Cler. Luik, I.(L.) 1401-1431 (1401-1436) Den Bosch (Heer) Dirc vander Masen, Mazen, Dirryc vander Masen, was een zoon van Jan van Vucht, zoon van Dirc vander Masen. Zijn vader overleed vóór maart 1411. Dirc had een zuster Lysbeth die ongetrouwd bleef en in 1452 nog leefde. Op 30 januari 1359 waren Johannes de Vucht en Wynricus de Mosa als getuige aanwezig bij een getuigenverhoor in Den Bosch. Deze Wynric was vermoedelijk een oom van Dirc en overleed vóór 1379. Verder zal Dirc ook verwant zijn geweest aan de heer Wynric vander Masen, rector van de kerk van Geetbets bij Diest, wiens natuurlijke zoon Jan, man van Margriet, omstreeks 1440 werd gedood door Reyner die Paepe. 1) Tussen 1401 en 1431 stelde Dirc enkele tientallen notariële akten op, hoofdzakelijk testamenten, codicillen en schenkingsakten. Hij ondertekende zijn oorkonden aanvankelijk ook wel als Theodericus Johannis de Mosa en gebruikte als signet een wereldbol met daarin het woord Mosa (Maas). Omstreeks 1402 werd hij gezworen notaris van het Luikse hof. In opdracht van dit hof verhoorde hij in 1423/24 een aantal personen die als getuige aanwezig waren geweest bij het testament van Nel van Woeswijc. Hij ontving hiervoor van de O.L.V.-broederschap 12 plakken. Behalve in Den Bosch instrumenteerde hij enkele malen in Vught (1417-1421), éénmaal in Boxtel (1406) en éénmaal in het Gelderse Brakel (1417). Uit zijn akten blijkt dat hij tussen 1410 en 1415 in de Korte Kolperstraat bij de Markt woonde en tussen 1419 en 1429 in de straat geheten "Over de Tolbrug". Hij schreef akten daterend uit 1396, 1400 en 1416 voor de notarissen heer Willem Voet (nr.408), heer Pauwels van Zulichem (nr.382) en meester Marten van Zoemeren (nr.362). Verder ingrosseerde hij een testament dat in 1420 door heer Goessen van Dryel als onderpastoor van de St.Jan was opgesteld en schreef hij in 1425 een akte in naam van deken en kapittel van de St.Jan. Zijn eigen akten ingrosseerde hij op twee na zelf. Van de andere twee werd er één in 1427 door Jan Cousmeker (nr.226) geschreven omdat de notaris toen zelf te ziek was zoals hij in zijn onderschrift duidelijk maakt: "per alium fideliter scriptum, me gravi infirmitate detento". De akte werd inderdaad in een bijzonder onvaste hand ondertekend. 2)
Dirc vander Masen werd tussen 1428 en 1430 tot priester gewijd en verhuisde toen mogelijk ook naar de Triniteit. Hij bezat geen beneficie maar zal in de St.Jan één of meer altaren hebben bediend. Mogelijk deed hij dat reeds als clericus. Zo beoorkondde hij al in 1421 een schenking bij het St.Lambertusaltaar in de St.Jan en stelde hij in 1425 en 1427 respectievelijk een codicil en een testament op bij het St.Nicolaasaltaar in die kerk. In 1433 ging dominus Theodericus de Mosa, Leodiensis diocesis, aan de kort daarvoor opgerichte universiteit van Leuven artes studeren. Vanaf 1435 woonde hij in het Gelderse Zaltbommel. Zo machtigde Dirc op 3 december 1435 in zijn woonhuis aldaar zijn zuster Lysbeth en een zekere Willem en Arnt vander Masen, poorters van Zaltbommel, om namens hem te verschijnen in het gerechtshof van de officiaal van de Arnhemse proost. Op 22 juni 1436 maakte hij ten overstaan van de Bommelse notaris Henric vanden Wijer zijn testament en op 24 augustus 1436 overleed hij. De officiaal van Luik wees op 18 december van dat jaar zijn notariële protocollen toe aan Jan Cousmeker (nr.226) die ze in ontvangst nam van Dircs zuster en executrice-testamentair Lysbeth. Later kwamen de protocollen in het bezit van Jan Pels (nr.310), heer Jan Amelrijcx (nr.5) en heer Dirck van Hall (nr.162). Lysbeth vander Masen droeg nog op 4 december 1450 een erfcijns uit een huis en erf in de Kolperstraat alsmede acht andere cijnzen die door Dirc aan haar waren nagelaten over aan een stadssecretaris ten behoeve van de Fraters in de Hinthamerstraat. In 1451 en 1452 kocht ze nog twee erfcijnzen uit goederen in Den Bosch die ze later samen met andere cijnzen schonk aan het klooster Mariëndonk bij Heusden. Waarschijnlijk was Dirc voor hij priester werd getrouwd geweest en had hij een zoon. Een Willem, zoon van Dirc vander Masen, wordt namelijk in 1441 genoemd als weduwnaar van Mechtelt, dochter van Franc Hoefsleger (zie nr.1). Hij had bij haar drie dochters: Femye (Eufemia), Gertruyt en Mechtelt. Femye was in 1441 nog ongehuwd terwijl haar zuster Gertruyt toen getrouwd was met Jan, zoon van Ghijsbrecht Pels, en Mechtelt met Laureyns van Hauthuyzen. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1194, fo.138r (5 apr.1424), RA 1198, fo.38r (20 febr.1428), RA 1205, fo.106r (1434/35), RA 1216, fo.304v (1445/46), RA 1221, fo.20v-21v (4 dec.1450), RA 1230, fo.260v (11 aug.1460); RANB, HCMM 121, fo.28r-29r (regesten 349, 866 en 887) (2 mrt.1411, 26 juli 1451, 19 juni 1452); Bijlage II 50.15, 175.1, 238.1, vgl. 5.5, 5.16.1, 5.29, 157.22, 157.42, 237.8, 272.11; Vgl.: OLVB 49, fo.26r (Hermannus de Mosa, overl. 1379); Van Rooij, Het oud-archief, II 132-133 nr.490, 251 nr.928, 260 nr.959, 263-264 nrs.971 en 972; Jacobs, Justitie, 265 (Wouter [Jans] van Vucht). |
2. | Bijlage II 272.1 t/m 272.55, getuige: 338.1, hand: 362.1, 382.10, 408.3; OLVB 52, band 1, fo.159v (1423/24); RANB, KDOV 388 (regest 63) (24 sept.1420); ABH, MA 24 (2 sept.1425); Verwijzingen naar notariële akten: Bijlage II 14.14, 155.7, 157.2; GAH, RA 1195, fo.71v (19 dec.1424), RA 1199, fo.269v (17 dec.1428), fo.342r (15 juni 1429); AAB I, IX.A.4 (regest 515) (5 mrt.1406); RANB, SET 2, nr.XLVIII; OLVB 52, band 2, fo.9r (1431/32); Juten, "Huybergen", 134-135 (20 febr.1420). |
3. | GAH, RA 1198, fo.38r (1428), RA 1200, fo.291v (1429/30), RA 1201, fo.333v (12 okt.1430), fo.351r (14 apr.1431), RA 1203, fo.257r (22 apr.1433), fo.271v (24 sept.1433), fo.294r (1433), fo.295v (30 mei 1433), RA 1211, fo.143v (1440/41), RA 1221, fo.20v-21v (4 dec.1450); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.21; Reusens, Matricule, I 238 nr.24, vgl. 148 nr.10 (dominus Johannes de Mosa, presb. Leod. dioc. imm. 1441); APB St.Jan II, Obituarium, p.249; Van Heel, Drie middeleeuwse notariële protocollen, 19 nrs.24, 25 en 26; Tabel 3.2, nrs.15, 16, 21, 27 en 38; RANB, HCMM 121, fo.28r-29r (regesten 349, 866 en 887) (1411-1452, met aantekening van ca.1520: "Nota: iste Theodericus de Mosa hic nominatus eotunc clericus et notarius publicus, postea presbiter effectus, fuit frater domicelle Elisabeth de Mosa, donatricis et fundatricus dicti conventus. Et ipsa successit ei in hereditatibus ab eo relictis tam iure successionis quam etiam iure testamenti per eundem dominum Theodericum ordinati, quod apud dictum conventus conservatur."); Vgl.: Reusens, Actes, I 432 (dominus Johannes vander Masen, 28 febr.1442); Keussen, Die Matrikel, I 116 nr.14 (Theodericus de Mosa, Trai. dioc. imm. 1404); Gabriel, Boyce, Liber receptorum, 157, 178, 180 (dominus Johannes de Mosa, dioc. Trai., magister artium, 1447-1449); GAH, RA 1261, fo.384v (1491), RA 1262, fo.44v (1492/93), fo.360r (1493), RA 1267, fo.443r (1499) (meester Jan vander Masen, kanunnik te Zaltbommel); Bijlage II 173.57 (Nieuwaal 1473: dominus Johannes de Mosa, kanunnik te Zaltbommel), 225.1 (Den Bosch 1489: dominus et magister Johannes de Moza, officiaal van de proost van Arnhem); Bijsterveld, Laverend, II 635 nr.2283 (dominus Godefridus de Mosa, persona van Geysteren, 1462-1469). |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166