afb. Chris Wiles Photography, 16 maart 2010
Het boeiende artikel van drs. Anton Schuttelaars over Jan Thomas Hylocomius in deze en de voorafgaande aflevering deed de vraag opkomen wat de naam Hylocomius betekent en uit welke familie hij stamde. Aangezien ik onder andere én met Griekse namen van Bosschenaren én met Bosschenaren in Engeland bezig was, intrigeerde me de vraag dubbel. Om maar direct de oplossing te geven: Hylocomius is afgeleid van het Griekse woord hulokomos ofwel "met woud begroeid" ofwel "Van den Bosch"! Het is, zoals Schuttelaars al suggereerde, de Griekse vertaling van "Van den Bosch". Een artikel over alle Griekse-Bossche namen (Macropedius, Nemius, Peraxylaeus, Agylaeus e.d.) zal te zijner tijd verschijnen. De betreffende Jan Thomas Janszoon treffen we in enkele akten te 's-Hertogenbosch aan. Op 22 oktober verleent hij een procuratie te Londen inzake zijn goederen te Eindhoven.1 Hij was getrouwd met Willemke Loeff van Scutwijk, afkomstig uit Sprang.2 Vermoedelijk was zij zijn eerste vrouw. Uit een andere akte blijkt hij gegoed te zijn in Veghel.3 Uit de betreffende akte blijkt tevens dat hij een broer Hendrik had (die weer een zoon Abraham had). Jan en zijn broer Hendrik hadden als moeder een zekere Elisabeth. Onze Jan Thomas Janszoon was de zoon van de Engelsman Thomas Jans, die vanaf 1480 tot minstens 1505 in 's-Hertogenbosch woonde en getrouwd was met Yda, dochter van Gielis Gieliszoon.4 Yda was al overleden voor 1495.5 Daarna trouwde Thomas een zekere Elisabeth. Hij was lakenscheerder van beroep ("pannicida") en komt in veel akten voor.6 Indien Hylocomius een Bosschenaar van geboorte is en pas geboren zou zijn rond 1528, dan zou dat betekenen dat zijn ouders er toen nog woonden. De vraag van Schuttelaars uit welke Bossche familie Hylocomius stamde is nu derhalve duidelijk. Hij stamde niet uit een Bossche familie, maar uit een Engelse familie! Hylocomius brengt ons op nog een volgende merkwaardigheid. In 1556 bezocht de bekende graveur en schilder Hubertus Goltzius 's-Hertogenbosch. Hij kwam toen in contact met een muntenverzamelaar... Johannes Thomas. Deze Johannes Thomas is mijns inziens zo goed als zeker identiek aan Hylocomius. Een muntenkenner en -verzamelaar moet een brede en erudiete cultuur en talenkennis hebben verworven. Wie zou dat in 's-Hertogenbosch met louter een patroniem als naam anders kunnen zijn dan Jan Thomas Hylocomius? Bijna alle andere "gestudeerden" in de stad hadden immers een familienaam of een andere opvallende naam. Vermoedelijk is zoon Jan al geruime tijd voor 1567 naar Engeland gegaan. Indien hij zoals zijn grafschrift zegt, na vele lotgevallen pas in Saint Albans kwam, dan moet hij al enkele jaren voor ca. 1570 vertrokken respectievelijk verbannen zijn. | 95 | ||||||||||
Wellicht vertrok hij met zijn bejaarde ouders. Die kregen in Den Bosch de zonen Jan, Hendrik en Laurentius. Van Jan zijn me geen kinderen bekend, zoals ook Schuttelaars bevestigt; van Hendrik de reeds genoemde zoon Abraham, en Laurentius had een natuurlijke of buitenechtelijke dochter Thomasina. Zij woonde in de stad van "Sancti Albani iuxta favum Albani quod Regis Anglie ditioni subest" en was getrouwd met Mr. Wilhelmus Westerman. Zij hadden samen een zoon Jan en waren in 1618 nog gegoed te 's-Hertogenbosch, toen Thomasina al gestorven was.7 Daarmee is tevens duidelijk wie Jan Westerman was. Hij was de oudoomzegger van Jan Thomas Hylocomius. Hij was dan ook niet de broer van William Westerman, maar diens zoon. Keren we nog even terug naar de broers van Jan Thomas. We zagen in de akten al dat er een broer Hendrik met diens zoon Abraham voorkwam, en een broer Laurentius, die een dochter Thomasina in Engeland had. Ik veronderstel dat Laurentius zich ook in Engeland heeft gevestigd. Broer Hendrik bleef in 's-Hertogenbosch, zoals ook diens zoon Abraham (beide bleven Katholiek). We ontdekten een erfdeling door de kinderen van Abraham Hendriks Thomas en zijn vrouw Catharina, de dochter van de Bossche raadsheer Jan die Wolff, op 18 april 1624.8 Daarin wordt een huis "de Vijzel" aan de Markt genoemd, alsmede goederen te Veghel, Someren en Hintham. Tevens wordt vermeld dat Abraham op 22 januari 1591 2/3e in een huis aan de Kerkstraat verkocht had. Waren dat de twee derde delen van zijn twee Engelse ooms Jan en Laurentius? Van Sasse van Ysselt vermeldt in zijn bekende werk over de Bossche huizen wel het huis "de Vijzel", maar niet met deze eigenaars-bewoners. De kinderen van Abraham waren:
In de Bossche archieven vonden we nog andere Bosschenaren of Brabanders in Engeland voor 1650. De reeds door Schuttelaars genoemde personen hebben we hier terzijde gelaten, tenzij aanvullingen of correcties mogelijk waren. In de eerste plaats werd een Italiaanse koopman te Londen gemachtigd door veel Bosschenaren en Brabantse kooplieden in een akte van 1571.9 Als afzonderlijke Bosschenaren of in Bossche archieven genoemde Brabanders treffen we in Engeland aan, in alfabetische volgorde: Wolterus Aerts: deze zoon van Dirk Aerts en van Judith van Elmpt woonde op 27 augustus 1611 te "Hadley" in het graafschap "Middelseer".10 Goyard Ackerman: getrouwd met Willemke Ghijsbert Wauters uit Heusden, woonde te Engeland. Zij hadden twee kinderen, Jan en Heilwich, die op 13 september 1508 erfden van hun oom van moeders zijde Arnd Ghijsbert Wauters te Heusden.11 Roelant Bogarts, stierf in 1559 te Londen. Hij was onder meer gegoed te Antwerpen en Brabant.12 Familie Van den Broeck: op 12 januari 1580 komt een familie Van den Broeck voor met takken in 's-Hertogenbosch, Antwerpen en Londen.13 Maria van Broegel: eind 1575 overleed zij te Londen; zij was de dochter van Thomas Goyard van Broegel.14 Rolandus Bruyn en Henricus Holbeck te Londen worden gemachtigd door de Bosschenaar Petrus Egidiusz van Broeckhoven op 13 september 1550.15 | 96 | ||||||||||
Korstiaan van Delft alias Bunnens, zoon van Jan en van Margriet, woonde voor 1507 te Londen samen met zijn zoon Wouter.16 Korstiaan had een broer Claas, een zuster Hillegond (x Mr. Lambert Zweers) en een zuster Jenneke, die in 1507 overleed, toen haar bezit werd verdeeld onder haar broers en zuster.17
Rolof Ghijsbrecht, te Londen woonachtig; nam in 1506-1507 deel aan de stadsloterij.18
Peter Gerit Goessens, woonde rond 1500 te Calais "in Engelant". Hij was getrouwd met Lysbeth en zij hadden een zoon Arnoldus en een dochter Johanna. De familie was gegoed te Drunen.19 Uitgebreid vindt men verwanten in Brabant en Engeland op 3 juli 1515.20
Godefridus Hoernkens of Horne, een Bosschenaar in "Olani" in "Southwerk Wintomensis diocensis", legateerde aan zijn broer Johannes en aan diens vrouw Eleanora. Ook had hij een broer Wilhelmus, getrouwd met Margaretha NN. De akte is van 22 april 1532.21 Deze Godefridus woonde weliswaar te Engeland, maar stierf in Antwerpen. Hij was (mede-)bezitter van 't Moriaens Hooft bij de Koepoort aldaar.22
Dezelfde Hoernkens komen in aktes uit 1346 voor: de broers Willem (getrouwd met Margriet NN. en met vier dochters Anna, Elisabeth, Ermgard en Barbara en een zoon Wouter), wijlen Godefridus in Engeland, Goessen, Jan en Wouter.23 Uit andere akten blijkt dat het hier gaat om de kinderen van Wouter Hoemken.24 Er zijn helaas te veel Hoernkens-leden in de Bossche archieven om ze gemakkelijk te kunnen uitzoeken. Genoemde Barbara Willemsdochter Hoernkens blijkt later begijn te zijn.25 Jan Hubrechs, in 1518 wonend te Londen, terwijl zijn broer Hendrik in 's-Hertogenbosch woonde.26 Wouter Jan Janszoen, te Londen woonachtig in 1536, getrouwd met wijlen Maria dochter van Hendrik Oems.27 Jan van der Moelen, zoon van Claas Martens van der Moeien, woonde in 1561 te Londen.28 Overigens woonden zijn broers te Kopenhagen en Antwerpen. Frans en Michael Nouwen, uit 's-Hertogenbosch of Sint-Oedenrode, zonen van Philip Gerits Nouwen en van Hubertke Spierings (Michiel) respectievelijk Erken Goossens (Francois). Philip nam in 1521-1522 deel aan de loterij en verkreeg het poorterschap van de stad. Deze broers vertrokken naar Londen; zij behoorden daar tot de beste horlogemakers van die tijd. Ze woonden in Londen van ca. 1582-1613. De broers verkochten het ouderlijk huis te 's-Hertogenbosch in 1591 en 1592, toen zij in de Brabantse hoofdstad verbleven.29 Het Noordbrabants Museum bezit helaas geen werk van deze Brabantse meesters. Het moge duidelijk zijn dat de bij Schuttelaars vermelde Francis Nomay gelezen moet worden als "Noway" = Nouwen. Johannes Scrywyc, koopman te Londen in 1480.30 Aan de naam te zien is het niet duidelijk of hij Brabander of Engelsman is. Gerard Jans van Strijp, woonde in Londen, zoals Schuttelaars al vermeldde. In 1606 horen we van hem: hij had twee kinderen, nl. Wouter en Marike.31 De familie Van Strijp was ook in zuidelijke richting actief. Er is in de jaren 1617-1620 sprake van een dochter van Gerard van Strijp en zijn vrouw Maria Sains de Rode in Portugal: juffrouw Isabella van Strijp, getrouwd met Petro de Gordon, secretaris van Portgalette; verder wordt genoemd Emerentiana Ygromsdochter van Strijp | 97 | ||||||||||
alias Kemp, gehuwd met Francois Alvarez. Tevens komen ter sprake Gerard en Emke, dochters van Ygrom van Strijp. De twee akten van respectievelijk 5 december 1617 en 2 september 1620 zijn in dit kader niet nader bestudeerd.32 Zo zijn er ook Engelsen in Den Bosch en omgeving geweest. Aangezien het meestal om kortstondige handelsrelaties of militairen ging, is het niet interessant om daar verder in detail op in te gaan. Een gegeven wil ik hier nog vermelden, omdat het nogal merkwaardig is. Op 8 mei 1585 is er sprake van een Jacob Cheris, een Engelsman, die twee dochters had: Juffrouw Jacomina, die moniale was in het klooster Catharijneberg te Oisterwijk; en haar zus juffrouw Clara, die getrouwd was met wijlen Cornelis de Bever. Zij erven van hun oom wijlen Peter Cheeris te Londen en waren gegoed in Gravesend in Kent. Hier zien we dus een bewijs van omgekeerde richting: rooms-katholiek gebleven Engelsen, die naar Brabant kwamen.33 Gegevens over Bosschenaren in Italië, Spanje, Duitsland, Scandinavië en Frankrijk zijn in verband met een studie over de cultuurgeschiedenis van de stad uitgebreid bij de auteur aanwezig. Gegevens worden gaarne verschaft. Dat geldt ook beeldhouwers, schilders, goudsmeden, orgelbouwers, graveurs, klokkengieters, humanisten, en allen die de cultuur van de stad bepaald hebben van 1380-1629. | 98 |
Noten | |
1. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch (GAHt), Archief Schepenbank (R.) 1397, fol. 346. |
2. | Idem, R. 1397, fol. 527v, 19-7-1574; R. 1398, fol. 63, 1618. |
3. | Idem, R. 1419, fol. 219v, 22-12-1586. |
4. | Idem, R. 1266, fol. 381v-382, 4-8-1498. |
5. | Idem, R. 1265, fol. 433v. |
6. | Idem, R. 1251, fol. 158, 11-1-1482; R. 1254, fol. 159v, 9-11-1481; R. 1256, fol. 213, 6-21487; R. 1257, fol. 306, 1488; R. 1261, fol. 143v, 31-12-1491; R. 1265, fol. 277v, fol. 433v, 27-2-1497; R. 1272, fol. 429v, 5-9-1504. |
7. | Idem, R. 1529, fol. 474v. |
8. | Idem, R. 1856, fol. 359. |
9. | Idem, R. 1411, fol. 587v. |
10. | Idem, R. 1457, fol. 256. |
11. | Idem, R. 1277, fol. 391. |
12. | Idem, R. 1922, 11-3-1559. |
13. | Idem, R. 1417, fol. 41. |
14. | Idem, R. 1401, fol. 43v, 1-12-1575. |
15. | Idem, R. 1352, fol. 543v. |
16. | Idem, R. 1276, fol. 459. |
17. | Idem, R. 1276, fol. 459, 22-6-1507; R. 1860, fol. 109, 27-6-1552(?) |
18. | GAHt, Oud Archief (OA), Stadsrekening B 16. |
19. | GAHt, R. 1277, fol. 92v, 20-10-1508. |
20. | Idem, R. 1285, fol 551v, 3-7-1515. |
21. | Idem, R. 1315, fol. 341. |
22. | Idem, R. 1346, fol. 79v, 13-10-1546. |
23. | Idem, R. 1346, fol. 79v, 13-10-1546, en R. 1347, fol. 5v, 18 oktober 1546. |
24. | Idem, R. 1331, fol. 324v, 3-9-1540; R. 1307, fol. 199v, 15-6-1527; R. 1334, fol. 42, 5-11542; R. 1337, fol. 291, 3-8-1543; R. 1351, fol. 22v, 5-11-1548; R. 1346. fol. 29v, 5-3-1546. |
25. | GAHt, OA, Stadsrekening B 79, 1572-1573. |
26. | GAHt, R. 1289, fol. 228v, 9-7-1518. |
27. | Idem, R. 1324, fol. 234, 7-7-1536. |
28. | Idem, R. 1922, 20-11-1561. |
29. | Idem, R. 1407, fol. 93-93v en OA, Stadsrekening B 98. Zie ook: A. Baillie, Watchmakers (Londen 1923) p. 264 en 269. Horloges van deze Brabantse meesters staan afgebeeld in De Brabantse Leeuw 31 (1982), 182. |
30. | Idem, R. 1249, fol. 287. |
31. | Idem, R. 1924, fol. 233v. |
32. | Respectievelijk R. 1529, fol. 90 en R. 1531, fol. 508. |
33. | Idem, R. 1415, fol. 164, 8-5-1585. |
Bij een bezoek aan de kathedraal van St. Albans op de eerste dag van 1996 kwam de auteur oog in oog te staan met een memorieschildering ter herinnering aan ene Joannes Thomae Hylocomius Boscoducensis. Bij terugkeer in Nederland bleek deze Bosschenaar in den vreemde in zijn geboortestad geheel te zijn vergeten. Deze vondst vormde de aanleiding tot een onderzoek naar de persoon van Hylocomius en naar andere contacten tussen 's-Hertogenbosch en Engeland in de vijftiende en zestiende eeuw. Na een korte impressie van die contacten, komt in het navolgende de emigratie uit 's-Hertogenbosch in de vijftiende en zestiende eeuw in algemene zin aan de orde. Vervolgens wordt het vizier gericht op de emigratie van Bosschenaren naar Engeland. Na deze uitgebreide inleiding worden tenslotte de voorlopige resultaten van het onderzoek naar de persoon en het leven van één van die Bossche émigrés in Engeland, Jan Thomas Hylocomius, gepresenteerd.1 "Jan Thomas Hylocomius 'a rare and singular jewel"' treft u niet aan in deze aflevering van het tijdschrift, maar in het september-nummer. Contacten tussen 's-Hertogenbosch en EngelandBossche handelaren onderhielden vanouds contacten met alle windstreken,2 ook met de Britse eilanden. Veel van deze handelscontacten werden gesmeed op de belangrijke jaarmarkten, zoals die van Bergen op Zoom en in de loop van de zestiende eeuw vooral in Antwerpen, in die tijd het centrum van de wereldhandel. We volstaan hier met enkele willekeurige voorbeelden. Zo beloofde in 1421 een aantal personen voor de schepenbank van 's-Hertogenbosch om aan 'Johannes genaamd Yoen Barbar koopman uit Lonne in Engeland' een bepaald bedrag te zullen betalen.3 In 1445 gaf ene Gibert Halton uit Londen in Bergen op Zoom een schuldbekentenis af ten gunste van Aert Zweers van 's-Hertogenbosch en zijn mede vennoten.4 Bosschenaar Gheert de Bye verklaarde in 1448 aan Robbrecht Colden, 'coepman van Schotland', 10 gouden peters te zullen betalen.5 In hetzelfde jaar liet Wouter Hals uit 's-Hertogenbosch vastleggen een schuld te hebben aan Janne Borch, 'coepman van Londen in Ingelant'.6 In 1492 machtigde de Bossche koopman Godevairt de Bye twee stadsgenoten om bij Willeme Daniël van Londen een schuld te innen.7 In 1512 gaf de Engelsman Thomas Rympinden volmachten aan Janne Dymmock uit Engeland en aan meester Merten, secretaris van 's-Hertogenbosch,8 om een bedrag te innen, dat Jacobe Foppe en Willeme van Emmerik hem nog schuldig waren.9 Namens zijn plaatsgenoot Jan Parijs machtigde Willem Waller uit Norwich in 1537 een Antwerpenaar en een Bosschenaar om van Ghysbrecht Ghyselyn uit 's-Hertogenbosch de betaling voor een hoeveelheid Engelse lakens te innen.10 In 1545 vervoerde Gielis Reyn sone van Middelburch voor Pieter van Brouckhoven 'van Tsertogenbos' | 50 |
Huisgodsdienstoefening protestanten in Engeland (1563).
Uit: G.M. Trevelyan, Illustrated English Social History: 2 (Harmondsworth 1973) p. 83. onder andere `natte rozyneri' naar Londen.11 In 1551 zonden de Bossche schepenen een bode naar Voorne om de schippers die aldaar met goederen uit Engeland aankwamen te waarschuwen voor de epidemie die op dat moment binnen 's-Hertogenbosch heerste.12 In 1573 liet Gerit Willems uit 's-Hertogenbosch 17 zakken hop naar Londen vervoeren.13 Ongetwijfeld als uitvloeisel van dergelijke handelscontacten vinden we onder de leden van de Lieve Vrouwebroederschap van 's-Hertogenbosch een aantal Engelsen. In de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw kwamen leden van die Broederschap uit een zeer groot gebied, dat reikte van ver in het Duitse Rijk, tot Frankrijk en ook Engeland. Op het hoogtepunt van haar aantrekkingskracht, rond 1510, telde de Broederschap maar liefst 14.000 tot 15.000 leden.14 Dit enorme ledental vereiste een uitgebreide administratie, die helaas geheel verloren is gegaan. Uit een post in de rekening van 1526-1527 kan echter worden opgemaakt dat een onderscheid werd gemaakt naar geografische herkomst: 'van die buytenboecken van Brabant, Vlaenderen, dlant van Loen ende Luyck, dlant van Guylick ende Engelant ende Vranckrycke...'.15 Blijkbaar was het aantal leden uit Engeland groot genoeg om een apart register aan te leggen. Tussen 1500 en 1520 komen we in de ledenlijsten van de broederschap minstens negen Engelsen tegen.16 In de periode vóór 1500 zullen er ongetwijfeld nog meer Engelse leden zijn geweest. Na 1520 nam het aantal nieuwe leden van de Bossche Broederschap in snel tempo af,17 van nieuwe leden van de Britse eilanden is dan geen sprake meer. Eén van de middelen om de financiële problemen van een stad te verlichten was het uitschrijven van een loterij. Ook 's-Hertogenbosch heeft dit middel in kommervolle tijden enkele malen toegepast. Om zoveel mogelijk geld binnen te krijgen moesten de loten over een zo uitgestrekt mogelijk gebied worden verspreid. Daartoe werden in vele steden in de Nederlanden agenten ingehuurd, die de Bossche loterij ter plaatse moesten promoten en de loten moesten verkopen. In 1506-1507 waren dergelijke agenten actief in Heusden, Mechelen, Antwerpen, Aarschot, Utrecht, Delft, Rotterdam en Haarlem;18 in 1521-1522 in een nog veel groter aantal plaatsen.19 Onder de kopers van loten vinden we in 1506-1507 ene Roloff Ghysbertss tot London. Pyman van Lonnen kocht in 1521-1522 in Antwerpen loten van de Bossche loterij van dat jaar. Onder degenen die in de vijftiende en zestiende eeuw het Bossche poorterschap kochten kan van slechts één persoon met zekerheid worden vastgesteld dat hij uit Engeland afkomstig was. Het gaat hier om Lodowyck Henricx Bauwensen, 'snyder', geboren in Londen in Engeland, die op 19 april 1554 poorter van 's-Hertogenbosch werd.20 In dezelfde periode treffen we | 51 |
Vele protestanten (doopsgezinden, volgelingen van Luther en calvinisten) weken uit vrees voor wrede vervolging uit naar Oost-Friesland of Engeland. In Breda bezweek op 7 augustus 1572 de mennoniet (doopsgezinde) Cornelisz Geleyn aan de kwellingen die hem op last van de inquisitie werden aangedaan. Uit: Tielman Jansz. van Braght, Het Bloedig Tooneel of Martelaers-spiegel der Doopsgesinde of Weereloose Christenen (Amsterdam 1685). onder de gekochte poorters drie personen afkomstig uit Frankrijk. De grootste groep nieuwe poorters van buiten de Nederlanden was echter afkomstig uit het Duitse Rijk, met name uit het Rijnland.21 Daarnaast vinden we in de schepenprotocollen tussen 1476 en 1498 een aantal vermeldingen van ene Thomas Jans, Engelsman, van beroep gewandsnijder, die in 's-Hertogenbosch woonachtig was, maar waarschijnlijk geen poorter van de stad is geworden.22 Een enkele maal komen we Britten tegen die zich voor de Bossche rechters moeten verantwoorden voor hun daden. Zo stond in de tweede helft van de jaren zeventig van de zestiende eeuw de Londense koopman Randall Buckley terecht wegens handel op de vijand: hij zou handelscontacten hebben onderhouden met verschillende steden in de opstandige gewesten, met name met Rotterdam, Dordrecht en Zaltbommel; in die laatste plaats zou hij droge haring of bokking hebben verkocht. Bovendien had hij in de processtukken de schout van 's-Hertogenbosch herhaaldelijk beledigd, door hem uit te maken voor 'wuenden oft rasenden wolff, jae erger dan eenen wolff, want de wolff nyet en sueckte dant lyff oft lichaem van eenen mensch, maer dat hy' [= de schout] 'sochte lyff ende goet'.23 De afloop van dit proces is niet bekend. Gaat het in het geval van Randall Buckley nog om economische delicten, van geheel andere orde zijn de misdaden van twee andere inwoners van de Britse eilanden. Robbrechte Fastaert 'geboren vuyt Ingelandt van Londen' en Cristoffel Fastaert 'geboren vuyt lerlandt van Duyvelingen' (=Dublin) hadden namelijk ingebroken in de kerk van Drunen en daar kostbare voorwerpen gestolen, waaronder 'wel byde hondert geconsacreerde hostien'. Beiden werden in 1560 gevangen genomen en voor de Bossche schepenbank geleid. Daar geen van beiden 'duytsch noch vlaems' verstond, moest een Engelsman, die biechtvader was bij de minderbroeders in Antwerpen, als tolk naar 's-Hertogenbosch worden gehaald. Tijdens de verhoren bekende Robbrecht Fastaert ook nog de moord op 'eene hoere ofte zynen bysit in Ingelandt'. Cristoffel werd nadat zijn rechterhand was afgehakt opgehangen; ook Robbrecht eindigde zijn leven aan de galg.24 Concluderend kan worden gesteld dat er in de vijftiende en zestiende eeuw sprake is van regelmatige contacten tussen 's-Hertogenbosch en Engeland. Toch was de omvang van deze contacten van betrekkelijk gering belang in vergelijking met commerciële relaties met andere gebieden, met name het Duitse achterland. | 52 |
Vreemdelingen in EngelandDe rechtspositie van een vreemdeling, dat wil zeggen een persoon die in een vreemd land onder de soevereiniteit van een vreemde vorst was geboren, was in het zestiende-eeuwse Engeland verre van duidelijk. In ieder geval was de positie van de allochtoon slechter dan die van de geboren Engelsman. Bij de belastingheffing werden vreemdelingen hoger aangeslagen dan autochtone Engelsen; in verband met het bezit en de vererving van onroerend goed bestonden beperkende bepalingen; een vreemdeling kon niet onder alle omstandigheden een rechtszaak aanhangig maken. Sommige groepen, zoals bijvoorbeeld kooplieden van de Hanze, hadden speciale vrijheden weten te verwerven. Een vreemdeling kon de beperkingen van zijn rechtspositie bovendien aanzienlijk afzwakken door een 'Patent of Denization' van de Kroon of een 'Act of Naturalisation' van het Parlement te verwerven.25 Aanvankelijk bestond de groep vreemdelingen in Engeland voor het grootste deel uit kooplieden en handwerkslieden die zich met name in Londen gevestigd hadden.26 De vervolging van protestanten op het continent leidde tot een grote stroom van religieuze vluchtelingen, onder andere richting Engeland. In 1550 stelde koning Edward VI aan de religieuze vluchtelingen een deel van de kerk van Austin Friars in Londen ter beschikking om hun religieuze bijeenkomsten te houden.27 Al snel was deze kerk te klein voor alle vluchtelingen. De Franstaligen, waaronder ook velen uit de Zuidelijke gewesten van de Nederlanden, namen een kerk aan Threadneedle Street in gebruik, die bekend kwam te staan als de 'French Church'. De Nederlandstaligen bleven hun bijeenkomsten in de kerk van Austin Friars houden, die daarom de 'Dutch Church' werd genoemd.28 Niet alle vluchtelingen bleven in London, velen vestigden zich in East-Anglia en Kent aan de oost- en zuid-oostkust in steden als Canterbury, Colchester, Maidstone, Norwich, Sandwich, Southampton, Stamford. In veel gevallen was hierbij sprake van een actieve politiek van de stadsbesturen van die plaatsen om een groep hooggekwalificeerde handwerkslieden aan te trekken in de hoop daarmee de stedelijke economie een nieuwe stimulans te geven.29 Plaatselijke ondernemers en kooplui juichten de komst van nieuwe bedrijfstakken veelal toe; lokale handwerkslieden waren aanzienlijk minder enthousiast over de komst van nieuwe economische concurrenten.30 Tussen 1540 en 1600 zijn rond de 50.000 mensen van het continent naar de Britse Eilanden getrokken. De meeste van deze immigranten waren afkomstig uit de Nederlanden en een niet onaanzienlijk deel bestond uit Franse Hugenoten.31Berooide emigranten familie die omwille van de religie have en goed moet verlaten. Onder de tekening van de 'Patientighe Verjaechde' lezen we onder meer: 'Wij arme lieckens, allendelijck verjaecht. Van Nederlandt, alhier zijn wij ghaen schuylen. Naulijcx (ont)commen, Godt moet dat zijn gecloecht. Wel hem die esedt zijn hoop op den Heeré' . Tekening in: Joris Hoefnaghel, Patientia. Traité de la Patience (1569). | 53 |
Emigratie uit 's-HertogenboschOver de emigratie van Bosschenaren uit hun geboortestad naar elders is tot circa 1580 behoudens losse gegevens over individuele gevallen weinig bekend. Het is niet voor niets dat het onderzoek naar migratiestromen zich vooral concentreert op de immigratie in een bepaalde stad of gebied: immigranten laten immers 'archivalische' sporen na in hun nieuwe woonplaats, waarbij vaak ook de plaats van herkomst kan worden achterhaald. Emigranten daarentegen vertrekken meestal uit hun geboortestad zonder in de archieven aanwijzingen achter te laten over hun reisdoel. Toch kan worden gesteld dat naast een aanzienlijk aantal immigranten in 's-Hertogenbosch, waarvan een deel het Bossche poorterschap kocht,32 ongetwijfeld ook een groep geboren Bosschenaren naar elders is geëmigreerd. De omvang van die emigratie kan bij gebrek aan gegevens niet worden ingeschat. In de loop van de zestiende eeuw lijkt vooral Antwerpen aanzienlijke aantrekkingskracht op inwoners van 's-Hertogenbosch te hebben uitgeoefend: tussen 1533 en 1562 kochten maar liefst 156 Bosschenaren het Antwerps poorterschap,33 anderen zullen zich in de Scheldestad hebben gevestigd zonder daar poorter te worden. Bij deze migratie zullen in de meeste gevallen economische motieven de doorslag hebben gegeven: onder de uit 's-Hertogenbosch afkomstige nieuwe Antwerpse poorters vinden we bijvoorbeeld 22 droogscheerders, 19 kramers en 15 speldenmakers.Vanaf het midden van de zestiende eeuw beginnen ook religieuze motieven mee te spelen bij de beslissing van sommige Bosschenaren om hun vaderstad te verlaten en zich te vestigen in plaatsen, waar ze geen of minder kans liepen op vervolging om hun godsdienstige overtuiging. Wegens wederdoperij ter dood veroordeeld, wist Jacob Hagens in 1558 met behulp van vrienden uit de Bossche Gevangenpoort te ontsnappen en de stad te ontvluchten. Waarschijnlijk vestigde hij zich in Keulen.34 Veel aanhangers van de nieuwe religie die nog niet in aanraking waren gekomen met justitie, maar de hete adem van de schout in hun nek voelden, hebben tijdig de stad verlaten en zich elders gevestigd. Met name grote steden als Antwerpen en Gent waren als toevluchtsoord in trek: daar kon men onderduiken in de grote mensenmassa. De meeste van deze religieuze vluchtelingen zijn erin geslaagd uit handen van de autoriteiten te blijven. Van hen weten we daarom nauwelijks iets. Een enkeling had minder geluk en viel tenslotte in handen van het justitiële apparaat. Zo werd Leentgen Henricxdr. van 's-Hertogenbosch, die in 1534 in Dordrecht de volwassendoop had ontvangen, in 1535 in Amsterdam veroordeeld tot de dood door verdrinking.35 De eveneens doopsgezinde Tanneken of Truyken van Cluyten uit 's-Hertogenbosch werd in 1558 in Antwerpen verdronken.36 Kleermakersgezel Henrick Pieters uit 's-Hertogenbosch kwam in 1560 in Gent in problemen toen hij bij het voorbijtrekken van de sacramentsprocessie zijn muts niet had afgenomen en gewoon was doorgegaan met zijn werk.37 De omvang van de groep religieuze vluchtelingen vóór 1566 kan onmogelijk worden vast gesteld; verondersteld mag worden dat het niet om erg grote aantallen gaat. Tijdens de periode van de beeldenstorm en de daaropvolgende troebelen in de tweede helft van 1566 en de eerste maanden van het volgende jaar hadden vele Bosschenaren zich dermate gecompromitteerd, dat zij het na het herstel van het centrale gezag in 1567 verstandiger achtten om zich niet over te leveren aan de genade van de landsheer. Velen ontvluchtten daarom de stad en vestigden zich voorlopig in gebieden, die niet onder het gezag van Filips II vielen. De omvang van deze exodus is moeilijk in te schatten. | 54 |
De Engelse kerkhistoricus John Strype - zijn vader kwam uit Den Bosch - gaf de 'Memorials' van Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterbury, uit. De over het algemeen goed ingelichte Morillon meldde in een brief aan Granvelle, dat reeds meer dan 2.000 Bosschenaren de stad zouden hadden verlaten.38 De heer van Noircarmes rapporteerde aan de landvoogdes dat meer dan één derde van de inwoners van 's-Hertogenbosch met medeneming van alle bezittingen de stad was ontvlucht in de richting van Kleefs gebied.39 De Bossche stadsregering stelde in een rekwest aan de landvoogdes zelfs 'dat vuyt der voorscreve stadt van den Bossche ... nu tegenwoirdelyck meer dan d'een helft is vertrocken, waer deur die voorscreve stadt wordt zeer desolaet gelaten'.40 's-Hertogenbosch telde in de jaren zestig van de zestiende eeuw ruim 20.000 inwoners.41 Een uittocht van een derde of de helft daarvan, hetgeen neerkomt op 6.500 of 10.000 inwoners, is volstrekt onmogelijk. Wel lijkt het aannemelijk dat in de eerste periode na het herstel van het centrale gezag enkele honderden de stad hebben verlaten. Daarbij dient aangetekend te worden dat een aanzienlijk deel van deze groep na enige tijd waarschijnlijk naar 's-Hertogenbosch is weergekeerd. Uiteindelijk werden 264 personen door de Raad van Beroerten veroordeeld voor hun aandeel in de troebelen binnen 's-Hertogenbosch. Enkelen van hen moesten dit met hun leven bekopen. De meesten waren al lang het land ontvlucht en werden daarom bij verstek veroordeeld en verbannen.42 Het uiteindelijke effect van de gebeurtenissen in 1566-1567 op de bevolkingsomvang van 's-Hertogenbosch lijkt niet erg groot te zijn geweest. Van een sterke daling van het bevolkingscijfer in de jaren zeventig van de zestiende eeuw is in ieder geval geen sprake. Die sterke neergang van het bevolkingscijfer begon in 's-Hertogenbosch pas in 1579. Van ± 20.000 rond 1579 daalt het inwonertal naar ± 15.000 in 1590 en 13.000 à 14.000 in de eerste decennia van de zeventiende eeuw.43 Tussen 1629 en het begin van de negentiende eeuw telde de stad, wanneer we het garnizoen niet meetellen, steeds tussen de 12.000 en 13.000 inwoners.44 In eerste instantie was de exodus van Bosschenaren het gevolg van de overwinning van de katholiek-koningsgezinde partij en de daaruit voortvloeiende verzoening van de stad met landsheer Filips II. Aanhangers van de gereformeerde religie en sympathisanten van de Opstand waren, om hun persoonlijke veiligheid niet in gevaar te brengen, gedwongen de stad te verlaten. De eerste emigratiegolf van 1579-1580 was derhalve voor een belangrijk deel | 55 |
religieus en politiek gemotiveerd. Aan de voortdurende uittocht van grote groepen Bosschenaren in de daaropvolgende jaren daarentegen, hebben vooral economische motieven ten grondslag gelegen. Na 1579 was 's-Hertogenbosch immers een frontstad geworden. Door de oorlogsomstandigheden werden handel en nijverheid langdurig en ernstig belemmerd. Het wekt dan ook geen verwondering dat veel inwoners van de stad hun economische heil elders zochten. Richting en omvang van de Bossche emigratie na 1579-1580 zijn door Van Gurp in zijn doctoraalscriptie onderzocht.45 Tussen 1579 en 1629 daalde het aantal inwoners van 's-Hertogenbosch met zo'n 7.000. Op basis van gegevens die hij voor een aantal steden in Holland, Utrecht en Brabant uit diverse bronnen verzamelde, schat Van Gurp dat ongeveer 3.100 Bosschenaren zich tussen 1580 en 1604 in die steden vestigden. Ook in andere steden, die Van Gurp uit praktische overwegingen of omdat relevante bronnen verloren zijn gegaan niet heeft onderzocht, zullen zich Bosschenaren hebben gevestigd. De Bossche émigrés waren als volgt over de verschillende gebieden verdeeld: 40% vestigde zich in het rivierengebied, 44% in andere delen van Holland, 6% in Utrecht en 10% in Brabant.46 Ongetwijfeld heeft het gros van de Bossche emigranten zich in de opstandige gewesten gevestigd. Van Gurp stelt dat migratie naar Duitsland en Engeland waarschijnlijk nauwelijks heeft plaatsgevonden.47 Hij heeft met deze bewering ongetwijfeld gelijk: getalsmatig zinkt de migratie van Bosschenaren naar deze gebieden in het niet bij de trek naar de Noordelijke Nederlanden. Dat neemt niet weg, dat toch een - zij het gering - aantal Bosschenaren naar Duitsland48 en ook naar Engeland is getrokken en zich daar blijvend heeft gevestigd. Bosschenaren in EngelandDe eerste bekende vermelding van een Bosschenaar in Engeland betreft Arnt vander Campen, van wie in 1470 wordt vermeld dat hij 'onlanx in Engelant van lyve ter doot comen is'. Waarschijnlijk heeft hij zich niet metterwoon in Engeland gevestigd, maar verbleef hij er slechts tijdelijk. Zijn weduwe woonde in ieder geval in 1470 nog in 's-Hertogenbosch, alwaar zij toen afstand deed van alle aanspraken op de nalatenschap, dus ook de schulden, van haar man door haar mantel, overkleed en sleutel ten overstaan van de schepenen op de grond te laten vallen.49 In 1479 verscheen de timmerman Henrick Coenraets mede namens zijn vrouw Aleyt Roelofs die Bever voor de Bossche schepenen in verband met de nalatenschap van hun beider zoon Roelof, die in Engeland was overleden. Roelof had onder andere goederen in Engeland en Middelburg bezeten.50 Uit een schepenakte uit 1496 blijkt dat de broers Jan en Rutger Jans de Stympel het voornemen hadden opgevat om naar Engeland te vertrekken.51 In 1500 bleek Bosschenaar Adriaen Godschalck Aerts in Engeland woonachtig te zijn.52 In datzelfde jaar verscheen Engelsman Willem Jans Gor voor de Bossche schepenbank in verband met de erfenis van zijn vrouw Margriet, een dochter van de Bossche kuiper Jan Willem Lambrechts.53 Al deze voorbeelden zijn ontleend aan de Bossche schepenprotocollen. Door het ontbreken van een index op geografische aanduidingen voor de protocollen na 1500 staat de speurtocht naar Bossche relaties met Engeland gelijk aan het zoeken van een speld in een hooiberg. Een systematische poging in die richting is hier dan ook niet ondernomen. Voor de periode na 1500 baseren we ons daarom op andere bronnen.De eerste Bosschenaar, van wie we zeker weten dat hij zich metterwoon in Engeland heeft gevestigd is Herman Pottey(e). Daar van hem bovendien een korte auto | 56 |
biografische schets bewaard is gebleven,54 is het mogelijk zijn levensloop in het kort nader te bezien. Herman Pottey was in 1543 in 's-Hertogenbosch geboren als zoon van een koopman in lijnwaad. Na van zijn zesde tot zijn tiende jaar naar school te zijn gegaan werd hij in 1553 in de leer gedaan bij een schoenmaker. Toen Herman vijftien was stierf zijn vader en werd hij door zijn moeder naar een neef in Antwerpen gestuurd met het doel zich te bekwamen in het koopmansvak. Kort daarop stierf ook zijn moeder. In 1559 ging Herman voor twee jaar in de leer bij een koopman in Doornik. Voor het eerst bezocht hij Londen in 1562, om daar namens een Antwerpenaar een schuld te innen. In december 1563 werd hij door de Antwerpse firma Della Faille voor de duur van vier jaar in dienst genomen als facteur in Londen. Hoewel hij naar eigen zeggen door zijn ouders 'seer vierich in de pausse religie' was opgevoed, was Herman toch al op jonge leeftijd gaan twijfelen aan het katholieke geloof. Het feit dat zijn gastheer bij zijn eerste bezoek aan Londen van 'de Cristelijcke relige ende de ufeninge daervan' was, zal Herman daarom zeker hebben aangesproken. In juni 1564, niet lang nadat hij zich permanent in Londen had gevestigd, deed hij dan ook openlijke belijdenis van zijn geloof en werd hij opgenomen in de 'French Church' van Threadneedle Street.55 Hoewel hij nog herhaaldelijk voor zaken naar het Europese vasteland afreisde, bleef Herman de rest van zijn leven in Londen woonachtig. Begin 1568 trouwde hij in Londen met Catharina de Wale, een nicht van zijn werkgever, bij wie hij minstens vier kinderen had.56 Mayken de Wale, een zuster van Catharina, huwde Wouter Aertsen uit 's-Hertogenbosch, die in de jaren zeventig van de zestiende eeuw als bediende bij dezelfde firma in Londen werkte.57 Herman Pottey overleed op 24 oktober 1574 in Londen.58 Ging het bij Herman Pottey nog om een mengeling van economische en religieuze motieven, de volgende Bosschenaren die we in Engeland tegenkomen, waren uit vrees voor de repressie na de beeldenstorm van 1566 uit de Nederlanden vertrokken. Ariaen Gerit Hagens was volgens een getuigenverklaring uit juli 1567 naar Engeland gevlucht en daar inmiddels overleden,59 hetgeen de Raad van Beroerten er niet van weerhield hem in maart 1568 formeel te verbannen en zijn goederen te confisceren. Een tweede Bosschenaar die de aandacht van de Raad van Beroerten op zich wist gericht was Gerit Jans van Stryp, die er onder andere van werd beschuldigd lid te zijn geweest van het gereformeerde consistorie en als deken | 57 |
van de gewandsnijders de inhoud van de raadsvergaderingen met derden te hebben besproken. Ook hij werd verbannen en zijn goederen werden geconfisceerd.60 Naar alle waarschijnlijkheid is deze Gerit van Stryp dezelfde als de Brabander Garret Strip of Garret Striep, die in 1568 en 1576 op lijsten van vreemdelingen in Londen wordt vermeld.61 In de daaropvolgende decennia komen we in de Londense vreemdelingenlijsten anderen tegen met dezelfde achternaam;62 door gebrek aan nadere gegevens is het (nog) onmogelijk vast te stellen of en in welke mate deze personen familie van elkaar waren. In 1624 vinden we ene Jan van Strype vermeld als wonende bij zijn broer Abraham, welke laatste in Londen was geboren.63 In 1635 wordt van de zijdespinner John Strepe gezegd dat hij was geboren in 'ye Busse',64 waarmee ongetwijfeld 's-Hertogenbosch wordt bedoeld. Hij begon een eigen zaak op een plaats die bekend kwam te staan als Strype's Yard of Strype Street, tegenwoordig nog steeds een zijstraat van Petticoat Lane. Deze Jan van Strijp was de vader van de befaamde kerkhistoricus en biograaf John Strype (16431737) en overleed in 1648. Waarschijnlijk op basis van gegevens van de laatste John Strype, wordt in diens biografie gesteld dat zijn vader een telg was van een oude familie uit 's-Hertogenbosch, die naar Londen was gekomen om het vak van koopman en zijdespinner te leren van zijn oom Abraham van Strijp, die zich om aan religieuze vervolging te ontsnappen in Engeland had gevestigd.65 Hoewel de precieze familierelaties onduidelijk blijven, staat wel vast dat Jan van Strijp uit 's-Hertogenbosch afkomstig was. In de vreemdelingenlijsten vinden we nog enkele andere Bosschenaren. In 1593 is sprake van William Vanhais uit 'Sartarumbus' (= Sartacumbus = 's-Hertogenbosch), een garenverver en brandewijnstoker, die dan al twintig jaar in Engeland woont en lid is van de 'Dutch Church'.66 In datzelfde jaar wordt ook de klokkenmaker Frannces Nomay, geboren in 'Hartigribot in Brabant' vermeld, reeds 22 jaar lang in Engeland woonachtig en eveneens lid van de 'Dutch Church'.67 Tenslotte moet hier opgemerkt worden dat de aanduiding van de plaats van herkomst van vreemdelingen niet altijd even duidelijk is. Veel vreemdelingen worden eenvoudigweg als 'Douchman' of Brabander aangeduid. Het is zeker niet uitgesloten dat onder deze personen ook enkele geboren Bosschenaren schuilgaan. Michaell Nowin is volgens een vreemdelingenlijst uit 1571 geboren in Antwerpen68. Wanneer hij in 1575 met de Antwerpse Isabella van Broecke huwt, wordt hij echter aangeduid als: Michiel Nauwe 'van 's-Hertogenbosch'.69 Wellicht is deze Michiel Nauwen in 's-Hertogenbosch geboren, naar Antwerpen verhuisd en vandaar naar Engeland gevlucht. Het door Van Gurp gesignaleerde probleem dat veel Bosschenaren pas na een tussenstop in Antwerpen naar de Noordelijke Nederlanden migreerden en daardoor vaak niet meer als Bosschenaar herkenbaar zijn,70 zal ongetwijfeld ook spelen bij de migratie naar Engeland. Het is derhalve niet uitgesloten dat onder de 'Antwerpse' émigrés nog enkele geboren Bosschenaren schuilgaan. Hoewel we waarschijnlijk niet alle Bosschenaren in Engeland hebben kunnen achterhalen, mag uit het voorgaande worden geconcludeerd dat de omvang van de migratie van 's-Hertogenbosch naar Engeland steeds gering is geweest. Wordt vervolgd. | 58 |
Noten | |
1. | Dit artikel zou niet tot stand zijn gekomen zonder de zeer gewaardeerde hulp van medewerkers van The Hertfordshire County Records Office in Hertford; the Hudson Memorial Library of the Cathedral Abbey Church of Saint Albans; Frank Kilvington en Joyce Wells in St. Albans en Jan Steeghs in Heeswijk. |
2. | Zie bijvoorbeeld: L.P.L. Pirenne, De Bossche handel op verre afstand voor de tachtigjarige oorlog, in: L.P.L. Pirenne en W.J. Formsma, Koopmansgeest te 's-Hertogenbosch in de vijftiende en zestiende eeuw. Het kasboek van Jaspar van Bell 1564-1568 (Nijmegen 1962) 1-57. |
3. | Gemeentearchief 's-Hertogenbosch (GAHt), Rechterlijk Archief (RA), nr. 1193, f 160r, d.d. 1-12-1421: ... promiserunt ... Johannis dicti Yoen Barbar mercatorii de Lonne in Anglia. |
4. | C.J.F. Slootmans, Paas- en Koudemarkten te Bergen op Zoom 1365-1565 (Tilburg 1985) 712. |
5. | K. Slootmans, Bosschenaren op de Bergen op Zoomse vrije jaarmarkten, in: Varia Historica Brabantica 2 (1966) 31-93, aldaar 66-67. Een 'peter' = een gouden munt met de afbeelding van St. Petrus als patroon van Leuven. |
6. | Ibidem. |
7. | Ibidem 72-73. |
8. | Dit betreft mr. Marten de Greve, secretaris 1510-1531, daarna tot 1536 griffier, tussen 1540 en 1552 zesmaal schepen, overleden op 20 juni 1562. |
9. | Slootmans, Bosschenaren, 76-77. |
10. | Slootmans, Paas- en Koudemarkten, 906; H.J.W. Smit ed., Bronnen tot de geschiedenis van den handel met Engeland, Schotland en Ierland II:1485-1585, le stuk 1485-1558. RGP grote serie 86 (Den Haag 1942) 454. |
11. | W.S. Unger ed., Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd III. RGP grote serie 75 (Den Haag 1931) 496. |
12. | GAHt, Oud Archief (OA), B57, stadsrekening 1550-1551, van boedenloen: Item hebben die heren scepenen Dircken Fonck gesonden tot Voirne omme den weete den scippers te doen, gelaiden met Boet vuyt Engelant comende, dairt zeer storff alhier, in deser stat nyet te tomen. |
13. | H.J.W. Smit ed., Bronnen tot de geschiedenis van den handel met Engeland, Schotland en Ierland II: 1485-1585, 2e stuk 1538-1585. RGP grote serie 91 (Den Haag 1942) 1099. |
14. | G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten. Geschiedenis van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch, 1318-1973 (Tilburg 1973) 210. |
15. | Archief Illustere Lieve Vrouwebroederschap 's-Hertogenbosch, rekening 1526-1527, uitgaven. Deze rekeningen zijn op microfiche raadpleegbaar in het Stadsarchief van 's-Hertogenbosch. |
16. | Ibidem, rekening 1503-1504 inschrijvingen: Joest Keyser te Lonnen in Engelant, 1517-1518: overleden; 1510-1511 inschrijvingen: Henrick Danckart tot Londen in Engelant, voor 1519-1520 overleden; 1511-1512 faulten van dootsculden: Ermgaert van Bruessel tot Londen; 1514-1515 inschrijvingen: Jan Peters vuyt Engelant; 1514-1515 dootsculden in vita: Henrick Peters vuyt Engelant; 1515-1516 inschrijvingen: Juliana van Lonnen in Engelant; 1517-1518 dootsculden post mortem: Gerit Art Michielss in Engelant; 1519-1520 inschrijvingen: meester Jan Loker, Londen in Engelant, meester Jan Tayloer, Londen in Engelant. Hierbij dient te worden opgemerkt dat personen die met een voornaam gevolgd door van Engelant word en aangeduid geen Engelsen zijn, maar afkomstig uit 's-Hertogenbosch of Rosmalen: het gaat hier om een verwijzing naar het gebied Engelant, gelegen bij de samenvloeiing van Wetering en Aa. De watermolen aldaar werd de Engelantsche moelen genoemd. |
17. | Van Dijck, De Bossche Optimaten, 209-210 en 410-411. |
18. | GAHt, OA, B16, stadsrekening 1506-1507, 'ter cause winder lotinge'. |
19. | GAHt, OA, B30, stadsrekening 1521-1522 'van tghene des vander lotinge bynnen deser stadt |
20. | GAHt, Collectie Aanvullingen 8085, poorterboek. |
21. | Voor de relaties tussen 's-Hertogenbosch en het Rijnland: P. Gerlach, Betrekkingen van het Rijnland met het westen. Naar aanleiding van een studie over Jeroen Bosch, in: Ons erfdeel 13 (1970) 58-70. |
22. | GAHt, RA, nr. 1251 f 158r; nr. 1257 f 306r; nr. 1261 f 143v; nr. 1265 f 277v en 433r; nr. 1266 f 369v-370r en f 381v-382r. |
23. | GAHt, RA, nr. 143-19 (A. Vos, Dataschurk nr. 1548). De processtukken namens Buckley zijn overigens in het Frans gesteld, het hier aangehaalde citaat is een letterlijke vertaling uit een verweerschrift van de schout. In het originele stuk van Buckley lezen we: 'quil presante bien la nature dung louss ravisaint, voire piere qung louss, car la louss ne scherst que la courps dung homme, mais luy il scherst courps et biens...' Ook meende Buckley schriftelijk te moeten verklaren dat de schout 'waer soo wys als eenen eesel, ende waert dat syn ooren soo wel waeren gemaeckt als synen neuse, hy wel soude representeren de figure van eenen eesel...' |
24. | Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers delen nr. 12998, rekening hoogschout kerstmis 1559 - kerstmis 1560, 'van diversche aventueren; costen van justicien' (op microfiche aanwezig bij het Stadsarchief). |
25. | I. Scouloudi, Returns of Strangers in the Metropolis 1593, 1627, 1635, 1639. A study of an active minority. Huguenot Society of London Quarto Series 57 (Londen 1985) 1-3; I. Scouloudi, The stranger community in London 1558-1640, in: Proceedings of the Huguenot Society of Great Britain and Ireland [=PHS] 24 (1983-1988) 434-441, aldaar 436-437. |
26. | Th. Wyatt, Aliens in England before the Huguenots, in: Proceedings of the Huguenot Society of London 19 (1952-1958) 74-94; A. Pettegree, "Thirty years on": progress towards integration amongst the immigrant population of Elizabethan London, in: J. Chartres en D. Hey ed., English rural society, 1500-1800. Essays in honour of Joan Thirsk (Cambridge etc. 1990) 297-312, aldaar 297. |
27. | Zie over de geschiedenis van deze kerk en de Nederlandse Gemeente aldaar: J. Lindeboom, Austin Friars. Geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Londen 1550-1950 (Den Haag 1950). |
28. | Scouloudi, The stranger community, 435. |
29. | J. Miller, Town Governments and Protestant Strangers, 1560-1690, in: PHS 26 (1997) 577-589; V. Morant, The settlement of Protestant Refugees in Maidstone during the sixteenth century, in: Economie History Review 2e serie 4 (1951-1952) 210-214; D.L. Rickwood, The Norwich strangers, 1565-1643: a problem of control, in: PHS 24 (19831988) 119-128. |
30. | H. Schilling, Niederländische Exulanten im 16. fahrhundert. Ihre Stellung im Sozialgefüge und im religiösen Leben deutscher und englischer Städte (Gütersloh 1972) 49-51; Pettegree, Thirty years on. |
31. | Pettegree, Thirty years on, 297. |
32. | Tussen 1431 en 1580 kochten in totaal 6626 personen het Bossche poorterschap. |
33. | Vergelijk: J.Th.M. Melssen, Poorters van Antwerpen, in: De Brabantse Leeuw 23 (1974) 109-110, 157-159, en 161-164; J.Th.M. Melssen, Nog enkele poorters van Antwerpen, in: De Brabantse Leeuw 27 (1978) 103-105. |
34. | GAHt, 0A, B64, stadsrekening 1557-1558, 'van schencken van wynen'; B65, stadsrekening 1558-1559, ibidem; L.J.A. van de Laar, De opkomst van de reformatie in 's-Hertogenbosch, c. 1525-1565, in: Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 20 (1978) 114-140, aldaar 133-134; A. Hallema, Bossche gevangenissen en gevangenen. Een bijdrage tot de geschiedenis van het gevangeniswezen in de stad 's-Hertogenbosch, in: Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde 7e reeks 3 (1933) 59-94, aldaar 90-91; A.C. van Haemstede, De historie der martelaren, die om het getuygenisse der evangelischer waerheit haar bloet gestort hebben ... (Leiden 1747) 480-481. |
35. | A.F. Mellink, De wederdopers in de Noordelijke Nederlanden 1531-1544 (Groningen en Djakarta 1953) 312. |
36. | F. van der Haeghen, Th.J. Arnold en R. van der Berghe ed., Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. Ie série XIX: martyrologes protestants néerlandais XVIe siècle (Gent en Den Haag 1880-1890) nr. 761. |
37. | J. Decavele, De dageraad van de reformatie in Vlaanderen (1520-1565) I (Brussel 1975) 457. |
38. | E. Poullet ed., Correspondance du cardinal de Granvelle 1565-1586 II (Brussel 1877-1894) 395. |
39. | P. Cuypers-van Velthoven ed., Documents pour servir à l'histoire des troubles religieux du XVIme siècle dans le Brabant septentrional. Bois-le-Duc (1566-1570) I (Brussel 1858) 233. |
40. | Ibidem 235. |
41. | Zie hoofdstuk 3 van mijn dissertatie getiteld Heren van de Raad. Bestuurlijke elite van 's-Hertogenbosch in de stedelijke samenleving, 1500-1580, die binnen afzienbare tijd zal verschijnen. |
42. | A.H. Schuttelaars, Bossche Beroerten. Beeldenstormen en troebelen in 's-Hertogenbosch, 1566-1567 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Nijmegen 1991, aanwezig in bibliotheek Stadsarchief) 170-174, bijlage X. |
43. | G.J. van Gurp, Migranten tussen uitwijking en reductie. 's-Hertogenbosch 1579-1629 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Utrecht 1996, aanwezig in bibliotheek Stadsarchief) 29-49. |
44. | A.C.M. Kappelhof, Laverend tussen Mars en Mercurius. Demografie en economie, in: A. Vos ed., 's-Hertogenbosch. De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 ('s-Hertogenbosch en Zwolle 1997) 55-77, aldaar 55. |
45. | Van Gurp, Migranten tussen uitwijking en reductie. Onderdelen van deze scriptie zijn verwerkt in: G. van Gurp, Bossche migranten tussen 1579 en 1629, in: 's-Hertogenbosch 4 (1996) 41-53; G. van Gurp, Bosschenaars in de verstrooiing. Emigratie tussen 1579 en 1629, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 23 (1997) 401-427. |
46. | Van Gurp, Bosschenaars in de verstrooiing, 408-410 en bijlage. |
47. | Van Gurp, Migranten tussen uitwijking en reductie, 65. |
48. | Vergelijk: J.Th.M. Melssen, Een Bossche familie zwermt uit... De familie Pelgrom (van Driel), in: De Brabantse Leeuw 26 (1977) 97-139, aldaar 111-112, 120. Gerit Henricx Pelgrom en zijn zoon Jan werden door de Raad van Beroerten uit 's-Hertogenbosch verbannen. Waar Gerit zich vestigde is onbekend, Jan ging als handelaar in Hamburg wonen en kwam in 1582 om het leven bij een schipbreuk. Zijn broer Henrick Gerits Pelgrom was al in 1562 burger van Neurenberg geworden. Vergelijk: Schuttelaars, Bossche Beroerten, bijlage X, nummers 175, 176. |
49. | GAHt, RA, nr. 1239 f 356r, 26-9-1470. Vergelijk voor deze rituele handeling: M. Spierings, De vrouw in het oude Bossche recht, in: Boschboombladeren 18 (z.j.) 33-34; L. Adriaenssen, De sleutel op het graf gelegd. Een oud rechtsritueel uit de doeken gedaan, in: Brabants Heem 49 (1997) 136-143, aldaar 137. |
50. | GAHt, RA, nr. 1248 f 193v, 24-4-1479. |
51. | GAHt, RA, nr. 1265 f 260v, 12-4-1496. |
52. | GAHt, RA, nr. 1268 f 137r, 13-3-1500. |
53. | GAHt, RA, nr. 1268 f 171v, 12-8-1500. |
54. | Uitgegeven in: W. Brulez, De Firma della Faille en de internationale handel van Vlaamse firma's in de 16e eeuw (Brussel 1959) 559-567. Indien niet anders vermeld zijn de gegevens over Pottey op deze autobiografische schets gebaseerd. |
55. | E. Johnston ed., Actes du consistoire de l'église française de Treadneedle Street, Londres, I:. 1560-1565. Publications of the Huguenot Society of London 38 (Frome 1937) 61: Herman Pothais natif de Bolduck en Brabant. |
56. | G. Jongbloet-Van Houtte ed., Brieven en andere bescheiden betreffende Daniël van der Meulen 1584-1600 I: augustus 1584 - september 1585. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, grote serie 196 (Den Haag 1986) CXVIII. |
57. | Ibidem; Brulez, De Firma della Faille, 40. |
58. | Jongbloet-Van Houtte, Brieven, CXVIII. Wat er met zijn kinderen is gebeurd is niet geheel duidelijk. Een dochter huwde met een koopman uit Middelburg: ibidem, CXX. Dat er een verband bestaat met Enoch Pottey, geboren te Veere 1612-1613, predikant te Zoutelande in 1639 en Middelburg in 1646, overleden 1687, is aannemelijk aangezien een van de zonen van Herman eveneens (H)Enoch is gedoopt. De precieze verwantschap is echter vooralsnog onduidelijk. Zie: F.A. van Lieburg, Repertorium van Nederlandse hervormde predikanten tot 1816 I: predikanten (Dordrecht 1996) 196; J.H. Hessels ed., Ecclesiae Londino-Batavae Archivum 3-2 (Cambridge 1897) 1871, 1891, 2264. |
59. | Cuypers-van Velthoven, Documents, 431. Vergelijk: Schuttelaars, Bossche Beroerten, bijlage X, nr. 101. |
60. | Schuttelaars, Bossche Beroerten, bijlage X, nr. 222. |
61. | R.E.G. Kirk en E.F. Kirk ed., Returns of Aliens dwelling in the City and Suburbs of London, from the reign of Henry VIII to that of James 1, 1523-1625 I. Publications of the Huguenot Society of London 10-1 (Aberdeen 1900) 390; II. Publications 10-2 (Aberdeen 1902) 159; III. Publications 10-3 (Aberdeen 1907) 374. |
62. | Ibidem II, 241: John Stripp (1582); II, 379: Walter van Strip (1585). |
63. | Ibidem III, 142: Abraham van Striepe (1617); III, 156: Abraham van Stripe van Londen, jong (1617); III, 238: Abraham Strippe (1621); III 270: Abraham Strype ende Maria syne huysvrouwe, Jan van Strype by syn broeder. |
64. | Scouloudi, Returns of Strangers, 339, nr. 2533. |
65. | Dictionary of National Biography XIX (Londen 1909) 67-69. |
66. | Scouloudi, Returns of Strangers, 214, nr. 1076. |
67. | Ibidem 198, nr. 821. |
68. | Kirk en Kirk, Returns of Aliens II, 34, 254. |
69. | W.J.Ch. Moens ed., The marriage, baptismal and burial registers 1571 to 1874, and monumental inscriptions of the Dutch reformed church Austin Friars, London (Lymington 1884) 53, 124; vergelijk: J. Briels, Zuidnederlandse goud- en zilversmeden in Noordnederland omstreeks 1576-1625. Bijdrage tot de kennis van de Zuidnederlandse migratie, in: Bijdragen tot de Geschiedenis 55 (1972) 89-112, aldaar 100. |
70. | Van Gurp, Bosschenaars in de verstrooiing, 408. |
Noten | |
1. | The Victoria History of the counties of England. Hertfordshire (Folkestone en Londen 1971) 60, stelt dat de schildering van omstreeks 1624 dateert. |
2. | Ibidem 63. |
3. | N. Brigg ed., Will of John Thomas Hilocomius, in: Herts genealogist and antiquary 2 (1897) 316-317. |
4. | F.I. Kilvington, A short history of St Albans School (z.p. 1970) 1-10; Victoria History, 47-60. |
5. | Dictionary of National Biography 1 (London 1908) 839-843. Hij was de vader van de befaamde staatsman en filosoof Francis Bacon (1561-1626). |
6. | Victoria History, 59. |
7. | Kilvington, A short history, 11. |
8. | Ibidem 13. |
9. | Victoria History, 60. |
10. | Brulez, De Firma della Faille, 564. |
11. | Origineel in St. Albans City Archives; transcriptie in: A.E. Gibbs ed., The corporation records of St. Albans (z.j. 1890) 287-288. |
12. | A.J. Jelsma en 0. Boersma ed., Acta van het consistorie van de Nederlandse gemeente te Londen, 1569-1585. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, kleine serie 76 (Den Haag 1993) nrs. 3470 en 3478. |
13. | W.P. Westell, Historie Hertfordshire (Hertford 1931) 103. Deze auteur geeft helaas geen bronvermelding voor deze mededeling. |
14. | W. Page ed., Letters of denization and acts of naturalization for aliens in England, 1509-1603. Publications of the Huguenot Society of London 8 (1893) 231. |
15. | Jelsma en Boersma, Acta, 2370. |
16. | St. Albans parish registers. |
17. | Brigg, Will of John Thomas Hilocomius. |
18. | St. Albans parish registers. |
19. | St. Albans parish registers: Margaret, widow of Mr John Thomas late Schoolemr of St Albanes. |
20. | Sebastiaan Franck (1499-1542) vertegenwoordigt een bijzondere richting in de Reformatie, die sterk spiritualistisch-humanistisch was geïnspireerd: hij legde in zijn werk sterk de nadruk op het innerlijke woord Gods. Een belangrijke geestverwant in de Nederlanden was Coornhert. Vertegenwoordigers van de hoofdstroming van de Reformatie hebben Francks denkbeelden steeds bestreden. Zo werd bijvoorbeeld in de Dutch Church van Londen in 1570 tegen het werk van Franck gewaarschuwd. Zie over Franck: J. Lindeboom, Een franc-tireur der reformatie. Sebastiaan Franck (Arnhem 1952). |
21. | Victoria History, 61; Kilvington, A short history, 11. |
22. | Gibbs, The corporation records, 10-6-1588; 18-11-1588; en 17-2-1589. |
23. | Zo draagt Johannes Nemius (Jan Goverts) zijn Apologia Scholae principalis in 1556 op aan de Bossche schepen Henrick Bloeymans, wiens naam hij tot Haematander (bloed-man) vergriekst. Zie: M.A. Nauwelaerts ed., Brieven van en aan Bossche humanisten en docenten, in: Bossche Bijdragen XXIII (1956-1957) 251-274, aldaar 265-266. De gebroeders Frans en Henrick Dachverlies pleegden zich Hemerolus (dag-verlies) te noemen. Zie: H. Bots, J. Matthey en M. Meyer, Noordbrabantse studenten 1550-1750 (Tilburg 1979) 251, nrs. 1049 en 1050. |
24. | Zo bestaat er een mossoort die luistert naar de latijnse naam Hylocomium splendens. |
25. | De verklaring in Victoria History 60, dat Hylocomius een samentrekking is van het Griekse υλη = hout en het Latijnse comes = graaf, aanvoerder, en als een vertaling van 's-Hertogenbosch moet worden gezien, is mijns inziens dan ook onjuist. |
26. | Kirk en Kirk, Returns of Aliens I, 385. |
27. | Ibidem I 393 en III 337. |
28. | Het is niet duidelijk in welke mate Sir Nicholas Bacon bij de oprichting van de school betrokken was. Wanneer hij de drijvende kracht is geweest, is het niet onmogelijk dat het contact tussen Hylocomius en het stadsbestuur van St. Albans via hem tot stand is gekomen. Hij stond in ieder geval bekend om zijn sterk protestantse sympathieën en heeft wellicht ook contacten onderhouden met Nederlandse gereformeerden. |
29. | A. Schillings ed., Matricule de l'université de Louvain IV (Brussel 1961) 685. |
30. | L.F.W. Adriaenssen, Hilvarenbeek onder de hertog en onder de generaliteit. Sociale en economische geschiedenis van een Kempens dorp tussen 1400 en 1800 (Amsterdam en Hilvarenbeek 1987) 240 en 275-281, noemt het geval van de Bekenaar Jan Goropius Becanus, die zich op 31 augustus 1538 in Leuven liet inschrijven en al op 27 maart 1539 licentiaat in de vrije kunsten werd. |
31. | De universiteit te Leuven 1425-1985 (Leuven 1986) 86-90. |
32. | C.M. Ridderikhof m.m.v. C.L. Heesakkers ed., Deuxième livre des procurateurs de la nation Germanique de l'ancienne université d'Orléans 1546-1567. I: texte des rapports des procurateurs. I: texte des rapports 1546-1560 (Leiden etc. 1988) 100. |
33. | H. de Ridder-Symoens, Brabanders aan de rechtsuniversiteit van Orleans (1444-1546). Een socio-professionele studie, in: Bijdragen tot de Geschiedenis 61 (1978) 195-347, aldaar 214. |
34. | Schuttelaars, Bossche Beroerten, bijlage X. De enige Jan Thomas die werd veroordeeld is de herbergier en viskoper Jan Thomas Maes, die op 20 juli 1568 is onthoofd. |
35. | A.L.E. Verheyden, Le conseil des troubles. Liste des condamnés (1567-1573) (Brussel 1961). |