenTaxandria (1904) 9-13 |
|
1936 |
Ph. van BoxmeerBeeld eener middel-eeuwsche Brabantsche stadsregeeringDe Brabantsche Folklore 90 (1936) |
|
1939 |
V. BeermannEenige bijzonderheden uit het leven van Jacob van OudenhovenNederlandsch archief voor kerkgeschiedenis 31 (1939?) 123-127 |
|
1955 |
W.E. SmeltEen verrassende vondst in het oud-archief van Noordwijk (Jacob van Oudenhoven en de turfschippers van Breda)De Nederlandsche Leeuw 11 (1955) 330-337 |
|
1969 |
L.G.C.M. van DijckJacob van Oudenhoven (1601-1690), historicus zonder portretVaria Historica Brabantica III (1969) 335-387 |
|
1977 |
G.C.M. van DijckGeletterd 's-Hertogenbosch 1500-1650Historische sectie Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch 1977) 6-7 |
|
1986 |
RedactieOudenhoven, Jacob vanEncyclopedie van Noord-Brabant 3 (1986) 281-282 |
|
1987 |
T. BrienenJacobus van Oudenhoven 1600-1690Figuren en thema's van de Nadere Reformatie. Deel 1. De Groot Goudriaan (Kampen 1987) 43-51 |
V.A.M. Beermann, Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672 (1946) 25
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979) 23, 65
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 24, 180
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) 110
H. F., 'Jacob van Oudenhoven' in: Taxandria (1904) 9-13
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 18, 33, 38, 43, 49, 57, 59, 60, 95, 98, 124, 126, 131
Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant (2013) 168, 183
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 413-414
J.C.A. Hezenmans, De St. Jans-kerk te 's Hertogenbosch (1866) 20, 21, 32, 79, 89, 120, 121
J.C.A. Hezenmans, 'Jacob van Oudenhoven' in: Taxandria (1898) 229
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 29
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 4, 25, 32, 33, 34, 37, 43, 80, 81, 159
W.J.F. Juten, 'Jacob van Oudenhoven' in: Taxandria (1897) 229-232
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 20, 23; Bijdragen: 377, 404, 407
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 6
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 9, 123, 156, 187
Noordbrabants Historisch Jaarboek 12 (1995) 83; 13 (1996) 53, 60, 110; 16 (1999) 76, 217; 16-17 (2000-2001) 164, 166, 189, 194, 195, 296-298; 33 (2016) 18, 80
C.J.A. van den Oord, Twee eeuwen Bosch' Boekbedrijf 1450-1650 LXII (1984) 87
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 17, 42, 43, 47, 54, 55, 59, 81, 145, 147
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 9n, 42, 46, 50, 52, 81, 84, 97n
Varia Historica Brabantica III (1969) 335-387
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen (2007) 78, 78, 110
Ch. C.V. Verreyt, 'Nog iets over den geschiedschrijver Jacobus van Oudenhoven' in: Taxandria (1908) 75-81