-- -- (1377-1397) Den Bosch Heer Henric Loyt, heer Heinric Lout, Loeyt(e), Louyt, Lute, werd in Den Bosch geboren als zoon van Gerit van Hees, ook wel Gerit Snellart genoemd. Gerit woonde bij de Zwengelbrug op het Hinthamereinde en was smid van beroep. Hij was waarschijnlijk een broer Johannes Snellart de Hees. Diens kinderen Dirc en Aleyt droegen op 23 februari 1368 alle goederen die ze hadden geërfd van hun broer Jan Snelleken over aan Jan Snellart, zoon van wijlen Gerit van Hees (de vader van de notaris). Waarschijnlijk hadden Dirc en Aleyt nog een broer Gielis. Een (Egidius dictus de Ghele, filius quondam Johannes de Hees, clericus, trad namelijk in 1370 als getuige op bij een overdracht in de St.Jan. Heer Henric zal verder verwant zijn geweest aan Snellardus dictus die Bruyn de Loet, ook wel Snellardus dictus Brunen soen de Uden genoemd, die vóór 20 juli 1381 overleed. Diens zoon Jan Snellart was getrouwd met Lysbeth, natuurlijke dochter van Lonys van Langvelt, en verkocht op 21 januari 1384 een erfcijns uit een huis in de Hinthamerstraat. Behalve heer Henric had Gerit (Snellart) van Hees nog drie zoons: Gerit van Hees, Gerit Snellart en de eerder genoemde Jan van Hees. Gerit van Hees was schoenriemmaker van beroep en verkocht op 26 juli 1389 een erfcijns uit een huis in de Hinthamerstraat. Hij leefde nog in 1397 en had één zoon: heer Hugo van Hees. Deze was in 1425 nog in leven. Gerit Snellart, ook wel Gerit Snelle genoemd, was een natuurlijke zoon van Gerit (Snellart) van Hees en overleed vóór 1397. Hij had zelf ook een natuurlijke zoon Gerit die toen nog leefde. Jan van Hees, ook wel Jan Snelle van Hees genoemd, leefde nog op 9 mei 1383, toen hij getuige was bij een wonderverhaal in de St.Jan. Hij stierf vóór 1397 en liet vier natuurlijke kinderen achter waarvan er slechts twee met naam bekend zijn: Hille en Engbert. Hille wordt in 1403 genoemd als vrouw van Herman, zoon van Herman Porken, terwijl haar broer Engbert nog genoemd wordt in 1425. 1) Heer Henric Loyt treedt tussen 1361 en 1378 viermaal als getuige op in akten van Adam van Mierd (nr.264). In 1361 en 1362 was hij nog clericus en vermoedelijk was hij dat ook nog toen hij op 13 juli 1365 Adam van Mierd voor de Latijnse School in de Hinthamerstraat assisteerde bij het maken van een transsumpt. Bij deze gelegenheid wordt hij voor het eerst ook vermeld als kanunnik van de St.Martinuskerk in Rutten bij Tongeren, welk kanonikaat hij tot zijn dood in 1397 zou behouden. In 1369 was hij waarschijnlijk inmiddels tot priester gewijd. In 1376/77 trad heer Henric zelf éénmaal als notaris op. De O.L.V.-broederschap betaalde hem toen 21 schelling omdat hij een oprichtingsakte ondertekend had "als noterys". Van 1378 tot 1386 komt heer Henric vervolgens ook voor op de loonlijst van de broederschap, een enkele keer met de vermelding dat hij als zanger fungeerde. Zo ontving her Henric Lout in 1380/81 1 gulden "van dat hi cantor was" en in 1385/86 werd hetzelfde bedrag betaald aan her Heynric Loyt, den sengher. Hij werd tevens gezworen broeder van de broederschap en vervulde van 1383 tot 1386 de voorname functie van proost. In 1383 en 1384 trad hij negenmaal op als getuige bij wonderverhalen die in verband stonden met het O.L.V.-beeld in de St.Jan. Dit beeld was in 1380 in de steenhouwersloods van die kerk gevonden en werd aanvankelijk bewaard door een vermoedelijke verwant van heer Henric, Didderic van Loet, koster van de St.Jan. Deze was ook gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en overleed in 1383/84. Na 1386 vervulde heer Henric voor zover bekend geen functies meer binnen de broederschap of daarbuiten. 2)
Op 14 augustus 1397 maakte heer Henric ziek op bed liggend zijn testament ten overstaan van Adam van Mierd. Uit dit testament blijkt dat hij bijzonder rijk moet zijn geweest. Zo bezat hij behalve zijn stenen woonhuis met achterhuis in de Hinthamerstraat ook nog vier huizen op het Hinthamereinde en tal van goederen, cijnzen en pachten in Heesch, Alem, Lithoijen, Rosmalen, Den Bosch, St.Michielsgestel en St.Oedenrode. Zijn stenen woonhuis met erf liet hij na aan zijn bloedverwant Ghijsbrecht, zoon van wijlen Rutgher van Vlijmen. Uit dit huis verkocht dezelfde Ghijb Rutgers van Vlijmen op 18 december 1404 een erfcijns. Het huis bij de Zwengelbrug dat van zijn vader was geweest vermaakte heer Henric aan de natuurlijke kinderen van zijn inmiddels overleden broer Jan van Hees. Van deze kinderen zouden Hilla op 6 februari 1403 en Engbert op 18 april 1425 hun kwart in het huis aan anderen verkopen. Twee huizen met erven gelegen in de straat tussen de Hinthamerstraat en de "Baseldoncsche brugge" (de Baseldonkstraat, later Antonisstraatje) liet heer Henric na aan zijn neef Gerit, zoon van wijlen zijn broer Gerit Snelle. Een ander huis met erf en tuin in dezelfde straat naast het erfgoed van Johannes dictus Swartken liet hij na aan zijn broer Gerit van Hees en na diens dood aan zijn kinderen. In 1416 lag in dezelfde "Baseldonxstraet" een erfgoed naast dat van Johannes dictus die Swert enerzijds en Henric, zoon van wijlen Henric Loyt anderzijds. Deze laatste zal een nakomeling van Gerit van Hees zijn geweest. Verder wilde heer Henric dat Yda, dochter van Lodewich van Bladel, haar leven lang in het achterhuis van zijn woonhuis zou mogen blijven wonen. Vermoedelijk was Yda zijn bediende en mogelijk ook de moeder van zijn natuurlijke dochter Aleyt aan wie hij een aantal erfcijnzen naliet die na haar dood moesten vererven op haar kinderen. 3)
Ook aan de O.L.V.-broederschap, de Tafel van de H.Geest en de armen van het Hinthamereinde vermaakte heer Henric een aantal cijnzen, terwijl hij de helft van de inkomsten uit zijn annus gratie naliet aan het kapittel van Rutten. De andere helft moest door zijn executeurstestamentair worden besteed aan zijn uitvaartdienst. Tot executeurs benoemde hij zijn broer Gerit van Hees en zijn bloedverwanten Ghijsbrecht, zoon van wijlen Rutgher van Vlijmen, en Aert Rover Boest (zie nr.57). Zij moesten tevens een schikking treffen met een andere verwant geheten Bitsken, met wie heer Henric in onenigheid leefde. Verder noemt hij in het testament als verwanten nog Rutgher, zoon van Rutgher van Vlijmen, en een zekere Henricus de Hees, die platteinmaker (trippenmaker). Heer Henric overleed nog in hetzelfde jaar 1397. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1175, fo.97v (23 febr.1368), RA 1176, fo.212r (20 juli 1381), fo.339r (21 jan.1384), RA 1178, fo.24r (16 mrt.1388), RA 1183, fo.41r (6 febr.1403), RA 1195, fo.98v (18 apr.1425), fo.125v (14 juli 1425), RA 1220, fo.244v (1450); Van Rooij, Het oud-archief, II 177-178 nr.656; Bijlage II 264.24, vgl. 131.5, 131.11, 131.20, 131.21 (heer Henric van Hees, 1348-1360, beneficiant van de St.Jan in 1360), 237.16, 265.1, 272.18.1, 382.17; GAH, AVMGH 4, fo.13r (26 juli 1389); Hens e.a., Mirakelen, 246 nr.66; Vgl.: Jacobs, Justitie, 257 (Jan van Hees, schepen van Den Bosch in 1336/37, 1340/41 en 1344/45); GAH, RA 1176, fo.188v (26 apr.1381: Johannes dictus Jans soen de Hees, gener Willelmi Mynnemeer, belooft een geldsom geheel te zullen betalen die hij en Wilhelmus de Ladonc schuldig zijn aan Hubertus de Follant, commorans in Anglia in civitate dicto Nordwijc (Norwich ?)). |
2. | Bijlage II 264.2, 264.11, 264.20, 264.46, 264.22, 318.27, 353.14, vgl. 258.1; OLVB 52, band 0, fo.67v (1376/77), fo.70v (1378/79), fo.76v (1380/81), fo.98r (1384/85), fo.100r (1385/86), fo.103v (1385/86), fo.112v (1387/88), vgl. fo.91r (1383/84); OLVB 49, fo.11v, fo.26r; Hens e.a., Mirakelen, 32-34, 124, 135, 177 nr.5, 290 nr.113 t/m 573 nr.355. |
3. | Bijlage II 264.69; GAH, THG 1367 (18 dec.1404); GAH, RA 1183, fo.41r (6 febr.1403), RA 1195, fo.98v (18 apr.1425), fo.125v (14 juli 1425); Van Rooij, Het oud-archief, II 127 nr.467. |
4. | Bijlage II 264.69; OLVB 49, fo.27r. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 504-505
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166