Cler. Luik, I.(L.) 1461-1495 (1461-1497) Den Bosch (Meester) Vranck van Langhel, Franck van Langel, was een natuurlijke zoon van heer Henrick van Langel. Deze was vermoedelijk dezelfde als de dominus Henricus de Langel die in 1421 werd aangesteld als rector van de parochie van Neerlangel en Ravenstein. Heer Henrick was een zoon van Symon die getrouwd was met Heylwich Henricx vanden Gasthuys. Symon wordt reeds in 1386 in het Bosch' protocol vermeld en overleed vóór 1443. Zijn vrouw Heylwich had een broer geheten Hogardus vanden Gasthuys die getrouwd was met een zekere Goetscouw (Godescodis). De dominus Henricus de Hospitali die van 1441 tot 1463 en in 1469 vermeld wordt als residerend rector van de parochie van Neerlangel (Langel) en Ravenstein was hoogstwaarschijnlijk eveneens nauw verwant aan Heylwich. Symon van Langel en Heylwich hadden behalve heer Henrick nog een dochter Aleyt en waarschijnlijk ook een zoon Aert. Aleyt was getrouwd met Wouter, zoon van Peter die Velkeneer. Aert Symons of Moenen van Langel bezat een aantal pachten uit goederen in St.Oedenrode waar hij ook gewoond zal hebben. Hij had bij zijn vrouw Lysbeth ten minste drie kinderen: Symon, Gertruyt en Willem. Zijn neef Vranck van Langel verhuisde vermoedelijk vanuit Ravenstein of Neerlangel naar Den Bosch, hoewel ook diens vader heer Henrick daar reeds gewoond kan hebben. Deze laatste leefde nog in 1454 toen Vranck ten overstaan van schepenen van Den Bosch een erfpacht aan hem overdroeg uit goederen in Mierlo en andere plaatsen in de Meierij. Heer Henrick en Vranck zullen verder ook verwant zijn geweest aan dominus Reynerus de Langhel, onderpastoor van Neerlangel en Ravenstein (1419-1421) en waarnemend pastoor van de kerk van Demen (1421-1439), aan dominus Leonius de Langhel, rector van Demen (1459-1486), rector van de parochie van Neerlangel en Ravenstein (1463) en rector van de kerk van Ravenstein (1487), en aan dominus Ludovicus de Lang(h)el, die volgens Schutjes in 1486 rector was van de kerk van Ravenstein. 1) Vranck van Langel was vanaf 1461 in Den Bosch werkzaam als openbaar notaris. Tezelfdertijd zal hij als klerk op de secretarie gediend hebben. Omstreeks 1466 werd hij gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap, aan welke instelling hij in 1470 10 schellingen gaf omdat hij zijn status had verhoogd door "clerck in die scrijfcamer" te worden. Met "clerck" wordt stadssecretaris bedoeld want op 18 april 1470 volgde hij Rutger van Arkel (nr.14) als zodanig op. Hij verhuisde nu van zijn huis achter de Minderbroeders tegenover het Klein Begijnhof naar een huis gelegen aan de Zijle (achter het Wild Varken), direct achter het Stadhuis. De O.L.V.-broederschap vergaderde in 1483 en 1484 tweemaal bij hem thuis. Hoewel Vranck voor zover bekend niet gestudeerd had werd hij als secretaris toch vaak "meester" genoemd. Van 1470 tot zijn dood in 1497 tekende hij vele concepten van schepenakten op in het Bosch' protocol. Soms voorzag hij deze van aantekeningen die bestemd waren voor de klerken die de akten moesten ingrosseren, bijvoorbeeld: "Notetis vos, ingrossator, quod ..." of "Attendite vos, ingrossator, quod ...". Elders schrijft hij dat hij de ongezegelde grossen van bepaalde schepenakten heeft opgeborgen in zijn archiefkast ("in comptoro meo") en dat een door heer Sander Pyeck (nr.313) geschreven contract te vinden is in zijn kleine kist ("in parva cista mea retro tergum meum stante"). Ook vermeldt hij tussen de concepten soms dat hij gedurende een periode niet op de secretarie aanwezig was in verband met een reis. Zo was hij van 12 mei tot 1 juni 1472 afwezig wegens een bedevaart naar "St.Adriaan" en verbleef hij datzelfde jaar van 11 tot 18 september als gedeputeerde van Den Bosch bij de hertog van Gelre in Roermond. Verder reisde hij onder meer naar Mechelen (16-21 febr., 23-30 sept. 1474), Antwerpen (13-20 mei 1475) en Luik (17-26 juni 1479). 2)
Behalve concepten van schepenakten schreef Vranck ook een groot aantal concepten en minuten van notariële akten in het Bosch' protocol. Daarbij gaat het soms om volledige notariële akten die in verband staan met handelingen die voor schepenen waren verleden. Meestal gaat het echter om notariële bijschriften waarin verklaard wordt dat één van de partijen van een schepenakte tevens een notarieel instrument heeft verzocht. Zo schreef hij onder een verklaring die twee broers op 13 oktober 1473 voor schepenen aflegden met betrekking tot de moord op hun broer dat zij daarvan tevens een notariële akte wensten te hebben. Eenzelfde verzoek werd genoteerd onder drie akten daterend van 9 augustus 1476 waarin Aert Spiker beloofde dat hij Peter Colen op geen enkele wijze meer lastig vallen over een handelsovereenkomst die ze eerder in Lübeck hadden gesloten. Ook Jheronimus dictus Joen, filius quondam Anthonii de Aken, pictoris, verzocht Vranck op 3 juli 1481 in de secretarie om een instrument van een ten overstaan van schepenen verleden overeenkomst. De meeste notariële bijschriften werden opgetekend bij kwitanties, betalingsbeloften en overdrachten. Naast een volledig notarieel concept van een akte van 8 mei 1471 betreffende de executele van een testament merkte Vranck op dat een minuut van dezelfde akte in zijn notariële protocol was te vinden: "Vacat iste contractus hic, quia reperietur in libro meo notariatus perusus in forma meliori." 3)
Hoewel uit het Bosch' protocol dus blijkt dat Vranck van Langhel tijdens zijn ambtsperiode als secretaris vele en inhoudelijk sterk variërende concepten van notariële akten opstelde bestaan de van hem overgeleverde grossen toch uitsluitend uit testamenten en codicillen die bovendien dateren uit drie perioden (1461-1469, 1477-1479 en 1492-1493). Een opvallend kenmerk van zijn akten is verder de zeer gedetailleerde omschrijving van de plaats van de rechtshandeling. Vranck, die tussen 1469 en 1477 de admissie van het Luikse hof verwierf, overleed in juli 1497. Zijn notariële protocollen werden toen eerst overgedragen aan heer Henrick vanden Loe (nr.246), maar nadat ook deze gestorven was werden ze op 11 juli 1500 door de officiaal toegewezen aan Vrancks schoonzoon meester Peter van Os (nr.292). In 1564 maakte Petrus Baveldus de Beka ( -- Luik, A.L.Br.) nog een collatie van een notariële minuut uit het prothocollum seu manuale van Vranck van Langhel dat toen in bewaring was bij de Bossche schepen meester Goyart Loeffs, zoon van Bartholomeeus Loeffs. Waarschijnlijk wordt hiermee een notarieel register bedoeld hoewel ook niet uitgesloten kan worden dat het om een deel van het Bosch' protocol gaat. Als secretaris werd Vranck in juli 1497 opgevolgd door meester Claes Kuyst. 4)
Vranck was getrouwd met Heilwich vander Rullen, dochter van Henric vander Rullen en van Lysbeth, dochter van Ansem die Vrieze. Heilwich had nog een broer Wouter vander Rullen die apotheker was en die in een huis woonde dat gelegen was op de hoek van de Ridderstraat en de Markt. Vranck stelde op 6 mei 1465 in de "Rozekamer" van dat huis het testament op van de sleutelmaker Ghijsbrecht Jans van Peelt en was er ook in 1470 en 1475 als notaris bij handelingen aanwezig. Vranck en Heilwich hadden ten minste drie kinderen: Lysbeth, Henrixken en Vranck. Lysbeth wordt in 1481 vermeld als moniale van het klooster van Bethanië op de Windmolenberg. In 1493 en 1494 droeg Elisabeth Franconis als priorin van hetzelfde klooster enkele erfcijnzen en pachten over aan haar vader die daarbij als secretaris namens een kluizenares van het Groot Begijnhof optrad. Zijn dochter Henrixken trouwde met meester Peter Jan Rutgers van Os (nr.292). Deze begon volgens eigen zeggen in 1483 als klerk ter secretarie met het ingrosseren van Vrancks akten en werd kort na diens dood in 1497 zelf stadssecretaris. Ook nam hij indirect diens notariële protocollen over (zie boven). Zijn vrouw Henrixken maakte al op 25 december 1499 in hun woonhuis bij de Lombardsbrug haar testament. Henrixkens broer Vranck junior was in 1504/05 schepen van Den Bosch. Zijn schepenzegel vertoonde een wapen met een omgewende klimmende leeuw. Hij woonde net als zijn vader aan de Zijle of achter het "Wild Vercken" en behoorde tussen 1502 en 1512 ongeveer tot de rijkste 4 procent van de Bossche belastingbetalers. Behalve zijn huis aan de Zijle bezat hij omstreeks 1503 ook nog een huis met erf in Berlicum dat eerder eigendom was geweest van zijn zwager Wouter vander Rullen. Vranck van Langhel junior overleed in 1515/16 als gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Hij was getrouwd geweest met Lysbeth, dochter van de clericus coniugatus Aelbrecht van Berse, en had bij haar minstens drie kinderen: frater Jan, Vranck en Heylwich. 5)
Vranck juniors oudste zoon Jan werd kloosterling van Mariëndonk bij Heusden waar hij van 1510 tot 1515 de functie van cellier vervulde. Vervolgens was hij van 1517 tot 1540 prior van Mariënkroon te Elshout. Frater Jan overleed op 11 november 1540. Zijn broer Vranck liet zich op 4 januari 1516 te Leuven inschrijven als Franco Langhel de Buscoducis. Op 7 januari 1520 was hij weer terug in Den Bosch, maar verder is niets van hem bekend. Zijn zuster Heilwich ten slotte was getrouwd met meester Nicolaes vander Stegen die Oude, zoon van meester Jan vander Stegen en van Margriet Kemp. Hij kocht op 12 september 1523 een huis aan de Zijle, naast het huis dat aan Heilwichs vader had toebehoord. In 1532/33 en 1543/44 was hij schepen van Den Bosch. In 1567 werd meester Nicolaes als raadsheer door het Spaanse garnizoen op de Gevangenpoort vastgezet omdat hij de zijde van de Calvinisten had gekozen. In september 1569 mocht hij van Alva de Gevangenpoort verlaten en in zijn eigen huis gevangen gaan zitten "uuyt regardt vander indispositie ende grooten ouderdom van Nycolaes vander Stegen". Hij had toen bij zijn vrouw Heilwich van Langhel inmiddels twintig kinderen. 6)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1177, fo.243v (1386), RA 1181 (1397), RA 1182, fo.201v (1400/01), RA 1186, fo.47r (1408/09), RA 1213, fo.45r (31 jan.1443), RA 1220, fo.280r, fo.368v (1449/50), RA 1222, fo.333v (1451/52), RA 1228, fo.128r (1457/58), RA 1225, fo.163v-164r (13 en 14 nov.1454), RA 1238, fo.200r (1468/69), RA 1246, fo.142v (1476/77); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 18-22, 42, 43, II 7, 11-16; Bijsterveld, Laverend, I 283 nr.2204, 318 nr.2539, II 630 nr.2207, 650 nrs.2529 en 2530; Van Rooij, Het oud-archief, I 220 nrs.2911 en 2916, II 301 nr.1105, 302 nr.1110, 304-305 nr.1117, 308-309 nrs.1132 en 1133, 322-323 nr.1183, 405-406 nr.1467; OLVB 49, fo.33r; Schutjes, Geschiedenis, V 524; Vgl.: Bijlage II 236.17; GAH, GG 603 (1474/75); APB, St.Jan II, Obituarium, p.324; GAH, THG 1277 (2 sept.1400), 1657 (8 mei 1422); Vgl.: Wils, Matricule, II 4 nr.61 (Franco Johannis de Buscoducis, imm. 15 jan.1454, meester 9 mei 1457); Keussen, Die Matrikel, II 232 nr.19 (Henricus de Busco de Langhel, Leod. dioc., imm. 19 apr.1488, meester 10 mrt.1491). |
2. | Van Dijck, De Bossche optimaten, 121; Van Lith-Droogleever Fortuijn, Sanders, Van Synghel (edd.), Kroniek, 201; GAH, RA, bijlage I van de inventaris; OLVB 52, band 4, fo.14v (1469/70), band 4bis, fo.268v (1483/84), fo.307v (1484/85), band 5, fo.128r (148/89); Bijlage II 236.9, 236.10, 236.17, 236.21, 236.22, 236.26; Aanwijzingen voor ingrossatoren, zie o.a.: GAH, RA 1240, fo.233r (6 mrt.1471), fo.335r (1471), RA 1242, fo.202v (1472/73), RA 1250, fo.146r (22 mrt.1481), fo.292r (17 apr.1481), RA 1253, fo.204r (jan.1484), fo.322r (1484); Smulders, "Over het schepenprotocol", 160, 163, 164; Reizen: GAH, RA 1241, fo.248r (12 mei - 1juni 1472), fo.280v (11-18 sept.1472), RA 1243, fo.224v (16-21 febr.1474), fo.311v (23-30 sept.1474), RA 1244, fo.204v (13-20 mei 1475), RA 1248, fo.215v (17-26 juni 1479). |
3. | Ten Cate, De notariële archieven, 21; Spierings, Het schepenprotocol, 82 noot 68; Notariële concepten en minuten, zie o.a.: GAH, RA 1239, fo.87v (1470), RA 1240, fo.52v (14 mrt.1471), fo.193v (25 okt.1470), fo.248v (29 mrt.1471), fo.266v (8 mei 1471), fo.279r (18 juni 1471), RA 1241, fo.164v (27 okt.1471), fo.218r (6 mrt.1472), fo.266v (31 juli 1472), RA 1242, fo.218v (18 aug.1473), RA 1243, fo.172v (13 okt.1473), fo.190r (26 nov.1473), fo.206r (14 jan.1474), fo.250r (23 apr.1474), fo.302r (2 sept.1474), RA 1244, fo.218v (7 juli 1475), fo.252v (23 sept.1475), fo.257A (12 mei 1475), RA 1245, fo.173r (9 nov.1475), fo.184v (7 dec.1475), fo.199r (13 jan.1476), fo.263r (30 mei 1476), fo.274r (1 juli 1476), fo.286r (31 juli 1476), fo.290r (9 aug.1476), RA 1246, fo.143r (20 dec.1476), RA 1249, fo.139v (6 nov.1479), fo.294r (30 aug.1480), fo.297v (7 juli 1480), RA 1250, fo.292r (17 apr.1481), fo.344v (3 juli 1481), RA 1251, fo.386r (3 apr.1482), fo.414v (17 mei 1482), RA 1264, fo.204r-205v (17 juli 1495). |
4. | Bijlage II 236.1 t/m 236.28; Tabel 3.2, nrs.52 en 61; OLVB 49, fo.33r; GAH, RA, bijlage I van de inventaris; Verwijzingen naar akten: OLVB 52, band 3, fo.292v (1466/67), band 4, fo.14v (1469/70); GAH, RVA 706, p.38 (regest 108) (6 dec.1468), 760 (1470/71); GAH, GG 600 (1471/72), 603 (1474/75), 607 (1478/79); GAH, IVR 410 (rekeningen van de Tafel van de H.Geest), 1478/79; GAH, RA 1238, fo.237r (1468/69), RA 1248, fo.246r (28 juli 1479); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.71 (1 jan.1468 en juni 1472); RANB, HCMM 121, fo.91v (4 okt.1486); [Van de Laar], Inventaris ... Schijndel, 29 nr.130; Bijlage II 64.2.1; Door Vranck van Langhel gecollationeerde afschriften: GAH, OA A526, fo.267v-268r, A527, fo.132v; GAH, Sassen 123 (regest 598) (26 juni 1481); Zie voor meester Peter van Bavelt uit Hilvarenbeek ook: Adriaenssen, Hilvarenbeek, 275; AAT II, 125, p.1 (16 mei 1546); GAH, THG - (2 apr.1560). |
5. | GAH, RA 1239, fo.87v (1470), RA 1242, fo.199v (1473), RA 1243, fo.169r (1473/74), RA 1244, fo.257A (12 mei 1475), RA 1250, fo.236v (27 jan.1481), RA 1259, fo.288r (1489/90), RA 1260, fo.208r (1490/91), RA 1265, fo.596v (22 jan.1497), RA 1266, fo.68r-v (23 mrt.1498), RA 1267, fo.294v (12 jan.1499), RA 1269, fo.256r (1501), RA 1272, fo.414v (3 aug.1504), fo.419v (9 aug.1504), fo.449v (18 nov.1503), vgl. RA 1213, fo.45r (31 jan.1443); Bijlage II 27.1, 162.3, 236.8, 236.24, 236.25, 236.27, 236.28 (getuige: Franco Vrancken s.), 246.21, 405.1; GAH, GB 389 (13 apr.1493), 390 (30 augustus 1494), 391 (30 aug.1494), 392 (idem); Spierings, Het schepenprotocol, 82 noot 68; Sanders, "Peter van Oss", 124-127; Jacobs, Justitie, 269; GAH, OA schepenzegels, nr.221; GAH, B12 (1502/03: 4%), B13 (1503/04), B14 (1504/05), B15 (1505/06: 5%), B21 (1511/12: 2.5%) (vgl.: Blondé, De sociale structuren, 143-145, 155-157, 166-169); OLVB 49, fo.33r; OLVB 52, band 5bis, fo.204r (1489/99), band 7, fo.233r (8 juli 1510), band 9, fo.52r (1514/15); Mogelijk had Vranck (senior) ook nog een zoon Jan, zie: GAH, RA 1263, fo.218v (1493/94); Een Wouter vander Rullen was kerkmeester van de St.Jan van 1506 tot 1525, zie: Glebbeek, "De kerkfabriek", 193; Bijlage II 27.11, 27.38 (zie ook onder notaris nr.199). |
6. | Van Bavel, Inventaris ... Mariënkroon en Mariëndonk, I bijlagen I en IV; Schutjes, Geschiedenis, IV 584-585, V 467; Schillings, Matricule, III 523 nr.111; Bijlage II 27.36 (kwitanties d.d. 7 jan. en 17 apr.1520); Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 111-114; Jacobs, Justitie, 271, 272. |
Geboren ?, overleden 1515Bestuurlijke functiesSchepen 1504Lidmaatschap van de Lieve Vrouwe BroederschapNaam: Frank van LangelInschrijving: 1509 Overlijden: Requiemmis: 2 juni 1515 Proost: BijzonderhedenHij was hoofdman van de schutterij van de handboog in 1510. |
Minuutakten en notae. 1475-1486
N.B. Ingeschreven in schepenprotocollen. Zie Archief van de schepenbank te 's-Hertogenbosch Inv. nrs. 1245-1256.
|
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschFranco vanLangel, Secretaris en Raed deser Stadt 1515 | 76r |
zilver, gegoten, gesneden diameter: 2.5 cm dikte: 0.3 cm hoogte: 1.8 cm gewicht: 17.1 gr Rond zegelstempel met aan de achterzijde een eenvoudig bewerkt handvat (voluutvormig met driepasvormige opening) en in gotisch schrift: franck * van * * langel * . Aan de voorzijde en omschrift met aan de buitenzijde een band van twee cirkels, en aan de binnenzijde een cirkel. Een versierde zespas raakt de binnenste cirkel en omsluit een half-cirkelvormig schild. Heraldische beschrijving: een zoom en een omgewende klimmende leeuw. |
Provinciaal Genootschap 1504 Zilver | 9 |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 121
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 461
Jord Hanus, Tussen stad en eigen gewin (2007) 64
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 269
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 264, 386n, 468-469
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 82n, 99
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 160n, 277n, 333, 416n