Cler. Luik, I.(L.) 1347-1367 (1347-1367) Den Bosch Jan Leydecker werd in Den Bosch geboren als zoon van Jan Leydecker. Zijn vader was poorter van Den Bosch en overleed waarschijnlijk omstreeks 1357. Op 2 september 1327 verkocht Jan (senior) aan Aleyt, dochter van Ghijb Herinc, een erfcijns van 20 schellingen uit een huis met erf dat aan zijn inmiddels overleden vader had toebehoord en gelegen was in de straat tussen de boomgaard van de Minderbroeders en de Vismarkt (de Kruisstraat). Vanaf 1336 betaalde hij ook ieder jaar een erfcijns van 20 schellingen aan de O.L.V.-broederschap. In 1346 verkocht hij de helft van een stuk land in Hintham geheten "die Scelt" dat hij geërfd had van Henric Spirinc. Vermoedelijk heette zijn vrouw Bessel, want op 7 april 1366 verzocht Bessela, relicta quondam Johannis Leydecker, ten behoeve van het Anthoniusgasthuis op het Hinthamereinde om een gedeeltelijk transsumpt van het testament van Mechtelt Wouters van Beke. Als getuige fungeerde daarbij onder meer Gerit van Boert, leidekker. 1) De notaris Jan Leydecker stelde zijn eerste notariële akte op te Gerresheim, gelegen in het hertogdom Berg tussen Düsseldorf en Kaiserswerth. Op 10 februari 1347 beoorkondde hij daar de uitvoering van een testament waarbij het Stift van Gerresheim als begunstigde optrad. Een andere notaris uit de Meierij, Wilhelmus de Endehoven (cler. Luik, I.), had op 5 oktober 1332 in dezelfde plaats al een machtiging opgesteld voor de verkiezing van een abdis van het Stift. Dit was tevens de eerste notariële akte die in het gebied van de latere hertogdommen Gulik en Berg werd vervaardigd. Wilhelmus de Endehoven woonde te Keulen waar hij op 3 september 1327 als notaris optrad en in 1337 vermeld wordt als kanunnik van de St.Cunibertuskerk. Mogelijk verbleef ook Jan Leydecker omstreeks 1347 in Keulen waar hij misschien werkzaam was aan de aartsbisschoppelijke curie. In ieder geval woonde geen van beide notarissen in Gerresheim, zoals Querling meende. In de akte van 1347 vermeldde Jan Leydecker zijn admissie door de Luikse officiaal nog niet in het onderschrift, evenmin als in zijn eerste Bossche akte van 8 maart 1349. Hij zal de admissie verworven hebben tussen deze laatste datum en 15 november 1351 toen hij zijn volgende akte opstelde. Verder wijzigde hij in 1357 of 1358 zijn naam van Johannes Johannis Leydecker in Johannes dictus Leydecker, vermoedelijk omdat zijn vader inmiddels was overleden en hij zich dus niet langer van hem hoefde te onderscheiden. 2)
Een Dirc Leydecker, die aan Jan verwant zal zijn geweest, gaf vóór 1352 in Den Bosch een kamer uit in erfcijns aan Bruno van Orsoy, clericus van het bisdom Keulen, en aan diens vrouw Lysbeth. Op 1 juni 1352 verklaarden heer Willem van Ghyessen, vice-plebaan van de St.Jan, en heer Jan Suewart ten overstaan van Jan Leydecker als notaris dat ze bij deze uitgifte in erfcijns - waarvan blijkbaar geen akte was opgemaakt - aanwezig waren geweest. Op 11 en 12 februari 1357 nam Jan Leydecker bovendien op verzoek van dezelfde Bruno van Orsoy getuigenverklaringen af van drie inwoners van Den Bosch over de begrenzing van een erfgoed aldaar. Mogelijk kende hij Bruno uit Keulen. Verder vervaardigde Jan als notaris vooral testamenten, gedeeltelijke transsumpten en schenkingsakten. Hij woonde omstreeks 1355 in de Kerkstraat en overleed tussen 9 augustus 1367, toen hij het testament opstelde van Berthout Henricx vanden Dijke, en 11 oktober 1367, toen zijn protocollen door de officiaal van Luik werden toegewezen aan Jan van Bynderen (nr.50). Deze maakte op 5 december 1367 in Jans sterfhuis een collatie van het testament van Berthout vanden Dijke omdat Jan dit niet meer had kunnen ingrosseren. Blijkbaar ontbraken bepaalde legaten in het testament want op 3 april 1371 gaf de officiaal Peter Polslouwer (nr.318) en Adam van Mierd (nr.264) opdracht om de beide getuigen die bij het testament aanwezig waren geweest te verhoren over twee bepalingen die niet sub scriptura publica waren opgenomen. 3)
Jan had ten minste één zoon, Merten Leydecker, die in 1372/73 lid werd van de O.L.V.-broederschap. Op 30 september 1377 werd hij door Jan van Hintham ook benoemd tot diens executeur-testamentair. Andere kinderen van Jan waren misschien Steynsken Leydecker, die in 1375/76 een erfcijns van 5 stuivers aan de O.L.V.-broederschap betaalde, en Jan Leydecker, die in 1384/85 als gezworen broeder van dezelfde instelling overleed. Twee andere vermoedelijke verwanten, Lambrecht en Dirc Leydecker, waren op 17 september 1383 in de St.Jan getuige bij een wonderverhaal. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, THG 166 (2 sept.1327), 292 (10 okt.1346); OLVB 52, band 0, fo.5r, fo.5v (1336/37) etc.; Bijlage II 200.6; Vgl.: APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.131. |
2. | Querling, Die Entwicklung, 13, 25, 26, 29, 30 noot 128, 92, 101; Koechling, Untersuchungen, 64; Gerig, Frühe Notariats-Signete, 16; Van Dijck, "Eindhovense erudieten", 27; Bijlage II 237.1, 237.2, 237.12, 237.13; Verwijzingen naar notariële akten: OLVB 52, band 0, fo.26r (1354/55), fo.27v (1355/56); Bijlage II 264.15, 265.1, 353.29. |
3. | Bijlage II 50.1, 237.4, 237.8, 237.9, 237.33; Tabel 3.2, nr.1; GAH, THG 706 (3 apr. t/m 5 juli 1371). |
4. | OLVB 52, band 0, fo.39r (1363/64), fo.56r (1372/73), fo.63r (1375/76); Bijlage II 258.3, vgl. 159.1, 264.20, 370.9, 370.10, 370.13, 399.1; OLVB 49, fo.26r; Hens e.a., Mirakelen, 437 nr.247; Vgl.: APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.39. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 479