Presb. Luik, I.(L.) 1442-1444 (1442-1470) Den Bosch Heer Jan Kepken was een zoon van Jan Kepken van Geffen, zoon van Ponthenier Kepken. Zijn vader zal uit Geffen afkomstig zijn geweest waar hij bezittingen had en waar nog andere leden van de familie Kepken woonden. Andere verwanten woonden in Oss en Nuland. In 1446/47 was Jan Kepken schepen van Den Bosch. Hij was getrouwd met Jenneken, dochter van Michiel Luey en van Engel, en had bij haar behalve heer Jan nog minstens drie kinderen: Rolof, Aleyt en Dirck. Op 16 februari 1453 droegen heer Jan, Rolof en Gerit Gerits van Wtvinckel, man van hun zuster Aleyt, ten overstaan van schepenen van Den Bosch een erfpacht over uit een hoeve in Heesch. Hun vader Jan Kepken was toen inmiddels overleden. Hun moeder Jenneken overleed in ieder geval vóór 10 oktober 1454 toen dezelfden samen met hun broer Dirck afstand deden van Jennekens erfgoederen. Rolof en Dirck woonden te Geffen. Dirck Kepken van Geffen wordt vermeld als vader van drie kinderen: Reymbold, Ponthenier en Heilwich. De eerste kocht op 5 maart 1496 een erfpacht uit goederen te Geffen. Zijn broer Ponthenier was getrouwd met Seynsa, dochter van Peter Scellens en van Lysbeth, dochter van Dirck Diepbeeck. Ze hadden een zoon Willem. Seynsa trouwde later opnieuw met Henrick Henrickx die Ruyter die vóór 1506 overleed. Pontheniers zuster Heilwich wordt in 1487 genoemd als weduwe van Dirck Hagens. Hun dochter Jenneken was getrouwd met Jan Henricx Bloyman. Reeds omstreeks 1447 was een Henricxke Gerit Kepkens getrouwd geweest met Jans grootvader Henric Henricx Bloyman (zie nr.55). Een andere verwant van heer Jan was heer Dirc Kepken die zich op 17 april 1454 als Tidericus Keppeken de Buscoducis liet inschrijven aan de universiteit van Rostock en die in 1468 overleed als dominus Theodricus Pontenyers alias Kepken, rector van het altaar van St.Jan Baptist en Maria Magdalena in de kerk van het Clarissenklooster in Den Bosch. Een frater Gerit Kepken trad in 1445 bij een minnelijke schikking op namens het klooster Porta Celi. In 1454 wordt hij genoemd als supprior van dat klooster en in 1460 als prior. Ook in 1492 was een frater Dirck Kepken supprior van Porta Celi. Een Daniel Kepken de Buscoducis, clericus van het bisdom Luik, reserveerde ten slotte in 1448 bij de paus een prebende in de St.Quirinuskerk te Neuss en het vicariaat van de kerk van Münster. 1) De notaris heer Jan Kepken werd in 1428 als Johannes Kepken aan de Leuvense universiteit ingeschreven. Hij bleef hier studeren tot 1438 toen hij bij de universiteitsraad nog een dagvaarding aanvroeg tegen wanbetalers. Vervolgens keerde hij terug naar Den Bosch waar hij in 1439 tot priester werd gewijd. De Bossche O.L.V.-broederschap hield in dat jaar althans een banket "doen her Jan Kepken syn yerste misse sang". Aanvankelijk assisteerde hij de vicecureiten van de St.Jan bij de zielzorg in hun parochie. Zo stelde hij op 1 september 1442 als "coadiutor in amministratione sacramentorum" het testament op van Nenna, dochter van Jan die Visscher en echtgenote van Mathijs Henric Belensoen. Hij voorzag de akte van zijn priesterzegel, bestaande uit een afbeelding van een priester die een wapen vasthoudt met daarop drie bloemen. Op 31 oktober 1442 stelde hij als notaris te Hintham in de parochie van Den Bosch het testament op van Peter vanden Hazeldonck. Als getuigen traden onder meer op zijn vader Jan Kepken van Geffen en een zekere Goessen Arnts van Geffen. Zijn signet bestond uit een bloem met onderin zijn handtekening (Jo. Kepken). In één van de beide exemplaren die van het testament zijn overgeleverd noemt hij zich alleen keizerlijk notaris, in het andere tevens gezworen notaris van het Luikse hof. Op 18 juli 1444 was hij in Rosmalen als notaris aanwezig toen Arnt Heym, zoon van Henric Heym, inwoner van Rosmalen en poorter van Den Bosch, zijn testament maakte. Eén van de twee exemplaren van dit testament werd geďngrosseerd door meester Goyart Hels (nr.173). Op 10 augustus 1444 maakte Arnt Heym ten slotte nog een codicil ten overstaan van heer Jan Kepken, waarna deze als notaris niet meer voorkomt. 2)
Van 1438 tot 1445 wordt heer Jan genoemd als absent rector van het altaar van St.Nicolaas en St.Dimpna in Geffen. In 1445 en 1447 was hij tevens rector van de kerk van Maren en officialis foraneus in het dekenaat Cuijk. Beide laatste functies behield hij waarschijnlijk tot 1448. Tot 1462 was hij verder absent rector van het O.L.V.-altaar in Minderhout dat hij in dat jaar weer ruilde tegen zijn oude altaar in Geffen. Hij bezat dit vervolgens van 1462 tot zijn dood in 1470. Op 20 april 1448 werd heer Jan ontvangen als kanunnik van de Bossche St.Jan. Hij bleef kanunnik tot 1470 en wordt in 1462 en 1469 zelfs als vice-deken vermeld. Op 22 oktober 1453 leende hij te Luik van de thesaurier van de St.Lambertuskerk een graduale om dit ten behoeve van het St.Janskapittel te laten copieëren. Op 2 juni 1463 deed hij ten overstaan van meester Goyart Hels (nr.173) samen met Henric, zoon van Hille van Gelre uit Nijmegen, weduwe van Henric van Besell, afstand van zijn rechten op een legaat dat Marten vander Kynder alias Steenhouwer aan Hille had nagelaten (zie nr.55). Johannes Kepken de Buscoducis werd op 20 juni 1465 ingeschreven aan de universiteit van Rostock. Het is niet onmogelijk dat hiermee de notaris heer Jan Kepken wordt bedoeld aangezien de titels in de Rostockse matrikels veelal worden weggelaten. Heer Jan overleed in januari 1470. Na zijn dood verkochten zijn executeurs-testamentair een huis aan de Papenhuls dat hij tijdens zijn leven zal hebben bewoond. 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1196, fo.120v (1426/27), RA 1202, fo.29r (1431), RA 1217, fo.313v (19 apr.1447), RA 1218, fo.102v (1447/48), RA 1221, fo.135v (1450/51), RA 1223, fo.44r (16 febr.1453), RA 1224, fo.266v, fo.296r (1453/54), RA 1225, fo.2v (10 okt.1454), fo.176r (1454/55), RA 1230, fo.38v, fo.246v-247r (1459/60), RA 1256, fo.182v (4 mei 1487), vgl. RA 1231, fo.233v (23 febr.1461); Jacobs, Justitie, 265; RANB, SCH 344 (rekening 1478/79); Van Rooij, Het oud-archief, II 172 nr.637, 461 nr.1665, 477 nr.1724; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 76 noot 2; Hofmeister, Schäfer, Die Matrikel, I 100 nr.61; Bijlage II 5.1.1, 313.4, 365.1, vgl. 134.24, 182.14, 369.2; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 100 nr.987; Verwanten uit Oss: Van Rooij, Het oud-archief, II 37 nr.122, 83 nrs.296 en 297; Verwanten uit Nuland: Keussen, Die Matrikel, I 447 nr.40 (Henricus Kepkens de Nuland, imm. 23 mrt.1442); Wils, Matricule, II 476 nr.52 (Jhoannes Kepken de Noelant, imm. 31 nov.1483); GAH, RA 1245, fo.302v (1475/76: Meester Willem van Nuwelant, zoon van wijlen Jan Kepken van Nuwelant, vroeger secretaris van de hertog in de Raad van Brabant); Een andere familie Kepken woonde tezelfdertijd in Oisterwijk en omgeving, zie: Bijlage II 19.2, 38.2, 85.3, 85.4. |
2. | Reusens, Matricule, I 98 nr.38, vgl. 247 nr.21; Reusens, Actes, I 328; OLVB 52, band 2, fo.103r (1439/40), vgl. fo.117r (1440/41), band 3, fo.4r, fo.8r (1448/49); ABH, ZZ 196 (1 sept.1442); Bijlage II 5.58, 215.1, 215.2, 215.3. |
3. | Bannnenberg e.a., De oude dekenaten, I 28-29, 58, 98, II xxii; Bijsterveld, Laverend, 184, I 313 nr.2473; AAB II, hs. Kievits, p.15; Schutjes, Geschiedenis, IV 240; GAH, RA 1214, fo.61r (10 mei 1444), RA 1216, fo.18r (1445), RA 1218, fo.318r (23 dec.1447), RA 1221, fo.253v (10 febr.1451: "olim investitus de Maren"), RA 1229, fo.52r (16 jan.1459), RA 1232, fo.14v (17 dec.1461), fo.158v (23 apr.1462), RA 1235, fo.102v (17 mei 1466), RA 1238, fo.102v (14 juni 1469), fo.161v (4 mei 1469), fo.172v (14 nov.1468), fo.209r (25 aug.1469), RA 1243, fo.210r (19 jan.1484); Bijlage II 173.39, 173.43, 365.2; Bormans, "Répertoire", 17; Hofmeister, Schäfer, Die Matrikel, I 144 nr.49; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 543. |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166