afb. Olaf Smit
Zestien jaar was drs. P.Th.J. Kuyer stadsarchivaris van 's-Hertogenbosch.
Hij kijkt er met plezier op terug. Drs. Pieter Kuyer is in 1915 in Rotterdam geboren. Hij studeerde geschiedenis in Leiden, maar door de oorlog moest het eerst 1954 worden voor hij er afstudeerde. Voor de oorlog was hij reeds aan de geschiedenisstudie begonnen, maar toen door de studentenstaking de universiteiten een voor een dichtgingen en Kuyer in juli 1943 bovendien moest onderduiken om aan de gevreesde Arbeitseinsatz te ontkomen, kon hij het verder wel vergeten. 'Ik ben toen aan de archiefstudie begonnen, hoewel dat natuurlijk de omgekeerde volgorde is.' Het voordeel daarvan was echter wel dat hij na de oorlog als assistent bij prof. Milo werk vond om, in 1946 getrouwd, ervoor te kunnen zorgen dat er brood op de plank kwam. 'Omdat ik oud schrift kon lezen kon ik voor deze hoogleraar in de zeegeschiedenis archiefonderzoek doen.' Intussen maakte Kuyer ook zijn geschiedenisstudie af. Net afgestudeerd had drs. Kuyer bovendien het geluk dat hij onmiddellijk als gemeentearchivaris van Schiedam aan de slag kon. Dat is hij tien jaar geweest tot hij begin 1964 de opvolger werd van dr. Louis Pirenne, die rijksarchivaris voor Brabant was geworden. SchatrijkDrs. Kuyer prijst zich nog altijd gelukkig met zijn benoeming in 's-Hertogenbosch. 'Den Bosch heeft een schatrijk archief, veel rijker dan dat van Schiedam. Met een schat aan oude oorkonden. Uniek is het Bosch Protocol. Daar zitten op één na alle registers in van 1367 tot 1811 en dan praat je over tienduizenden, misschien wel honderdduizenden voor de Bossche schepenen gepasseerde akten. Schiedam daarentegen is een Hollandse stad met een totaal ander karakter.' Nochtans heeft drs. Kuyer Schiedam als een leuke tijd ervaren, maar na tien jaar was 's-Hertogenbosch toch wel een mooie nieuwe uitdaging. 'Want als archivaris weet je natuurlijk waar de mooie archieven zitten en ken je de geschiedenis van een stad als Den Bosch als bijzonder boeiend.' Voeg daarbij dat 's-Hertogenbosch ook als stad aantrekkelijker is en het is duidelijk dat drs. Kuyer achteraf mag vaststellen dat 'ik nooit spijt heb gehad dat ik weggegaan ben uit het Waterweggebied.'Dat neemt niet weg dat de verhuizing naar 's-Hertogenbosch een hele stap was. 'Je moet eerst thuis zien te raken in het archief om vast te stellen: wat heb ik eigenlijk onder mijn beheer. Je moet de geschiedenis van de stad kennen, | 62 |
en dat is op zich al een uitdaging. Een archivaris brengt zijn geld dan ook pas op als hij er al een tijd zit. Net als wijn, die lange tijd moet liggen om tot volle wasdom te komen.' Drs. Kuyer noemt naast medewerker H. Bossink en zijn voorganger Pirenne met name mr. J. Hoekx, 'een geweldige kenner van het archief', als degene die hem wegwijs heeft gemaakt in het Bossche archief. 'Je kunt geen dissertatie over een Bosch onderwerp opslaan of in het voorwoord staat een woord van dank aan het adres van het stadsarchief en met name aan Jozef Hoekx.' Trend Eenmaal thuis in het archief is drs. Kuyer z'n eigen beleid gaan voeren. 'Een van de eerste vraagstukken waar ik mee te maken had was het zoeken naar een nieuwe huisvesting, want in de achterbouw van het stadhuis barstte het archief, de dependance in een oude school aan de Citadellaan ten spijt, letterlijk uit zijn voegen.' Aanvankelijk leek de oplossing nabij. 'Pirenne had al gedaan weten te krijgen dat het archief naar het Refugiehuis kon.' Maar die huisvesting werd opgeëist door de gemeentelijke Sociale Dienst. Kuyer: `lk weet niet hoeveel panden ik nadien wel bekeken heb. Tot uiteindelijk het vrijgekomen klooster van de paters Redemptoristen in de Sint Josephstraat zich als dé oplossing aandiende. Ir. 0. van Roggen maakte een leuk plan, met een ondergronds depot in de achtergelegen kloostertuin. Maar dat is helaas niet doorgegaan, want het pand werd gekraakt' 'Het enige dat mij restte was het krediet van vier miljoen dat ik los had gekregen, maar bij mijn afscheid was het niet anders dan dat mijn opvolger, Joan van Albada, op zoek moest naar een alternatief. Dat vond hij in de voormalige kapel van het vroegere Carolusziekenhuis. Een prima keuze en, na een grondige verbouwing, heel efficiënt.' En dat was nodig ook, want het beleid van drs. Kuyer was er op gericht geweest het archief te ontsluiten voor een zo breed mogelijk scala van geïnteresseerden. 'Dat was overigens geen vondst van mij, maar een trend die zich ook elders aandiende. Het was de tijd van de oprichting van de Bossche heemkundekring 'De Boschboom' en later de 'Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch'. Ons doel was onderzoek te bevorderen en de stad en haar geschiedenis veel meer in de belangstelling te brengen, ook van de jeugdige Bosschenaren. Dat vroeg veel begeleiding, want al heb je dan geschiedenis gestudeerd, dan nog kan iemand moeite hebben met de structuur van het archief dat hij ot zij onderzoekt, of met het oude schrift, enz. Daarnaast had je veel correspondentie, naar aanleiding van vragen die werden gesteld. Maar voordat je op veel vragen antwoord kunt geven, moet je vaak veel onderzoek doen. Dat vergt veel tijd. Maar het werpt ook zijn vruchten af. Op zo'n manier bouw je in de loop der jaren een grote bron van informatie op.' | 63 |
Dit jaar zal 's-Hertogenbosch het toch beleven dat de geschiedschrijving van de stad, tot 1629, door oud-stadsarchivaris drs. P.Th.J. Kuyer, die oorspronkelijk bedoeld was om bij het 800-jarig bestaan van de stad te verschijnen, het licht zal zien. Niet het minst tot opluchting van de heer Kuyer zelf. Een gesprek. `Archivaris is een meesterlijk beroep. Als je met pensioen gaat, verandert er niets. Je gaat gewoon door.' En voor drs. P.Th.J. Kuyer, inmiddels 85, ging het gewoon door. Toen ik 65 werd zat 1985 er aan te komen. Mij werd gevraagd of ik de geschiedenis van 's-Hertogenbosch wilde schrijven. Wel, dan ga je beginnen en dan merk je al gauw dat je veel te overmoedig bent geweest. Ondanks dat je veel van de geschiedschrijving van Den Bosch weet, blijkt dat je veel meer tijd nodig hebt.' Ongevraagd geeft de voormalige stadsarchivaris hiermee al aan waarom hij met de geschiedschrijving van 's-Hertogenbosch 1985 niet heeft gehaald, het jaar immers waarin de stad haar achthonderdjarig bestaan vierde, 'Dit te meer niet omdat mijn opdracht was de geschiedenis van de stad voor een geïnteresseerde Bossche lezerskring toegankelijk te maken. Om dat te bewerkstelligen heb ik er voor gekozen de geschiedenis van Den Bosch in een breed vaderlands historisch kader te plaatsen.' De schrijver doelt daarbij op het maatschappelijke en vooral ook staatkundige gebeuren dat de loop van de Bossche geschiedenis mede heeft bepaald. 'Ik heb gepoogd het verhaal te schrijven van een mensengemeenschap vanaf het prille begin van haar ontstaan op de hoge zanddonk tussen Dommel en Aa door alle wederwaardigheden heen, de politieke, de economische, de culturele, de sociale, de godsdienstige, enz. Tot de dramatische zomer van 1629.' Drs. Kuyer licht dat met een voorbeeld toe: 'Als ik het over het opkomen van het calvinisme in onze stad heb denk ik de lezers die je hoopt te bereiken, een dienst te bewijzen door te laten zien hoe Den Bosch midden in het historische gebeuren van de opkomende Reformatie staat.' Om nog een voorbeeld te geven schetst drs. Kuyer de achtergrond van de belegeringen van de stad door Maurits in 1601 en 1603. 'Het was Maurits niet in de eerste plaats om 's-Hertogenbosch te doen, maar om Oostende. De toenmalige landvoogd Albertus, en in zijn voetspoor de grote veldheer Spinola, wilden Oostende hebben, waarmee de Spanjaarden de hele Vlaamse westkust onder controle zouden krijgen. De pogingen van de Staten-Generaal om het beleg daar te breken haalden niks uit. Om te proberen de Spaanse troepen weg te lokken uit hun beleg van Oostende, heeft Maurits in 1601 een beleg geslagen voor Den Bosch. Dat mislukte, maar in 1603 probeerde Maurits het opnieuw. Overigens weer tevergeefs.' Samenvattend: 'Om te laten zien dat wat in Den Bosch gebeurt, gerelateerd moet worden aan wat in een grotere kring | 61 |
daar omheen gebeurde, daar is een heleboel tijd in gaan zitten.' Dat de vroegere stadsarchivaris niet, zoals aanvankelijk de bedoeling was, tot 1985 is gegaan, maar tot 1629, is dan ook 'in hoofdzaak aan deze tijdsfactor te wijten. Een bestudering van de stadsgeschiedenis tot 1985 zou te veel tijd geëist hebben. Natuurlijk heb ik met veel belangstelling het boek 's-Hertogenbosch, De Geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 van A. Vos e.a. gelezen dat intussen is verschenen.'Open kwestieOm niet nog meer tijd kwijt te raken, heeft drs. Kuyer archiefonderzoek tot een minimum moeten beperken. 'Ik heb dat alleen in die gevallen gedaan waarin ik me met eigen ogen van iets wilde overtuigen. Als ik aan archiefonderzoek was begonnen, was er helemaal geen eind aan gekomen. Dat was trouwens ook niet nodig, want ik kon mij baseren op de ruimschoots beschikbare bronnenpublicaties en wetenschappelijke literatuur. Er is heel veel over Den Bosch gepubliceerd, heel veel dissertaties ook, want de stad biedt zoveel aandachtspunten die de moeite waard zijn. De schrijvers daarvan hebben allemaal archiefonderzoek gedaan en ze hebben dat goed gedaan. Ik hoefde dat niet nog eens te doen. Ik heb een verantwoorde samenvatting proberen te maken van historische studies, tot de meest recente toe.'Het afzien van archiefonderzoek betekent echter wel dat de lezer in het boek van Kuyer vergeefs zal zoeken naar bijvoorbeeld het antwoord op de vraag of het werkelijk 1185 was, dat 's-Hertogenbosch is ontstaan. 'Daar laat ik me niet definitief over uit. Ik heb alleen vastgesteld dat er diverse opties zijn. Er zijn studies die concluderen dat de stad in 1195 is gesticht. Maar 1184 wordt ook genoemd. Het is dus nog een open kwestie, maar ik voel me toch wel veilig bij 1185. De waarheid vraagt 'n diepgaande, specialistische bronneninterpretatie. En wie zal het beslissende woord spreken?' AfstandelijkNa twintig jaar intensief met haar geschiedenis bezig te zijn geweest, vindt drs. Kuyer het nog altijd 'moeilijk voor een stad als Den Bosch in kort bestek een karakteristiek van de stad en haar ontwikkeling te geven.' Maar hij zou Kuyer niet zijn als hij niet een poging zou wagen. 'Den Bosch was, na Leuven, Brussel en Antwerpen, de vierde stad in het hertogdom Brabant. Het heeft die status in de eerste helft van de 15e eeuw gekregen, onder de grote hertog Philips de Goede. Desondanks is Den Bosch altijd gebleven wat de stad in het begin was en wat hertog Jan III noemde een veste ende een slot ons lands op dat einde. Anders gezegd: een afgelegen vesting aan de kwetsbare noordgrens van het hertogdom. De stad die het hertogdom in het noorden moest beveiligen. Tussen de drie andere hoofdsteden, vrij dicht bij elkaar | 62 |
gelegen, met nog wat kleinere steden er omheen, en Den Bosch lag een soort 'niemandsland', de zanderige gronden van de Meierij en de Kempen. Er was weinig handelsverkeer tussen deze uitersten en ook het contact op bestuurlijk niveau was 'afstandelijk. De materiële ellende van het vervoer van die dagen, een hotsende koets over meer dan 100 km, hobbelige keien en rulle zandpaden, kan wel eens een van de oorzaken zijn geweest dat het contact met de zuidelijke steden zeer beperkt was. Het gaat te ver om te zeggen dat Den Bosch aan de zelfkant van het hertogdom lag, maar het was wel onplezierig ver verwijderd van de rest.' 'Die geïsoleerde positie maakte dat Den Bosch aanvankelijk weinig betrokken was bij het staatkundige bedrijf van het hertogdom. Je merkt ook dat er soms in de andere steden niet veel belangstelling was voor Den Bosch. Eigenlijk was het vooral hertog Jan in die het belang van de bescherming van de noordgrens heeft ingezien en daarom ook waarde hechtte aan de positie van de stad. Men zegt wel dat Den Bosch een handelsstad was, maar zijn primaire functie was de bescherming van de noordgrens.' Vele aspectenDe vraag in hoeverre de geïsoleerde positie van 's-Hertogenbosch een stempel op de stad heeft gedrukt, is gemakkelijker gesteld dan beantwoord. 'Daarbij gaat het | 63 |
om vele aspecten. Daar is het staatkundige aspect, maar ook dat van handel en ambacht, het aspect van cultuur, en van de religie. Beschouwen we het aspect van de cultuur, dan was Den Bosch helemaal niet zo geïsoleerd. Tal van Bossche studenten bezochten Leuven en nog zuidelijker universiteiten. En de muziek- en zangcultuur, waarin toentertijd de Illustere Vrouwe Broederschap toonaangevend was, was sterk geïnspireerd op het zuiden. Zoals men nu voetballers wegkoopt, zo kocht men toen zangers weg. De Broederschap bleef daarbij niet achter en vond verschillende van haar zangers in zuidelijke steden.' 'Maar met z'n handel was Den Bosch minder op het zuiden gericht; slechts op Brugge, Antwerpen en Bergen op Zoom. Daarentegen veel meer op het noorden, vooral op de Hollandse steden, hetgeen gezien zijn ligging niet zo verwonderlijk is. En wat de religie betreft: Den Bosch kende vanaf circa 1525 al een merkbare calvinistische infiltratie.' 'Onder de talrijke boeiende aspecten die de Bossche geschiedenis biedt, is het beleg van 1629 wel een van de belangrijkste.' En dan doelt de heer Kuyer eens niet op `de militaire prestaties van Frederik Hendrik met de talrijke technische hoogstandjes, zoals het bemalingspark van 23 roswatermolens', maar op de politieke implicaties van deze expeditie. 'Drie partijen, die elk Den Bosch wilden veroveren, hadden daarbij hun eigen intenties. Frederik Hendrik wilde de stad in ruil voor een spoedige capitulatie godsdienstvrijheid verzekeren, in de hoop de zuidelijke steden met een zelfde toezegging los te kunnen weken van Spanje en tot aansluiting bij het noorden te bewegen. De strenge calvinisten zagen evenals Frederik Hendrik een veroverd Den Bosch als een stapsteen naar het zuiden, maar van godsdienstvrijheid kon daarbij geen sprake zijn. Integendeel, Den Bosch èn het hele zuiden dienden gecalviniseerd te worden: Spanje eruit èn Rome eruit! En tenslotte, voor de derde partij, de groep van de grote Hollandse geldschieters van overwegend Remonstrantse signatuur, was Den Bosch helemaal geen stapsteen naar het zuiden, maar einddoel, sluitstuk in een sterke Maaslinie. Men streefde in die kringen helemaal niet naar een verovering van het Spaanse Brabant en wel omdat de handelswereld met een ver- | 64 |
overd Antwerpen geen raad wist.' Aldus, en in zijn ogen veel te beknopt, schetst drs. Kuyer de politieke problematiek inzake het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629, 'een unieke complicatie, waarvan onder de door Spanje of door de Republiek belegerde en veroverde steden geen gelijkwaardig voorbeeld is aan te halen.' 'De reden waarom Den Bosch zich zo fel verdedigde was niet omdat de stad zo Spaansgezind was, integendeel zelfs, maar omdat zij tot iedere prijs háár godsdienstvrijheid, de vrije onbelemmerde uitoefening van de katholieke godsdienst, wilde behouden. Frederik Hendrik was hiertoe wel bereid, maar het werd hem verboden hierover toezeggingen te doen. Vanuit het zuiden ondervond Den Bosch trouwens ook weinig steun. Het voelde zich in de steek gelaten.' SymboolDeze, en ook alle andere context waarin de oud-stadsarchivaris de geschiedenis van 's-Hertogenbosch heeft geplaatst zou eindeloos kunnen worden uitgebreid. Kuyer: 'Bij geschiedenis kom je van het een op het ander, maar op een gegeven moment moet je er een punt achter zetten.' Die punt staat er nu achter, maar het is toch nog de vraag of het de laatste is. Want één opmerking wil hij tot besluit nog toevoegen: 'Voor de Bossche burgers moet op die veertiende september 1629 - de dag van de capitulatie - het stadswapen een wrange betekenis hebben gekregen: de ontwortelde boom werd op dat moment voor hen het symbool voor de ontworteling van hun gemeenschap uit de vertrouwde bodem van het oude hertogdom, waarin zij vierenhalve eeuw lang had gefloreerd. Zij werd thans overgeplant in vreemde grond, waarin zij noodgedwongen moest zien te aarden. Uiteindelijk is zij daarin geslaagd.' | 65 |
1980 |
RedactieVriendenboek stadsarchivaris Kuyers.n. | 's-Hertogenbosch 1980 |
|
2000 |
drs. P.Th.J. Kuijer's-Hertogenbosch stad in het hertogendom Brabant ca. 1185-1629Waanders Uitgevers | Zwolle 2000 |
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 14, 28
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 23, 213
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 42, 310
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 22, 23, 27, 36
Jan van Oudheusden en Harry Tummers, De grafzerken van de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch (2010) I. 64n, 86n
J.W.M. Peijnenburg, Van Roomsche Zegeningen en Paapsche Stoutigheden (2009) 160n
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 76, 76n
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 7
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen (2007) 76, 78, 79