Presb. Luik, I. 1467-1472 (1467-1474) Den Bosch Heer Cornelis, Kornelis Heyen, wordt in de aartsdiakenale registers ook wel dominus Cornelius de Merica genoemd hoewel zijn familie zich steeds "Heyen" noemt en niet "Vander Heyden". Heer Cornelis werd te Oisterwijk geboren als zoon van Ghijsbrecht Claess Heyen. Hij had twee broers: Jan en Adriaen. De laatste was getrouwd met Geertruyt Wouter Jans van Heerle en had een zoon Claes die op 2 mei 1494 te Oisterwijk zijn testament maakte ten overstaan van de priester heer Dionys Adriaens. Claes' zoon Ghijsbrecht Claess Heyen woonde omstreeks 1494 te Oisterwijk als man van Margriet, dochter van Dirck Sapeels en van Lysbeth Godescalcx vanden Staeck. Hadewich, dochter van heer Cornelis' andere broer Jan Heyen, wordt in 1466 genoemd als vrouw van Henric Papen Jans soen. Deze laatste had uit een eerder huwelijk reeds enkele kinderen die in conflict raakten met hun stiefmoeder. Op 16 mei 1466 beloofde Henric daarom ten overstaan van schepenen van Den Bosch dat hij de kinderen uit zijn eerste huwelijk vóór Pinksteren (25 mei) het huis uit zou zetten en dat hijzelf bij Hadewich zou blijven wonen "alsoe wittige man ende wyf sculdich syn te doen". Hij beloofde tevens aan heer Cornelis Heyen, die vermoedelijk als de initiator van deze regeling moet worden gezien, dat hij hem 100 gouden Leeuwen zou betalen als hij zich niet aan zijn woord zou houden. Bovendien stelde hij zich garant met alle goederen die hij van heer Cornelis had verkregen en nog zou verkrijgen. 1) Heer Cornelis wordt van 1436 tot 1438 genoemd als waarnemend pastoor van Loon op Zand en van 1441 tot 1443 als onderpastoor of waarnemend pastoor van Oisterwijk. Op 8 oktober 1441 stelde Cornelius Heyen, coadiutor van de pastoor van Oisterwijk, het testament op van zijn parochiane Aleyt, weduwe van Michiel Sappeels. In 1445 was hij weer waarnemend pastoor te Loon op Zand. Op 21 augustus 1452 was hij aanwezig in de herberg de "Gouden Leeuw" te Oisterwijk, waar hij samen met vijf anderen werd gemachtigd om kerkelijke beneficies te verwerven voor Henric Willems van Beke, een clericus van nog geen veertien jaar oud die tevens door zijn gemachtigden in eventuele processen zou worden vertegenwoordigd. Na 1452 verdwijnt heer Cornelis enige tijd uit de bronnen. Een Cornelius vander Heyen uit het bisdom Luik werd in 1464 ingeschreven aan de Leuvense universiteit, maar aangezien deze toen blijkbaar geen priester was zal dit niet de notaris zijn geweest. Vermoedelijk is hij dezelfde als de heer Cornelis vander Heyen die tot 1492 als priester werkzaam was op het kasteel van Zevenbergen. 2)
Heer Cornelis Heyen kocht op 22 november 1464 in Den Bosch een voor- en achterhuis in de straat lopend van het St.Janskerkhof naar de Papenhuls (de Choorstraat), welke huizen eerder door heer Willem Voet (zie nr.408) aan heer Gielis Venbosch (nr.399) waren overgedragen. Van 1466 tot zijn dood in 1474 wordt heer Cornelis vervolgens genoemd als vice-plebaan van de St.Jan. Als notaris tekende hij tussen 1467 en 1472 ook de testamenten op van een vijftal van zijn parochianen. Eén akte werd geïngrosseerd door heer Goessen Pauwels (nr.306) en een andere door heer Jan Kerberch (nr.216). Achter zijn naam voegde heer Cornelis in twee gevallen nog toe: "presbiter de Oesterwijc". Hij overleed op 13 januari 1474. De aartsdiaken van Kempenland kende op 28 januari 1474 het rectoraat van het nieuwe altaar van het H.Kruis in Oisterwijk, dat door heer Cornelis' dood was vrijgekomen, toe aan Henric, zoon van Jan Eyghen, en de officiaal wees op 19 maart 1474 heer Cornelis' notariële protocollen toe aan Sander Pyeck van Batenborch (nr.313). Heer Cornelis had een natuurlijke dochter Margriet die op 1 april 1478 samen met haar man Frans van Gestel een deel van een erfcijns die heer Cornelis hen bij testament had nagelaten overdroeg aan de secretaris meester Aert van Weylhusen (nr.415). 3)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1210, fo.128v, fo.388v (1439/40), RA 1218, fo.321v (11 jan.1448), RA 1227, fo.480r (1456/57), RA 1231, fo.139r (1460/61), RA 1232, fo.374v (1462/63), RA 1234, fo.160v (1464), RA 1235, fo.102v (16 mei 1466), RA 1243, fo.149r (1473/74), RA 1246, fo.179r (1477), RA 1247, fo.67r (1 apr.1478), RA 1250, fo.293r (1480), RA 1253, fo.102r, 205v (1483/84), RA 1263, fo.303r-v (26 apr.1494); Van Rooij, Het oud-archief, II 471-472 nr.1701, vgl. 248 nr.914, 378 nr.1380, 379 nr.1382; |
2. | Juten, Consilium, 217, 223-224, 276; Bijsterveld, Laverend, I 212 nr.982; SAKO, THG Oist. 1, fo.214r (regest 114) (8 okt.1441); Bijlage II 207.5; Wils, Matricule, II 128 nr.161; ARAG, NDR I 1279 (regest 1327) (13 nov.1492). |
3. | GAH, RA 1234, fo.160v (22 nov.1464), RA 1238, fo.106v (20 juni 1469), RA 1246, fo.179r (12 mrt.1477), RA 1247, fo.67r (1 apr.1478), RA 1252, fo.517r (1482/83), RA 1268, fo.263r (1499/1500); Bijlage II 5.54, 5.63.1 (ontvangt 1 Rijnsgulden als legaat), 171.1 t/m 171.5, vgl. 264.74; SAKO, AGO 7, p.4r; Tabel 3.2, nr.41; Verwijzing naar akte 171.4: RVA 706, p.18 (regest 115); Mosmans vermeldt heer Cornelis al vanaf 1451 als notaris, zie: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 188. |