Studeerde rechten aan de universiteit van Utrecht, waarna hij te Leiden in 1935 promoveerde; was, na werkzaam te zijn geweest op het rijksarchief te Den Bosch, commies ter provinciale griffie van Noord-Brabant (1936); werd in 1943 hoofdchartermeester aan het algemeen Rijksarchief; na van 1944-47 bij het Militair Gezag te zijn geweest, vervulde hij een functie bij het Rijksarchief in 1950 als rijksarchivaris van de Tweede Afdeling (archieven van na 1795). Hij was tevens reserve-majoor in algemene dienst; rechtskundig adviseur, lid technische commissie Bond tot het Redden van Drenkelingen; in 1937 lid van verdienste van deze bond. Werk: Geschiedenis van Den Dungen (1926), Sint Oedenrode van oude tijden tot heden (1928), De drenkeling als object van overheidsbemoeiing, gedurende de laatste vijf eeuwen (1933), Rond de Bredase vrijheidsboom (1948), Representanten der Staten Generaal (1952), Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953), Een Delftse acte van verbintenis uit 1785 ontdekt (1953). | 118 |
1986 |
RedactieMommers, Auguste Rudolph MariaEncyclopedie van Noord-Brabant 3 (1986) 118 |