Is waarschijnlijk identiek met „Johannes Leyendecker, Delphensis”, die 5 september 1686, 20 jaar oud, te Leiden, als student in de theologie werd ingeschreven. Ook in het Album Studiosorum
van Utrecht komt echter in hetzelfde jaar 1686 een „Johannes Leyendecker” als student in de theologie voor. Intussen staat door zijn eigen getuigenis vast, dat hij te Leiden gestudeerd heeft en daar de anti-Cartesiaanse theoloog Fr. Spanheim Jr. (1632-1701) als leermeester gehad heeft. Van 1691 tot 1701 fungeerde hij als predikant bij de Nederlanse ambassade te Stockholm, waarna hij 30 oktober 1701 het predikambt te Den Bosch aanvaardde. Met zijn collega L. van Eybergen (1663-1738) en de ouderling mr. Frans van Heurn (1654-1705), samen optredend namens de kerkeraad, en met de drossaard van St. Michiels-Gestel, Isaac Elsevier wist hij 8 augustus 1703 bij schepenen van Den Bosch te bewerken, dat Bernardus Gisbertus de Cock van Opijnen (gedoopt St. Janskerk 7 maart 1694), het zoontje van jhr. Jacob Jan de Cock van Opijnen, wiens vrouw, Clara van Varick, op haar sterfbed verklaard had, hervormd te zijn, aan zijn vader werd ontnomen om te Tiel door bloedverwanten van de moeder in de hervormde godsdienst te worden opgevoed.Na het aftreden van B. Massing (1652-1720) benoemde de stedelijke regering Leyendecker 11 maart 1710 op zijn verzoek tot hoogleraar in de wijsbegeerte en in het Hebreeuws, honoris causa, zonder dat hem voor zijn nieuwe functie een salaris werd gegund. Twee redevoeringen, door hem resp. 26 november
| 248 |
1713 in de Waalse kerk en 5 juli 1717 in de St. Janskerk uitgesproken, werden op kosten van de stadsregering gedrukt. Op zijn verzoek om vergoeding van zijn werkzaamheden als hoogleraar werd hem 27 december 1717 tot de dood van Massing een jaarwedde van ƒ 75,- toegezegd; daarna zou het volledige hoogleraarssalaris van de Generaliteit, ten bedrage van ƒ 250,- hem worden toegewezen. Slechts twee jaren heeft Leyendecker daarvan kunnen genieten. Hij is in de St. Janskerk begraven. Van de richting van zijn wijsgerig denken heeft hij in de geschriften niet laten blijken; van zijn onderwijs in de wijsbegeerte is niets bekend. Zijn bibliotheek is 4 november 1722 e.v. te Leiden publiek verkocht.
Uit het huwelijk van Leyendecker mat Catharina de Gomse zijn in de St. Janskerk gedoopt: Catharina Elisabeth 6 mei 1703, Cornelis 16 december 1704, Petronella Barbara 18 juni 1706 (begraven St. Janskerk 1 juni 1784), Jacob 4 januari 1709 (overleden als predikant te Bemmel 8 november 1755), Nicolaes 20 maart 1711, Carel 21 augustus 1712 (predikant te Boxtel 1736, overleden aldaar 25 juni 1764), Tobias 14 november 1713 en Godfried Willem 10 maart 1715. Leyendeckers oudste dochter, Isabella Anna, waarschijnlijk geboren te Stokholm, was gehuwd met Nicolaas van Overvelt (Leiden 1693 - 6 juli 1751, adj. predikant te Hengstdijk en Pauluspolder (Z.) 1726, predikant Philippine (Z.), emeritus wegens gezondheidsredenen 1745).
| 249 |
M. de Haas, Bossche scholen van 1629 tot 1795 (1926) VIII, 72, 74, 143, 144, 145, 264
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 221, 392
Varia Historica Brabantica III (1969) 188, 243, 248-250