Cler. Utrecht, I. 1507 (1507-1511) Den Bosch Meester, heer Jan van Harlem, is misschien dezelfde als de Johannes de Harlem, Traiectensis die zich op 30 augustus 1487 als pauper van het college "de Lelie" aan de Leuvense universiteit liet inschrijven. Hij stelde op 8 juni 1507 in de Bossche Putstraat het testament op van Engel Jan Daneels die toen net als haar vader aan de pest leed en die kort daarvoor van meester Jan de laatste sacramenten had ontvangen. Deze was blijkens zijn onderschrift behalve notaris ook vice-cureit van de St.Jan ("ecclesie Sancti Johannes Evangeliste in Buscoducis capellanus curatis"). Het testament is in twee afschriften overgeleverd. Het eerste is een vidimus van schepenen van Den Bosch dat op 26 april 1514 werd vervaardigd ten behoeve van de provisoren van de O.L.V.-broederschap die het originele testament toen in verband met een rechtszaak in bruikleen gaven aan Peter, zoon van wijlen Willem Symonss van Enckevoirt (vgl. nr.112). Peters vader Willem was in 1507 als getuige bij hetzelfde testament aanwezig geweest. Het tweede afschrift is een niet geauthentiseerd afschrift op papier van de hand van Jan Bax (nr.27) waarin onder de afzonderlijke legaten steeds ruimte is opengelaten voor de optekening van de kwitanties die de legatarissen tussen 23 en 27 augustus 1513 ten overstaan van Jan Willems van Geldrop (nr.134) verleenden aan de uitvoerders van het testament. Bij het afschrift bevindt zich ook een door Johannes Harlem op 4 maart 1508 eigenhandig geschreven kwitantie voor 1 Rijnsgulden die Engel hem had nagelaten. Volgens de rekening van de O.L.V.-broederschap over het jaar 1511/12 vertrok heer Jan van Harlem, capellaen toen naar Antwerpen waar hij als zaakwaarnemer van de broederschap zou gaan fungeren. Oosterbosch noemt hem echter niet als notaris te Antwerpen. Misschien was meester Jan verwant aan de frater Johannes, filius Gerardi de Harlem alias de Traiecto, Traiectensis diocesis, die op 10 november 1504 te Vught zijn testament maakte alvorens hij in het Kartuizerklooster aldaar intrad. Deze liet toen diverse boeken na aan het klooster onder voorbehoud van het vruchtgebruik voor zijn broer meester Bernt, doctor in het canonieke recht en kanunnik van de Dom te Utrecht. Hun moeder heette Lysbeth Splinters. 1) |
Noten | |
1. | Schillings, Matricule, III 33 nr.194, vgl. 606 nrs.60 en 61, 614 nr.320; Bijlage II 27.10, 134,1, 166.1; Schutjes, Geschiedenis, IV 311; Bijsterveld, Laverend, I 327 nr.2645; Van Dijck, De Bossche optimaten, 412; OLVB 52, band 7, fo.290r (1511/12: "Heren Jannen van Harlem, capellaen, want hij onsen provisoer tot Antwerpen wesen sal om dese bruederscap te promoveren, iii messen, ende daer voer betaelt xiiii stuvers"); Vgl. Wils, Matricule, II 240 nr.228, 304 nr.62. |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 412