Mensen die verzet hadden gepleegd, werden soms door naoorlogse afwikkelingsbureaus erop geattendeerd dat zij een aanvraag konden doen voor een onderscheiding. Het kwam ook voor dat zij werden aangeschreven als hun naam voorkwam in een aanvraag van iemand anders. Maria Th.Th.H. Meuwese (1886-1963) uit ‘s-Hertogenbosch werd er met een brief door de Military Intelligence Service op geattendeerd dat zij een belangrijke rol had gespeeld in het bieden van hulp aan geallieerd personeel. Maria stuurde vervolgens een lange brief waarin zij beschrijft wat haar aandeel in het verzet is geweest. Tijdens de oorlog woonde ze aan de Vughterstraat 100 te ’s-Hertogenbosch. Al in 1940 kwam een zekere luitenant Roth bij haar in huis. Vanuit haar huis aan de Vughterstraat begon hij samen met enkele vrienden zijn illegale werk. Vanaf 1941 nam Maria ‘vluchtelingen’ op in haar huishouden, onder wie Franse krijgsgevangenen, die vervolgens door anderen terug naar Frankrijk werden geëscorteerd. Geallieerde piloten brachten geregeld de nacht door in haar huis. Dat moest in alle stilte in verband met haar zus, die niet op de hoogte was van haar illegale werk en volgens Roth ‘bang was voor alles’. Gevaarlijker nog was de huiseigenaar die beneden haar woonde en geregeld Duitsers over de vloer kreeg. Toen Roth in 1943 werd gearresteerd, besloot Maria al zijn papieren en hun correspondentie te verbranden om zo bewijs te vernietigen. “Mijn werk heeft slechts hierin bestaan, dat ik onderdak en voedsel verstrekte, aan allen, die zich schuil moesten houden voor den vijand en ik ben blij, dat ik op deze wijze, enigszins heb kunnen helpen.” |