Cler. Luik, A. 1516 (1515-1558) Den Bosch (Meester) Peter Muykens was een broer van de vorige notaris. Op 12 juni 1515 beoorkondde hij aan de Papenhuls in het huis van Sophia, weduwe van Gherart Baliaerts, de overdracht van een erfcijns door Elisabeth, dochter van wijlen meester Wouter vander Voirt, aan de Tafel van de H.Geest te Schijndel. De akte van deze overdracht, die plaatsvond ter financiëring van een jaarlijkse spinde, ging in de Tweede Wereldoorlog verloren. Verder is er van Peter Muykens slechts één notariële akte bekend. Deze tweede akte dateert van 19 juli 1516 en is overgeleverd in de vorm van een afschrift. Hij betreft de overdracht van een erfcijns uit goederen in Schijndel door Geertruyt, dochter van wijlen Mathijs vander Weteringe, begijn op het Groot Begijnhof, aan de Celbroeders op de Triniteit. De beoorkonding vond plaats in de Bossche secretarie in aanwezigheid van de secretaris meester Claes Kuyst en van de klerk en latere secretaris Goyart Grootart (nr.151). Ook Peter Muykens was in deze tijd als klerk op de secretarie werkzaam. Zo ontving hij in 1514/15 van de stad 12 stuivers voor het copiëren van getuigenverklaringen in een rechtszaak tegen een geschutmaker uit Keulen (zie nr.224). In 1518 was hij zelf blijkbaar in één of meer processen verwikkeld want op 13 december van dat jaar machtigde hij drie personen om hem te vertegenwoordigen in alle rechtszaken plaatsvindend voor schepenen van Den Bosch. 1) Van zijn latere loopbaan zijn geen gegevens bekend. Wel is duidelijk dat hij een groot aantal goederen verwierf en aan het einde van zijn leven tot de rijkste inwoners van de stad behoorde. In 1531 bezat hij onder meer een huis of hoeve met tuin, boomgaard en weiden in Esch, een hoeve geheten "Ruydonck" met huizen, erven, tuinen, landerijen, weiden etc. in Haaren, en twee huizen onder één dak met erven en een tuin in de Volderstraat in Den Bosch. Omstreeks 1550 woonde hij in een huis aan de Windmolenberg naast dat van zijn broer heer Lambrecht. Dit huis lag in 1558 op één huis verwijderd van het Van-Deventhergasthuis terwijl het erachter gelegen erf zich uitstrekte tot aan de stadsmuur. Als bewoner van het blok van het Hinthamereinde hoefde Peter in 1547 maar 20 stuivers bij te dragen aan de zetting, wat betekent dat hij tot de rijkste 32 procent van de Bossche belastingbetalers werd gerekend. In 1552 moest hij daarentegen 600 stuivers betalen, waarmee hij tot de rijkste 4½ procent behoorde. Peter wordt omstreeks 1550 ook wel meester Peter genoemd, mogelijk in verband met een functie die hij toen in de stadsadministratie bekleedde. Hij overleed tussen 1558 en 1575. 2)
Een groot deel van zijn vermogen zal Peter te danken hebben gehad aan zijn huwelijk met Katherijn, dochter van Willem Ghysselen en van Ida, dochter van Arnt van Beeck. De familie Ghysselen behoorde tot het patriciaat van Den Bosch. Zo was Katherijns grootvader Henrick Ghysselen schepen van de stad geweest. Diens weduwe Katherijn van Oss was in 1528 eigenares van het "Hooghuis van Megen" in de Hinthamerstraat dat eerder aan de graven van Megen had toebehoord. Ook bezat ze het goed de "Roudonck" in Esch dat ze aan haar kleindochter Katherijn naliet. Vermoedelijk is hiermee het bovenvermelde goed de "Ruydonck" in het aangrenzende Haaren bedoeld. Het "Hooghuis van Megen" kwam na de dood van Katherijn van Oss toe aan Katherijn Ghysselens zuster Heylwich die getrouwd was met Jan, zoon van Adriaen de Cock van Delwijnen. Deze verkocht het later aan Quirinus vander Heyden gezegd Belderbusch die afkomstig was uit het land van Gulick en met wie Katherijns moeder Ida na de dood van Willem Ghysselen was hertrouwd. Van hen vererfde het "Hooghuis" ten slotte op Katherijn, op haar broers Henrick, Arnt en Jan Ghysselen en op twee verwanten uit de familie van hun stiefvader. Ze verkochten het huis op 28 juli 1544 aan de bierbrouwer Jan Gerits van Schijndel. Katherijn, weduwe van Peter Muykens, was op 23 juni 1575 nog in leven. 3)
Peter en Katherijn hadden twee kinderen: jonkheer Willem en Lysbeth. Jonkheer Willem ontleende zijn titel aan het bezit van het "adelijck huys ende hoeve genoempt Ruydonck" te Haaren. Mogelijk had hij daar dus een buitenhuis laten bouwen. Hij erfde ook het huis van zijn vader aan de Windmolenberg en kocht in 1603 nog een ander huis in Den Bosch. Jonkheer Willem wordt in 1612 genoemd als man van Geertruyt, dochter van Berthout Back genaamd Wijtfliet en van Maria vanden Borchgrave. In 1627 vond de erfdeling van hun goederen onder hun kinderen plaats. Twee van deze kinderen waren jonkheer Berthout en Ida. Jonkheer Berthout was eerst getrouwd met Geertruyt, dochter van Palick van Heerdt, drossaard van Hedel, en weduwe van Jacob Suermondt. Later was hij getrouwd met een zekere Johanna bij wie hij een aantal kinderen had. Van deze kinderen woonden zijn dochters Catharina en Elizabeth in 1692 nog te Haaren. Jonkheer Berthouts zuster Ida was getrouwd met Nicolaas van Boshuysen en had een dochter Maria die getrouwd was met Wolphart Endevoets die in 1616 te Duisburg woonde. Peter Muykens’ andere kind Lysbeth noemde zich vrouwe van de Zwanenburg, naar een omgracht stenen huis in Esch. Volgens Van Sasse van Ysselt was ze eerst getrouwd met Gijsbert, zoon van Jacob van Hedel en van Lysbeth Goessens van Doerne. Gijsberts grootvader Dirck van Hedel was van 1499 tot 1511 gecommitteerde tot de financiën van Den Bosch en woonde in de Rodenburg aan de Markt waarin ook de stadsrekenkamer was gevestigd. Gijsbert en Lysbeth hadden een dochter Mechtelt die getrouwd was met jonkheer Wolphart Enttenfues, ook wel Endefous of Endevoets genoemd, die in Duisburg woonde. Ze had van hem onder meer een dochter Katherijn en een zoon Wolphart die met Peter Muykens' achterkleindochter Maria van Boshuysen trouwde (zie boven). Later was Lysbeth Muykens volgens Van Sasse van Ysselt getrouwd met Gerart Willegermans die zich Willegermans van Rodenborch noemde omdat hij van zijn moeder Katherijn Dirckx die Wolff (zie nr.420) de helft van de Rodenburg had geërfd. Gerart Willegermans stierf kinderloos vóór 1612 terwijl zijn weduwe Lysbeth tussen 1611 en 1615 als eigenares van driekwart van de Rodenburg overleed. Van Lysbeth vererfde dit deel in 1615 op haar kleindochter Katherijn Wolpharts Endevoets, weduwe van Sr. Diego de la Portillo, die in hetzelfde jaar ook het laatste kwart kocht. 4)
|
Noten | |
1. | [Van de Laar], Inventaris ... Schijndel, 34 nr.132; Bijlage II 274.1; GAH, OA B24 (1514/15); GAH, RA 1291, fo.226r (13 dec.1518); Op 4 apr.1543 wordt Petrus Muykens, clericus, ook genoemd als getuige in de St.Jan bij de toelating van een kanunnik ten overstaan van meester Cornelis Coggen (nr.220), zie: AAP II, ’s-Hertogenbosch (= RANB, Schaduwarchieven 342); Hij is zeker niet dezelfde als de dominus Petrus Johannis die in 1536 de kerk van Lith bediende, vgl.: Bijsterveld, Laverend, I 306 nr.2415. |
2. | GAH, RA 1314, fo.134r (14 apr.1531), fo.156v-157r (ca.17 mei 1531); RANB, Coll.PG 558 (regest suppl. 245) (10 mrt.1558); GAH, OA B53 (1546/47), B59 (1552/53) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 179-181, 188-190); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 53. |
3. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 53, 143-144; Jacobs, Justitie, 268. |
4. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 53, 358-362; Van Rooij, Het oud-archief, I 64 nrs.945 en 952, 152 nr.2274. |