De Bosschenaar Michael Ophovius, lid van de Dominicanerorde, was de eerste reguliere bisschop van het bisdom 's-Hertogenbosch. Ophovius was jarenlang prior van het Predikherenklooster te Antwerpen en vertrouweling van aartshertogin Isabella, die hem voordroeg voor de Bossche zetel. Zijn wapenspreuk 'luce et fructu', met licht en vrucht, kon Ophovius niet waar maken. Hij kreeg spoedig te maken met nieuwe oorlogshandelingen in de Meierij, uitlopend op het beleg van 's-Hertogenbosch. In die periode ontpopte hij zich als een man zonder vrees en een doortastend bestuurder. Hij ondertekende op 14 september 1629 de capitulatie van de stad, die ook voor hem ballingschap zou gaan betekenen. Het dagboek, dat de bisschop in de jaren 1629-1631 bijhield, bevat ook gegevens over de laatste maand van het beleg en behoort tot de kostbaarste archiefstukken van het bisdom. Ophovius verbleef nog dikwijls in het niet door de Staatse troepen bezette deel van zijn bisdom en weigerde einde 1629 de bisschopszetel van Brugge. Korte tijd woonde hij in Geldrop en Geel. Hij overleed te Lier op 4 november 1637 en werd begraven in de Dominicanerkerk te Antwerpen, de huidige St. Pauluskerk. |
Michael van Ophoven, beter bekend als Ophovius, werd geboren als tweede zoon van Hendrik Peters van Ophoven en Henrica Hendriks van Ophoven en ontving vermoedelijk op 22 januari 1570 het doopsel in de Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch. Hij overleed op 4 november 1637 in de Refugie van Sint-Bernards te Lier en werd op 5 januari 1638 begraven in de Dominicanenkerk te Antwerpen. Michael Ophovius groeide met nog vier broers en drie zusters op in een godvruchtig gezin, waarvan de ouders een weverij exploiteerden en nering dreven in linnengoed. Reeds op jeugdige leeftijd bestemd voor het geestelijk ambt, ontving Michael zijn eerste onderricht in de humaniora aan de Latijnse School van de Broeders des Gemenen Levens. Wilhelmus Lindanus, bisschop van Roermond, die op verzoek van de landvoogd, Alexander Farnese, tijdelijk de zorg voor het verweesde bisdom 's-Hertogenbosch op zich had genomen, diende hem op 2 november 1583 de tonsuur toe ten teken van zijn opname in de geestelijke stand. In het najaar van 1585 trad Ophovius in in het klooster van de Dominicanen te Antwerpen. Een jaar later deed hij professie, waarna hij onderricht volgde in wijsbegeerte en godgeleerdheid, eerst te Antwerpen en na zijn wijding tot subdiaken in 1590 te Leuven. In deze stad ontving hij op 30 maart 1591 de diaken- en op 13 maart 1593 de priesterwijding, beide malen uit handen van Joannes van Strijen, die president was van het Leuvense Collegium Regium.
Michaels begaafdheid werd door zijn superieuren al spoedig onderkend. Reeds vóór zijn wijding tot priester werd hij aangesteld tot lector in het Leuvense studiehuis van zijn orde, waar hij tot 1597 filosofie en theologie doceerde. Vervolgens zond men hem naar Bologna om aan de Dominicaanse Universiteit zijn eigen theologische studies voort te zetten. De graad van licentiaat werd hem op 23 december 1599 te Rome door de magister-generaal van de Dominicanen verleend. Tien jaar later zouden zijn theologische studies definitief worden bekroond met de graad van Magister, de
| 119 |
hoogste die een lid van de Orde van de H. Dominicus zich in een leven van studie kon verwerven. Teruggekeerd in Antwerpen maakte Michael spoedig carrière. Hij werd inquisiteur in het bisdom Antwerpen (1601), prior van
| 120 |
het Antwerpse klooster (1608), definitor (1610) en provinciaal (1611). In deze laatste hoedanigheid droeg hij zorg voor het herstel van de kloostertucht in zijn provincie, blies hij het college voor hogere studiën van zijn orde te Douai nieuw leven in en richtte hij een nieuw klooster annex Latijnse school op te Lier. De missie in de gebieden die onderworpen waren aan de Staten-Generaal ging hem zeer ten harte en tijdens de Generale Kapittels van zijn orde te Rome in 1601 en 1612 had hij dienaangaande met de pausen Clemens VIII en Paulus V gesproken. Dit had tot gevolg dat hij in 1615 benoemd werd tot prefect van de Dominicaanse Missie in de Hollandse Zending -in 1622 uitgebreid met Denemarken en Noorwegen- een functie waaraan hij gedurende acht jaar zijn beste krachten zou geven. Herinneringen aan zijn jeugd, toen een calvinistische minderheid de in meerderheid katholiek gebleven bevolking van 's-Hertogenbosch korte tijd -tussen eind 1577 en 2 juni 1579- haar wil had opgelegd, moeten hem in deze periode helder voor ogen hebben gestaan. Zijn taak werd nog verzwaard door de zorg voor de nieuwe gemeenschap te Lier, die hem in 1616 tot prior koos, en voor het Antwerpse klooster, waar hij in 1617 en 1620 eveneens tot deze waardigheid werd beroepen.
In 1623 viel tijdelijk het doek over de drukke bezigheden van Ophovius. Bij gelegenheid van een bezoek aan zijn geboortestad, waar kort tevoren zijn oudste broer Nicolaas was overleden, belastte aartshertogin Isabella, met wie hij levendige contacten onderhield, hem met een precaire zending. De aartshertogin was door brieven in de waan gebracht, dat de gouverneur van de Staatse vestingstad Heusden niet ongenegen zou zijn om de vesting aan de Spanjaarden over te dragen. Voorzien van een paspoort van de Staten-Generaal voor particuliere doeleinden, begaf Ophovius zich naar Heusden om Isabella's voorstel aan de gouverneur over te brengen. Deze toonde zich hierover uitgesproken verontwaardigd en stelde de drager van het bericht in staat van arrest. Na enkele weken werd Ophovius overgebracht naar 's-Gravenhage, waar hij gedurende eenentwintig maanden geïnterneerd werd in de Gevangenpoort en het gevaar liep om tot de doodstraf te worden veroordeeld. Isabella mobiliseerde zowel in binnen- als buitenland de nodige hulpkrachten en onder internationale druk herkreeg Ophovius op 26 november 1624 zijn vrijheid.
Ten dele om hem schadeloos te stellen voor de rampspoed die hem in haar dienst ten deel was gevallen, maar vooral om zijn grote
| 121 |
kwaliteiten en verdiensten op religieus gebied, droeg Isabella Ophovius, die in 1625 voor de vierde maal prior van het Antwerpse klooster was geworden, voor voor de vacant geworden zetel van het bisdom 's-Hertogenbosch. Deze nominatie werd zowel door Spanje als door Rome goedgekeurd en op zondag 13 september 1626 werd Ophovius in de Antwerpse kathedraal tot bisschop gewijd. Op 30 oktober hield hij zijn plechtige intocht in zijn zetelstad als zesde bisschop van 's-Hertogenbosch. Hij was de eerste bisschop die sedert de oprichting van het bisdom in 1559 binnen de grenzen ervan was geboren. In zijn nieuwe waardigheid toonde Ophovius zich opnieuw een onvermoeibaar werker. Hij visiteerde kerken, kloosters en kapittels in zijn diocees en woonde vergaderingen bij van de bisschoppen van de kerkprovincie Mechelen, waarvan zijn bisdom deel uitmaakte. De hem toegemeten tijd zou echter te kort blijken. In de nacht van 30 april op 1 mei 1629 sloegen Staatse troepen onder aanvoering van Frederik Hendrik het beleg voor 's-Hertogenbosch, dat zich op 14 september genoodzaakt zag te capituleren. Ophovius had zowel bij de verdediging als bij de onderhandelingen met de prins een prominente rol gespeeld. Zijn handtekening prijkt als eerste van Bossche zijde onder het capitulatieverdrag.
Ophovius deed wat hij kon om, nu het katholieke geloof niet langer in vrijheid kon worden beleden, de continuïteit van de -nu clandestiene, hoewel oogluikend toegestane- zielzorg veilig te stellen, alvorens de stad definitief te verlaten, waartoe de bepalingen van het verdrag hem en het grootste deel van de geestelijkheid verplichtten. Hij weigerde de zetel van het bisdom Brugge, die Isabella hem kort na de capitulatie aanbood, en wijdde zich aan de zielzorg in de Meierij, de aangrenzende parochies in het huidige België en het Land van Ravenstein, het resterende deel van zijn bisdom. Hiertoe nam hij zijn intrek in het kasteeltje van Geldrop, maar ook verbleef hij regelmatig in zijn geliefde klooster te Antwerpen, waar hem uiteindelijk asiel werd geboden, toen hij zich op bevel van de Staten-Generaal van 2 december 1636 genoodzaakt zag definitief de Meierij te verlaten. Zijn laatste maanden bracht hij door te Lier, in de nabijheid van het Dominicaanse vicariaat dat hij had opgericht.
| 122 |
Bronnen | |
• | Diarum (Dagboek van Ophovius), 4 augustus 1629 - 13 januari 1632; 's-Hertogenbosch, Archief van het Bisdom |
• | In Funere Michaelis Ophovii ex Ordine Praedic. VI. Silvae-ducensium Episcopi Oratio, Fr. Hyacinthi Choquetii eiusdem Ord. S.T. Doctoris, Habita Antverpiae in Sacra aede Praedic. Nonis Ianuarij, M.DC.XXXIIX. Antverpiae Apud Viduam Ioan. Cnobbari, Anno 1638, 's-Hertogenbosch, Archief van het Bisdom, dossier Ophovius |
• | L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, St. Michiels-Gestel 1870-1876 |
• | A.M. Frenken, 'De Bossche Bisschop Michaël Ophovius O.P. 1570-1637' in: Bossche Bijdragen XIV (1936-1937) 15-163 |
• | A.M. Frenken, 'Het Dagboek van Michaël Ophovius, 4 augustus 1629 - einde 1631' in: Bossche Bijdragen XV (1937-1938) 1-340 |
• | J. Mosmans, 'Michaël Ophovius' in: Bossche Bijdragen XIV (1936-1937) 303-307 |
• | L. Jadin, Procès d'information pour la nomination des évêques et abbés des Pays-Bas, de Liège et de Franche-Comté d'après les Archives de la Congrégation Consistoriale 1re Partie: 1564-1637, in: Bulletin de l'Institut historique belge de Rome 8 (1928), 5-263 |
• | P.J.A. Nuyens, 'Mgr. Ophovius, Bisschop te Lier' in: 't Land van Rijen 1 (1951), 17-24 |
• | A.M. Bogaerts, Dominikanen der Nederlanden in de registers der magisters-generaal. Deel II. 1518-1650, Brussel 1974 (Bouwstoffen voor de geschiedenis der Dominikanen in de Nederlanden, XIII) |
's-Bosch. Bezocht de Latijnse School te 's-Bosch. Ging in 1597 naar Bologna. Verwierf daar in 1599 de hoedanigheid „lector philosophiae et theologiae”. Op 23 december 1599 kende de generaal van de dominicanen te Rome hem de titel S.T.L. toe, en in 1609 of 1610 die van S.T.D. Gedoopt (R.K.) 22 januari 1570(?); zoon van Hendrik Peters, fabrikant van lijnwade, en Henrica Hendriks. Trad in 1585 te Antwerpen in bij de dominicanen. Priester gewijd te Leuven 13 maart 1593. Verschillende malen prior van het klooster te Antwerpen. Per 29 oktober 1616 inquisiteur voor de Nederlanden. In 1611 gekozen tot provinciaal. In 1626 tot bisschop van 's-Bosch gewijd. Overleed te Lier in het door hem gestichte klooster op 4 november 1637. Publiceerde.NNBW, II, 1027, X, 692; OGE (1933) 163; Br. de Groot, II, 287; Schutjes, II, 122-127; BB (1935/1936) 55-56, 131-197, (1936/1937) 15-163; Meijer, 83-88 | 553 |
Het is geen pretje om in een gevangenis te zitten, maar dit is toch zelfs onze bisschop Ophovius een overkomen. Het gebeurde in het begin van de zeventiende eeuw. Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was juist afgelopen en de vijandelijkheden begonnen weer tijdens wat later de Tachtigjarige Oorlog genoemd zou worden.
Michael Ophovius was geboren in Den Bosch, in de Fonteinstraat 2. In 1622 woonde hij in Antwerpen en in die stad overleed toen zijn broer Nicolaas. Om de nalatenschap van zijn broer te regelen vertrok Michael in februari 1623 naar zijn geboortestad. Isabella, Aartshertogin, gaf hem toen een netelige opdracht mee. Zij had vernomen dat Willem Adriaan van Horne, de militaire gouverneur van het stadje Heusden, genegen was de zijde van de Spaanse koning te kiezen.
Ophovius vertrok naar 's-Hertogenbosch en deelde de eventuele plannen van Van Horne aan de Bossche gouverneur Van Grobbendonck mee. Aangekomen in Heusden verklaarde hij met Van Horne te willen praten over de aankoop van een stuk land. Toen hij hem onder vier ogen sprak, vroeg hij of hij inderdaad wilde overlopen en deed tegelijk het aanbod van de aartshertogin als Van Horne de stad en het kasteel van Heusden zou overdragen, kreeg hij het Graafschap Hoorn, hij zou ridder in de Orde van het Gulden Vlies worden en kreeg een groot geldbedrag.
Isabella was verkeerd geïnformeerd. Woedend zei Van Horne tegen Ophovius: „Al waer 't dat hem alle de schatten des Conincx van Spaengien voorgedragen en gepresenteert werden, dat men tot ghenen verader maken soude.”
Ophovius werd gevangen gezet in Heusden en na ongeveer anderhalve maand - op 2 april 1623 - overgebracht naar de Gevangenpoort in Den Haag. Zowel de Staten Generaal als de Staten van Holland namen de zaak hoog op. De geestelijke wilde immers een Staatse gezagdrager overhalen om over te lopen. En landverraad was een zwaar misdrijf. Toen op 5 mei 1623 de remonstrantse predikant Hendrik Slatius in Den Haag onthoofd werd, eiste het gepeupel ook de dood van Ophovius.
Isabelle deed haar uiterste best om Ophovius te bevrijden. De Engelse koning Jacobus bemiddelde zelfs in deze kwestie.
Na een gevangenschap van 21 maanden, op 26 november 1624, kwam Ophovius vrij. In een brief deelde hij later mee dat men hem nog had getracht het katholieke geloof af te laten zweren. „Men deed mij met de voornaemsten onder de ketters en hunne ministers over geloofszaken twistredenen.” Zover is het niet gekomen. Na het overlijden in 1625 van Zoesius werd een jaar later Ophovius tot bisschop in zijn geboortestad Den Bosch benoemd.
|
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschReverendissimus ac illustrissimusdominus Michael Ophovius , Episcopus Buscoducensis, ontfan= ge 1627. obiit 4 Novembris 1637 | 109 |
1622 |
Kapittel 22. Aan den Eerw. Heer Michiel van Ophoven, Docter in de Godgeleerdheid, voor zijn wellekom wijn vereerd.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1625 |
Kapittel 23. Toebereidselen door de Jesuiten om den nieuwen Bisschop, den Eerw. Heer Michael Ophovius, plegtig en met eene actie door de studenten, te ontvangen.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1626 |
Kapittel 6. Aan dem Eerw. Heer Michael Ophovius, Bisschop van 's Hertogenbosch, een heerlijk gedreven zilveren lampetschotel en kunsig zilveren waterpot vereerd.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
V.A.M. Beermann, Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672 (1946) 128, 132, 133
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten XLIV (1979) 65, 553
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 291n
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 587
A.M. Frenken, 'De Bossche Bisschop Michaël Ophovius O.P. 1570-1637' in: Bossche Bijdragen XIV (1936) 15-163
Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant (2013) 38, 210
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 187, 190, 191, 192, 193
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 289-292, 304, 421
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 269, 270, 277, 278, 280, 281, 294; Bijdragen: 382, 447, 460, 536, 537, 538, 539, 565, 566, 567
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 132, 136, 137, 138, 139, 140, 141
Saskia Minjon, 'Kasteel Geldrop tot 1800' in: Kasteel Geldrop : Een edel verleden (2016) 26-30
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 57, 111, 304
C.J.A. van den Oord, Twee eeuwen Bosch' Boekbedrijf 1450-1650 LXII (1984) 330, 330n
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 374, 399, 401, 402, 405, 407
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 5, 6, 15, 172, 339, 368, 369
J.W.M. Peijnenburg, Van Roomsche Zegeningen en Paapsche Stoutigheden (2009) 77-90, 97, 99, 101, 116, 121, 122, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 132, 328, 331, 338, 340
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 34
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) II. 122; II. 674
C.J.H.M. Tax en A.C.M. Tax-Koolen, 'Michael Ophovius (1570-1637)' in: Brabantse biografieën 1 (1992) 119-123
G.M. van der Velden, De kosterij van Bokhoven 1369-1969 XXXVI (1976) 44, 47
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 124, 130
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen (2007) 133, 253, 340, 352, 362
-
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 76
Tentoonstelling Bossche bischoppen 1559-1975 (1975) 7, 13
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 151