Cler. Luik, A.I.L. 1489-1500 (1483-1500) Den Bosch Heer Henrick vanden Loe, heer Henric vander Loo, werd te Oisterwijk geboren als natuurlijke zoon van Jan vanden Loe die vóór 1488 overleed. Waarschijnlijk was zijn vader dezelfde als de Jan, zoon van wijlen Jan Wouter Jan Wouters vanden Loe, die in een akte van 10 november 1478 wordt vermeld. Zijn oom Gerit Wouter Jan Wouters vanden Loe droeg hem toen een erfpacht uit een huis en erf in de Berwoutstraat over die jaarlijks te Oisterwijk moest worden overhandigd. Jan had behalve heer Henrick nog een zoon Peter die in 1489 te Boxtel getuige was bij een schenking en die in 1491 samen met Goyart Poynenborch door heer Henrick werd gemachtigd tot het innen van diens cijnzen en pachten. Peter was getrouwd met Beatrijs, dochter van Geris Geriss Vilt van Os. Ze had een broer Joest en was waarschijnlijk ook nauw verwant aan Rembout Vilt van Os (nr.403). Wellicht was ook Aert, zoon van wijlen Jan vanden Loo, wiens vrouw op 1 september 1481 in hun woonhuis te Erp haar testament maakte, een broer van heer Henrick. 1) Heer Henrick wordt voor het eerst vermeld in een akte van de aartsdiaken van Kempenland van 8 november 1481. Hij verscheen toen in het gerechtshof van de aartsdiaken als gemachtigde van dominus Augustus de Uden die door de landcommandeur van de Duitse Orde te Oudenbiezen was voorgedragen als rector van de kerk van Nistelrode. Misschien was heer Henrick in deze tijd één van de vaste procureurs van het Luikse gerechtshof te Leuven. Op 18 december 1482 bemiddelde Henricus de Loe nog bij de aartsdiaken en de officiaal ten behoeve van Peter Arnt Ghysen uit Eersel. Tussen deze datum en het einde van 1483 werd heer Henrick tot priester gewijd. Eind 1483 verbleef hij in Den Bosch als VRFLXV van het Luikse hof. Vermoedelijk woonde hij toen in huis bij heer Dirck Blerinct (nr.52) voor wie hij een testament uit 1468 ingrosseerde. Op 15 oktober 1488 droeg heer Dirck aan hem een huis met erf en tuin in de Peperstraat over. Heer Henrick zou tot het einde van zijn leven in dit huis blijven wonen. In 1485 was hij absent rector van het Maria-altaar in Lage Mierde en van 1486 tot 1500 komt hij voor als beneficiant van de St.Jan. Hij wordt op 12 december 1486 onder tien residerende beneficianten van deze kerk als laatste genoemd zodat hij zijn beneficie toen pas kort zal hebben bezeten. Ten slotte was hij in 1497 ook absent rector van de kerk van Meerveldhoven. 2)
Uit de periode 1489-1500 zijn enkele tientallen notariële akten van heer Henrick bewaard. Hij moet echter al vóór zijn priesterwijding in 1483 zijn notarisbenoeming hebben ontvangen aangezien hij in zijn notariële onderschriften steeds de stand van clericus vermeld. Enkele van zijn akten werden geïngrosseerd door meester Alart Brants (nr.64) en Jan Bax (nr.27). De eerste trad tussen 1492 en 1498 ook driemaal als getuige op bij handelingen in heer Henricks woonhuis en zal enige tijd als zijn klerk gefungeerd hebben. Verder komen ook Victor vander Moelen (nr.268) en heer Jan van Geldrop (nr.134) enkele malen voor als getuige in heer Henricks akten. Deze werden behalve in zijn woonhuis in de Peperstraat en in de woningen van testateurs ook veelvuldig in de St.Jan opgemaakt. Ze bestaan hoofdzakelijk uit testamenten en collaties daarvan, maar uit de stadsrekeningen blijkt dat heer Henrick bijvoorbeeld ook appèlakten voor het stadsbestuur opmaakte. Tussen 1488 en 1500 werden door de officiaal aan heer Henrick de protocollen toegewezen van Sander Pyeck (nr.313), heer Henric Poeynenborch (nr.317), heer Wouter Bloyman (nr.55) en Vranck van Langel (nr.236). Van heer Henric Poeynenborch, die net als hij afkomstig was van Oisterwijk en die vermoedelijk aan hem verwant was, zal hij in 1491 ook het testament hebben opgesteld. Op 17 november van dat jaar verklaarde hij namelijk als notaris ten overstaan van schepenen van Den Bosch viva voce dat de overdracht van een stuk land te Helvoirt, welke overdracht door een executeur-testamentair van heer Henric Poeynenborch was verricht, in overeenstemming was met diens testament. Vermoedelijk was de verklaring nodig omdat het testament (nog) niet was geïngrosseerd. Verder trad heer Henrick zelf in 1490 op als één van de drie uitvoerders van het testament van heer Floris Ghijsbrechts uit Oisterwijk (nr.142). 3)
Heer Henrick vanden Loe overleed op 15 juni 1500 als gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap die op 4 juli in de St.Jan zijn uitvaartdienst verzorgde. De officiaal wees op 1 juli 1500 zijn notariële protocollen toe aan Gerardus Jamess, notaris aan de officialiteit, en aan meester Symon van Couderborch (nr.225), terwijl de officiaal op 11 juli van dat jaar de protocollen van Vranck van Langel, die in heer Henricks bezit waren, toekende aan meester Peter van Os (nr.292). In beide gevallen werden de protocollen overgedragen door heer Henricks' executeurs-testamentair. Deze zelfden, nu bij naam genoemd als heer Henric Matheeuss van Zomeren, heer Claes Hoyberchs (nr.182) en Goyart Poynenborch, droegen in 1500/01 heer Henricks woonhuis in de Peperstraat over aan de kerkfabriek van de St.Jan, het Groot Gasthuis en de Tafel van de H.Geest. Hij had dit huis aan hen nagelaten onder voorwaarde dat ze ieder 50 Rijnsgulden zouden betalen aan zijn executeurs-testamentair die daaraan waarschijnlijk een vrome bestemming moesten geven. Heer Claes Hoyberchs beloofde op 10 januari 1506 aan schepenen van Den Bosch ook het poortergeld te zullen betalen voor de bontwerker Jan, natuurlijke zoon van wijlen heer Henrick vanden Loe, die op die datum de poorterseed aflegde. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1248, fo.48v (1478), RA 1257, fo.181r-v (4 okt.1487), RA 1258, fo.112r (15 okt.1488), fo.151v (1488/89), RA 1259, fo.146v (1489/90), RA 1261, fo.26r (27 jan.1492), RA 1263, fo.43v (1493), RA 1265, fo.247r (1495/96), RA 1268, fo.311v (1500); Bijlage II 211.2, 394.1, vgl. 182.27, 289.1. |
2. | RANB, KDOG, 1132 (regest 393) (8 nov.1481); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 209, II 163, 219, 380; GAH, RA 1258, fo.112r (15 okt.1488); Bijlage II 5.94 (beneficiant), 52.7 (hand), 246.6, 246.10, 246.14, 246.16, 246.28, 246.29 (woonhuis); Schutjes, Geschiedenis, IV 205; Bijsterveld, Laverend, I 392 nr.3450 (hij was echter zeker niet dezelfde als de Henr. Multz de Oesterwijck die op 11 okt.1485 aan de Keulse universiteit werd ingeschreven en daar op 12 dec.1486 de graad van baccalaureus artium behaalde, zie: Keussen, Die Matrikel, II 179 nr.2). |
3. | Bijlage II 30.1, 86.3, 246.1 t/m 246.29; Tabel 3.2, nrs.46, 47, 48, 49 en 52; GAH, RA 1261, fo.122r (17 nov.1491); Verwijzingen naar notariële akten: Bijlage II 27.9, 64.1, 182.23, 182.25, 246.7, 246.11; GAH, GG 611 (1492/93); GAH, OA B7, fo. 40v (21 maart 1494 en 5 mrt.1496); GAH, IVR 415 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1497/98; OLVB 52, band 5bis, fo.141r (1497/98). |
4. | APB, St.Jan II, Obituarium, p.179, p.421; OLVB 49, fo.33r; OLVB 52, band 5bis, fo.342r (1500/01); GAH, GG 618 (1500/01); APB, St.Jan II, kwitantie t.o.v. heer Dirck Spijs (nr.369), [1500/01]; Tabel 3.2, nrs.51 en 52; GAH, Coll.Aanvv. 8085, fo.28v (10 jan.1506); Vgl.: Bijlage II 246.14, 246.28 (bontwerkers). |