Nicolaas Frederik Knip leidde tot zijn eenendertigste jaar een zwervend bestaan als kunstenaar; daardoor weten we niet hoe en waar hij is opgeleid. In 1774 trouwde hij met Anna Elisabeth Drexler, de dochter van de kamerbewaarder van het kasteel van Tilburg. Zij gingen ook in Tilburg wonen. Waarschijnlijk verdiende hij in deze tijd de kost met het maken van behangselschilderijen. Daarnaast werkte hij als een puur ambachtelijk schilder die uithangborden maakte en andere, vrij eenvoudige schilderwerkzaamheden verrichtte.
In 1787 vertrok hij naar Den Bosch, enerzijds omdat hij juridische problemen had in Tilburg, anderzijds omdat hij daar meer opdrachten verwachtte. Daarin kreeg hij gelijk. Hij werkte er samen met Quirinus van Amelsfoort. De werken die we met zekerheid aan hem kunnen toeschrijven, dateren van nį dat jaar.
Hij legde zich onder meer toe op het schilderen van bloemstillevens, een genre dat een beetje verwant is aan behangselschilderen. Daar speelden bloemmotieven immers ook vaak een grote rol. In dat genre bereikte hij een zeer verdienstelijk niveau. Rond 1795 kreeg hij problemen met zijn ogen, een ziekte die in enkele jaren tijd tot volledige blindheid leidde.
Nicolaas Frederik had vijf kinderen. Aan vier van hen, Josephus Augustus Knip, Henriėtta Geertrui Knip, Mattheus Derk Knip en Frederik Willem Knip heeft hij ondanks zijn blindheid nog wel de beginselen van de teken- en schilderkunst kunnen leren.
|
Gedoopt in de N.H. kerk te Nijmegen 12 februari 1741, vader Willem, moeder Lisebet Steenhof (B.S. Nijmegen 1168); trouwt met Elisabeth Trixelaar, begraven te 's-Hertogenbosch 7 februari 1788 en in 2e echt in de N.H. kerk te 's-Hertogenbosch 21 maart 1792 met Jannetie van Manson, geboren te Tienhoven (S 93 en 134); een zoon Frederick Willem, gedoopt in de Grote kerk te 's-Hertogenbosch 3 februari 1788, was in 1809 meester-schilder, trouwt in de Grote kerk 11 juni 1810 met Maria Johanna Agterdenbosch (S 79 en 92 en Notulenb. Societeit Amicitia te 's-Hertogenbosch); overleden aan waterzucht, nalatende 5 kinderen uit 1e echt (S 585 en 134 inv.); begraven te 's-Hertogenbosch 23 maart 1808 (S 570). | 441 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociėteitsleven 1789-2019 (2019) 41, 203
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 74, 76, 125
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 441
Charles de Mooij, Eindelyk uit d'Onderdrukking (1988) 35, 56
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 97
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 613