afb.
Vandaag de dag is sociale woningbouw doorgaans niet het gebied waarin een architect zich wil onderscheiden. In de periode dat de Muntel vorm kreeg, maakten architecten juist naam met het ontwerpen van arbeiderswoningen. Je kunt zelfs stellen dat een architectuurstroming als 'De Amsterdamse School' in de jaren na 1910 is ontstaan in het kielzog van de toenemende activiteiten op het gebied van de sociale woningbouw in de hoofdstad. Toen in de jaren twintig de Muntel werd gebouwd, kregen architecten dan ook de mogelijkheid met hun ontwerpen de aandacht te trekken. Geen wonder dat de wijk nu nog opvalt door de bijzondere architectuur.
Bij de keuze van de architecten gingen de gemeente en andere opdrachtgevers in de jaren twintig niet over één nacht ijs. En dat is nog altijd zichtbaar. Wat te zeggen van het gebouw van de voormalige School voor Kunst, Techniek en Ambacht (KTA), nu in gebruik als appartementencomplex? Het gebouw van de voormalige Antoniusschool aan de Jan Schöfferlaan, nu in gebruik als makelaarskantoor, mag er ook zijn. Aan de overkant van dit gebouw verraadt het aangezicht van het wijkcentrum 'De Slinger' dat hier dezelfde architect aan het werk was. We schrijven over Hein de Graaf (1889-1958), een noorderling in 's-Hertogenbosch.1 Hendricus Martinus de Graaf (roepnaam Hein) werd op 5 oktober 1889 geboren in Mijdrecht. Dit dorp ligt onder de rook van Amsterdam, maar nog wel in de provincie Utrecht, midden in het befaamde watergebied van de Westeinder-, Nieuwkoopse en Vinkeveense plassen. Het dorp telde toentertijd nauwelijks 2.000 inwoners. Gereformeerden en katholieken hielden elkaar getalsmatig aardig in evenwicht. De steilheid in geloofsbeleving en de bijna uitsluitende gerichtheid op het boerenbedrijf leidde ertoe dat Mijdrecht een boerendorp was met alle geneugten en benepenheden, die een tot op het bot religieus verdeelde gemeenschap kenmerkte. Hein de Graaf was de zoon van Willem de Graaf, ook geboren in Mijdrecht, en van Wilhelmina Frie, afkomstig uit het aangrenzend dorp Wilnis. Zij stierven op middelbare leeftijd en lieten twee nauwelijks volwassen kinderen na: dochter Anna en haar twee jaar jongere broer Hein. Beiden moesten zich zelfstandig een weg banen. | 63 |
Anna toonde zich al in haar late adolescentie een kordate en ondernemende vrouw, die de bescheiden dorpswinkel van de familie in korte tijd wist uit te bouwen tot een typisch dorpsbedrijfje met een zekere allure, een 'zelfbedieningswinkel/ supermarkt-avant-la-lettre', waar letterlijk alles te koop was. Zondags na de hoogmis kwamen de katholieke boeren uit het poldergebied, zeker enkele tientallen, in hun door paarden getrokken koetsen inkopen doen voor een hele week. Een knecht spande de paarden uit en verzorgde ze; de boeren en boerinnen deden hun bestellingen en groepten samen in de ruime achterkamer waar koffie, thee en gebak klaarstonden en royaal werden uitgedeeld. Naast allerlei levensmiddelen - koffie nam een dominante plaats in; de bonen werden ter plekke gemalen in een grote molen op de toonbank - waren er ook petroleum in kannen, kaarsen, schoonmaakartikelen en vele andere zaken in de aanbieding. De klanten zochten in de winkel in goed vertrouwen artikelen van hun gading uit en rekenden die ook onmiddellijk ter plaatse af. De winkel was bovendien trefpunt en ontmoetingscentrum van een groot deel van het dorpse leven. Door de ruimhartige ontvangst fungeerde hij als sociale ontmoetingsplaats, waar de plaatselijke politiek, de nieuwtjes van de inwoners en de roddel over allerlei kwesties belangrijke gespreksonderwerpen vormden. Van ambachtsman tot architectHein toonde voor de winkel en voor commercie in het algemeen geen enkele belangstelling. Na de lagere school in Mijdrecht kwam hij terecht bij zijn dorpsgenoot Piet Heeman, in de wijde omtrek bekend als een vakman bij uitnemendheid, een meester-schrijnwerker die de leergierige knaap graag het vak wilde leren.Een voor die dagen gebruikelijke en noodzakelijke meubelmakerskist vol gereedschap, toen verplicht bezit van iedere vakman, heeft nog lang in de familie gecirculeerd als een bezienswaardigheid. Ook Heins werkstukken uit die tijd - kasten, stoelen, tafels en ledikanten - toonden zijn kinderen in het dagelijks gebruik het ambachtelijk talent, dat hun vader indertijd onder het toeziend oog van zijn leermeester gaandeweg ontwikkelde. Interessant in dit perspectief is de loopbaan van veel architecten uit de vroege twintigste eeuw. Hein de Graaf is daarvan zeker een sprekend voorbeeld. Maar de meest klassieke pionier is wel Gerrit Rietveld, in 1888 geboren, een jaar eerder dan Hein. | 64 |
Hij gold aanvankelijk als een befaamd meubelmaker, maar ontwikkelde zich tot een beroemd architect, die met zijn Schröderhuis' in Utrecht uit 1924 internationaal toonaangevend werd voor de functionele architectuur. Hij ontwierp tal van woonhuizen en ontplooide zich vooral als een specialist in het ontwerpen van tentoonstellingsgebouwen: Zonnehof in Amersfoort (1959) en de twee academiegebouwen in Amsterdam (1957) en Arnhem (1963). Een meerderheid van deze generatie architecten begon zijn carrière als ambachtsman, meubelmaker en schrijnwerker. De werkvloer van alledag was voor hen een vertrouwd gebied. Zij golden tot op zekere hoogte in hun vak als 'alleskunners', die van aanpakken wisten en die als leiddraad en richtsnoer voor hun werk nauwkeurige technische tekeningen moesten kunnen maken. Hun kennismaking met de praktische kanten van het vak en hun bedrevenheid in timmeren en schrijnwerken brachten hun gevoel bij voor een juiste ordening, ambachtelijke oplossingen, inzicht in de mogelijkheden van het materiaal en vooral vaardigheid in het tekenen van constructies en details. De stap naar zelfstandig ontwerper en architect leek daarom minder klein, maar die kon toch pas succesvol worden gezet, als er nâ zon elementaire en praktische scholing bij een allround vakman een professioneel gerichte opleiding volgde tot bouwkundige met architecturaal inzicht. In het voetspoor van BerlageMaar zover was Hein op dat moment nog niet. In 1907 - hij was toen 18 jaar - kon hij voor zijn verplichte diensttijd kiezen voor de Genie in het Nederlands leger. Een gelukkige omstandigheid, want dat betekende een kans voor het verwerven van een heel ander soort technische kennis, die hem later van pas zou komen. Maar al tijdens zijn diensttijd schreef hij zich in Amsterdam in als student voor de afdeling bouwkunde en architectuur op wat wij later een middelbare technische school zouden noemen. Daar gaf de toen al beroemde architect H.P. Berlage aparte cursussen voor aankomende architecten.Na zijn diensttijd kreeg de jonge bouwkundige al onmiddellijk enkele opdrachten in Driehuis-Mijdrecht. Hij woonde nog bij zijn zus in het ouderlijk huis en onderscheidde zich van zijn dorpelingen door een wat opvallend eigenzinnig gedrag, zeker niet eenkennig, flink van de tongriem gesneden en zich duidelijk bewust van zijn eigen kunnen. Het bezorgde hem in zijn geboortedorp zijn eerste opdrachten als architect: achtereenvolgens een nieuw parochiehuis, verbouwingen van huizen, een woning voor de hoofdonderwijzer, in 1923 de grote boerderij 'De Wickelhof' (stellig geïnspireerd door Berlages modelboerderij | 65 |
'De Schipborg' te Zuidlaren uit 1914) en een nonnenklooster van de Gerardus Majella Stichting op een terrein pal tegenover zijn geboortehuis. Dat klooster toont al de afgewogen plastische vormgeving in sobere baksteen van de Amsterdamse School met de zorgvuldige en fantasierijke behandeling van de gevel, de fraaie detaillering en de opvallende ritmiek in de raam-verdeling.Al tijdens zijn studie in Amsterdam was Hein gebiologeerd geraakt door het werk van H.P. Berlage (1856-1934). In die dagen gold deze al wereldwijd als een fenomeen en wie in Amsterdam moest zijn, kon letterlijk en figuurlijk niet om zijn spraakmakend meesterwerk heen, de Koopmansbeurs aan het Rokin, begonnen in 1898 en voltooid in 1903. Als opgroeiende jongeman en zeker als student liep Hein de Graaf vrijwel dagelijks langs dit monumentale gebouw, exemplarisch voor het nieuwe bouwen in Nederland. Berlage was toen al een verder geëmancipeerde weg ingeslagen en in binnen- en buitenland beroemd. De Amsterdamse Beurs, voorlopig internationaal ijkpunt in de hedendaagse architectuur, was het resultaat van een weldoordachte studie naar werkelijk alle functionele aspecten die de opdracht voor een beursgebouw vergde. Tegelijkertijd lijkt de Amsterdamse Beurs het eindpunt van zijn lange, stilistische zoektocht naar moderne oplossingen met duidelijke reminiscenties aan de Romaanse stijl met zijn stoere toren en zijn sobere detaillering. Daarmee brak Berlage ook voorgoed met de historiserende (neo-)stijlen van zijn tijd. Ook dit aspect van Berlage heeft zeker invloed gehad op het denken van Hein de Graaf, omdat hij al vroeg lessen bij hem volgde. Zijn verlangen om architect te worden, was door de persoon en het werk van Berlage van meet af aan gewekt. Het zou zijn leven ingrijpend beïnvloeden. Hij wilde immers - jeugdige overmoed? - koste wat het kost met hem in contact komen. Toevallig hoorde hij van een kennis dat Berlage op zeer korte termijn een bouwkundig medewerker zocht voor zijn bureau in verband met de noodzakelijke verbetering van een wat slordig uitgevoerd ontwerp. Hein liet er geen gras over groeien en toog met een aantal eigen ontwerpen als proeve van zijn bekwaamheid onder de arm naar een van de directeuren van het bureau. Berlage legde op dat moment de laatste hand aan zijn grote opdracht, het Jachtslot St. Hubertus te Hoenderlo op de Hoge Veluwe. Tijdens die eerste ontmoeting, een soort sollicitatiegesprek, met de grote meester - toen al 60 jaar! - komen al gauw de tekeningen van het Hubertushof niet alleen ter sprake, maar ook op tafel. | 66 |
Notulist als vertrouwensbaanDe uiterst vermogende Rotterdamse zakenman en kunstbeschermer Anthony George Kröller heeft met zijn echtgenote H. Muller een door beiden verzamelde uitgebreide kunstcollectie aan de Nederlandse Staat geschonken (thans rijksmuseum Kröller-Müller). Dit echtpaar had Berlage opdracht gegeven hun landgoed 'De Hooge' in de gemeente Hoenderlo op de Hoge Veluwe te verbouwen (feitelijk nieuw te bouwen) tot het jachtslot St. Hubertus. Dat imponerend gebouw kwam gereed in 1915. Maar v66r de uiteindelijke voltooiing was er nog een fors probleem op te lossen. Berlage bouwde immers niet alleen het immense jachtslot, maar ontwierp - geheel in de trant van diens 'universele' opvatting van het kunstenaarschap - ook de lambrisering, alle meubels, de lampen en zelfs het serviesgoed.Bij zoveel aandacht voor details van het nieuwe jachtslot konden spanningen tussen de medewerkers van het bureau bij een onrijp plan voor een belangrijk onderdeel van dat gebouw niet uitblijven. Die spanningen betroffen een te weinig doordacht en oppervlakkig uitgewerkt ontwerp voor een 'hondenverblijfplaats'. Voor een imposant 'jachtslot' uiteraard een uiterst prestigieuze opgave. Het voorliggend programma van eisen hiervoor bleek ontoereikend. Er moesten immers ook verblijven worden gerealiseerd voor de jagers. Die hadden daarvoor echter zelf te weinig technische gegevens verstrekt. Bovendien was haast geboden. Berlage liet tijdens dit gesprek met Hein niet na extra nadruk te leggen op de grote betekenis van dit onderdeel en het spoedeisend karakter van het karwei. Er zou veel avondwerk voor moeten worden verricht. De gesprekspartners vonden al gauw een voor beide partijen bevredigende werkovereenkomst: Hein werd bij wijze van proef aangesteld als medewerker-stagiaire om in samenwerking met de al aanwezige tekenaars een ontwerp voor het 'hondenverblijf' uit te werken. Dat betekende regelmatige vergaderingen ten huize van Mevrouw Kröller-Müller, die deze bijeenkomsten niet alleen voorzat, maar ook vaak driftig domineerde. Dat was een tweede bron van spanning. Zij liet er zich ook voortdurend op voorstaan de geldschietende opdrachtgeefster te zijn. Dat liet zij alle medewerkers inclusief de grote Berlage bij herhaling op een wat onplezierige wijze merken. Mevrouw Kröller-Müller kreeg al gauw zoveel vertrouwen in de nieuwe medewerker dat zij Hein de bouwvergaderingen liet notuleren. Voor alle bijeenkomsten ten huize van Mevrouw Kröller-Müller werden Berlage en de jonge notulist van het station afgehaald met een privé-auto van het vermogend echtpaar. Het was een heuse Rolls Royce (de eerste auto uit deze fabriek in 1904), compleet uitgerust met alle toeters en bellen van die dagen, zoals een strikt | 67 |
gescheiden compartiment voor de chauffeur. Gesprekken van passagiers konden altijd volstrekt privé plaatsvinden. Tekenend voor de sfeer van die dagen dineerde Mevrouw Kröller-Müller uitsluitend met Berlage, terwijl Hein zijn boterham opat tezamen met het overig personeel. Verschil moest er zijn! Op de terugweg, na één van die gedenkwaardige bouwvergaderingen, vond in de auto een uiterst persoonlijk gesprek plaats tussen de grote Berlage en Hein de Graaf. Berlage nam zijn toegewijde adept in vertrouwen en onthulde dat hij in vaste dienst werkte voor alle ondernemingen van de familie Kröller-Müller. Hij zei in dat openhartig gesprek ook gebukt te gaan onder de verlammende dominantie van Mevrouw Kröller-Müller en dat dit ten koste ging van zijn gezondheid. Bovendien zou Berlage op dat moment beginnen aan zijn grote opdracht voor het bouwen van het Haags Gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan. Dat betekende voor hem en voor Hein het einde van het dienstverband en Heins afscheid van Berlage. Als waardering voor zijn werk ontving Hein van hem als herinnering een aantal interessante tekeningen met Oost-Indische inkt op linnen calques vastgelegd. Tien jaar bouwen op de MuntelIn 1918 (29 jaar oud) trouwde Hein met Gerarda de Rijk uit Wilnis, een buurtdorp. Zij was een lieve en geduldige boeren-dochter, die er wonderwel in slaagde met deze exuberante en volledig op zijn werk geconcentreerde man een harmonieus huwelijk op te bouwen. Daaruit werden negen kinderen geboren die vooral door hun moeder werden opgevoed. Dat deed ze met grote toewijding, ernstig en toch ook goedlachs.Zij toonde zich ook in moeilijke uren en groot leed een echte moeder. Haar persoonlijke belangstelling voor elk van de kinderen ging later heel wat verder dan die van Hein. Als de kinderen met hun rapporten bij hem kwamen, toonde hij zich verstrooid, zette soms zelf zijn bril niet op en vroeg slechts, niet op de hoogte van hun resultaten, waar hij zijn handtekening moest plaatsen. Uiteraard moest er nu vanuit een geregeld verband brood op de plank komen. Hein solliciteerde met succes naar de functie van architect-ontwerper bij de rijksgebouwendienst in 's-Gravenhage waar hij zich aanvankelijk vestigde. Die aanstelling, maar vooral zijn werkterrein, bracht Hein de Graaf in 1923 naar 's-Hertogenbosch. Hij was toen 34 jaar. | 68 |
In 's-Hertogenbosch had de gemeentelijke dienst voor stadsuitbreidingen al een hele reeks plannen ontwikkeld voor een nieuw en definitief onderkomen voor de Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht (KTA). Toen ook het laatste, naar veler opvatting voldragen, gemeentelijk plan geen genade kon vinden in de ogen van de inspecteur-generaal van het nijverheids-onderwijs Ir. H.J. de Groot, trok de chef van de rijksgebouwendienst, baron van Lynden, de hele operatie naar zijn Haagse dienst toe. Hij verordonneerde het Bossche gezelschap in te stemmen met de benoeming van twee architecten van de rijks-gebouwendienst: Hein de Graaf en Piet van Kessel (in Lobith geboren). Hij gaf een spoedopdracht aan beide heren om met de nodige versoberingen voor een geheel nieuwe opzet inclusief begroting en tijdpad zorg te dragen. Die ver reikende en niet eenvoudige opdracht was niet aan dovemansoren gericht en samen met de toenmalig directeur van de ambachtsschool (onderdeel van de KTA), Ir. H.J.W. Mens, kwam al snel een doortimmerd programma van eisen op tafel. Hein de Graaf vestigde zich in een pas gereed gekomen bovenwoning, hoek Jan de la Barlaan-Gheert van Woustraat, waar vandaan hij voortdurend zicht had op de bedrijvigheid van de bouwplaats. Al in 1924 volgde de verhuizing van het gezin, toen reeds gezegend met vier kinderen, naar dat pand en enige tijd later naar een groter huis aan de Koedijkstraat 8 en weer later naar Moliusstraat 35. De opdracht voor de KTA was een gezamenlijke klus met zijn collega bij de rijksgebouwendienst Piet van Kessel, die voorlopig zijn intrek nam in een huis aan de Geldersedam. De school was gelegen aan het fraaie, centrale, asymmetrische wegenkruis: | 70 |
een middelpuntig plein - aanvankelijk Duhamel- en later Kapelaan Koopmansplein genoemd - met scholen en de (inmiddels gesloopte) St. Antoniuskerk uit 1922 van Wolter te Riele. In 1925 volgden de inschrijving en aanbesteding. De bouwkosten voor dit omvangrijk werk bedroegen ƒ 755.981,98, waarvan het rijk ƒ 754.290,96 voor zijn rekening nam. Eind 1927 kon het hele complex, relatief snel en voortvarend dankzij eendrachtige samenwerking van beide architecten, worden opgeleverd. De opening van de nieuwe school gebeurde met enige feestelijkheid. Prins Hendrik der Nederlanden - echtgenoot van koningin Wilhemina - verrichtte de plechtige opening in het bijzijn van minister Kan (de vader van cabaretier Wim Kan), de commissaris der koningin baron van Voorst tot Voorst, een trotse burgemeester F.J. van Lanschot, tal van gemeentelijke autoriteiten, leraren en leerlingen van de school. De nieuwbouw werd in vakbladen zowel in architectonisch als in esthetisch opzicht alom geprezen als een van de best geslaagde onderwijsgebouwen van Nederland. En deze representatieve en fraaie school heeft de stad eigenlijk - behoudens de grond - nauwelijks iets gekost. De Muntel kreeg er een centraal gelegen en tot de dag van vandaag beeldbepalend, imposant gebouw bij. Enkele jaren geleden is het met respect voor de moderne vormgeving verbouwd tot een intiem complex van woningen. Een recent teruggevonden en opnieuw aangebrachte plaquette van burgemeester en rijksinspecteur H.J. de Groot houdt de herinnering aan die opening in 1927 levend. Zelfstandig architectDe voltooiing van de KTA betekende voor beide architecten een ommekeer in hun leven. Hun namen hadden op dat moment in de stad al een bekende klank. Piet van Kessel kreeg een benoeming tot eerste stedenbouwkundige van de stad. Hein de Graaf koos al in 1927 voor een eigen, zelfstandig architectenbureau, de eerste jaren gevestigd in het eigen woonhuis. In het begin van de jaren dertig koos hij voor een nieuw, houten onderkomen. Dat was noodzakelijk door het fors aantal opdrachten, alleen al in de Muntel. De nieuwe lagere jongensschool in de Jan Schöfferlaan, voltooid in 1932 - met de befaamde heer Gudde als eerste hoofd - is van zijn hand, maar ook het ernaast gelegen huis van de familie Balk. Daartussen leidde een smal paadje naar het eerste houten atelier-architectenbureau, waar Hein met zes â zeven tekenaars - voor die tijd zeker al een groot bureau - zijn ontwerpen vervaardigde. Later is dit houten gebouwtje in gebruik genomen door de parochiële welpenvereniging. | 71 |
Ook aan de andere zijde van de Jan Schofferlaan verrezen woningen van zijn hand. De naam van het architectenbureau Hein de Graaf genoot in de stad een goede reputatie. Een nieuwe opdracht voor het parochiehuis, eveneens aan de Jan Schöfferlaan - thans gemeenschapshuis De Slinger - volgde. In 1997 bleef dit gebouw door de acties van omwonenden op het nippertje gevrijwaard van sloop. Er volgde zelfs een ingrijpende renovatie. Naast het parochiehuis ontwierp De Graaf een bejaardenhuis. Aan de Gheert van Woustraat verrees een pension voor deftige ouderen. Zo drukte Hein de Graaf in verbluffend korte tijd een heel duidelijk architecturaal stempel op de nieuwe wijk. In het grotendeels door hem ontworpen Hinthamerpark ontstond een soort architectonisch ensemble van zeker dertig woningen. Met de verhuizing in 1936 van zijn gezin daar naartoe profileert hij zich in een bredere context door zijn heel bijzondere dubbel-woning annex architectenbureau aan de Seringenstraat 2. Het lijkt er bovendien op dat hij aan de Graafseweg met een tiental opmerkelijke herenhuizen voor leraren van verschillende middelbare scholen in de stad - die hadden juist een bescheiden salarisverhoging mogen incasseren het pad naar zijn eigen nieuwe onderkomen heeft willen effenen. Weldra volgden grotere opdrachten, waarmee hij ook zijn actieradius boven de Muntel uittilde. Het Hinthamerpark is waarschijnlijk het eerste ensemble dat een projectontwikkelaar, W.J. van Hezik, als 'de N.V. Hinthamer villapark' voor eigen rekening opzette. Hein de Graaf was de eerste gegadigde die meedeed. Het honorarium voor zijn eigen huis en bureau bleek een goede belegging. Een architect in vrije tijdHein was een van de eersten - nog in de late jaren twintig - die over een eigen radio beschikten. Het was een omvangrijk toestel met vijf rechtstaande lampen en een fors aantal spoelen. Door eindeloos aan de knoppen te draaien, kwam er ten lange leste geluid uit. Met enige goede wil vielen dan ook stemmen van sprekers te onderscheiden. Een grote antenne op het dak van zijn huis aan de Mo(iusstraat zorgde voor een merendeels krakende ontvangst. Door de indrukwekkende geluidshoorn kreeg het apparaat al gauw de bijnaam 'zwarte toeter'. Samen met Jan van Geffen, hoofd bouwzaken van de gemeente 's-Hertogenbosch, wonende aan de Jan de la Barlaan 3, spande Hein zich in voor de oprichting van een eigen Bossche afdeling van de Katholieke Radio Omroep (KRO). Dat paste in die dagen nog helemaal in het streven om alle maatschappelijke activiteiten in te lijven in de eigen katholieke zuil met een specifieke identiteit. Op 10 juli 1927 verwelkomden de heren van | 73 |
deze Bossche afdeling stralend en blinkend in een rijken zonnegloed' onder voorzitterschap van Jan van Geffen maar liefst 2.000 begunstigers voor het eerste nationale KRO-congres, dat in onze stad plaatsvond. Het viel samen met de jaarlijkse plechtige Maria-omgang. Hein de Graaf was allesbehalve een sportman en hoe goed hij zich ook in 's-Hertogenbosch thuis voelde, enige affiniteit met carnaval heeft hij nooit getoond. Sterker, hij liet zich eens uiterst negatief over dit volksfeest uit en dat heeft hij danig moeten bezuren! Hein hield van biljarten. Thuis beschikte hij dan ook over een biljart. Daarmee is een van zijn opmerkelijkste constructies verbonden. Het was een slimme en uiterst curieuze oplossing voor het opbergen van een biljart met alle benodigde attributen. In de 'lambrisering' verdwenen namelijk een tafelbiljart, vier keuen, een kastje met krijt etc. Een lange stevige rails voor het zware, originele biljart met een apparaatje om de stand van de spelers bij te houden, zorgde voor een fraaie afscheiding. Menig biljartend inwoner van de Muntel was een graag geziene gast in het huis van de familie De Graaf. In Hintham verscheen trouw iedere zondag-morgen ook vader Van Rooij Krijnen - eigenaar van de kantoorboekhandel op de hoek Jan Schöfferlaan-Duhamelplein - als een vaardige rivaal. Hein was zeker een van de eerste (of misschien wel de eerste) bewoners van de Muntel die over een eigen auto beschikte, een vorstelijke Chevrolet met treeplanken, aansluitend op de gebogen spatborden boven de voorwielen. Zo reed hij op een dag met een aantal schoolkinderen de Koedijkstraat uit en de Geldersedam op, toen hij door een op hol geslagen paard in de flank werd aangereden. Geen persoonlijke ongelukken, gelukkig, maar wel een beschadigde linkerzijde van de auto. Het paard had de koets over de treeplank van de auto heengetrokken. De kinderen kwamen allen te laat op school, wit om de neus en met de schrik nog in de benen. Een andere keer vervoerde hij eigen en andermans kinderen naar Utrecht en kondigde onderweg aan dat hij zou proberen de honderd kilometer te halen. Dat was in die tijd op de hobbelige klinkerbestrating een avontuurlijke en zelfs niet ongevaarlijke onderneming, die de meereizende kinderen met toenemende angstige spanning op de teller volgden. Gejuich en geklap stegen op toen dat fenomenale(!) getal werd bereikt! Bouwen in stad en regioOp 6 april 1936 was er een eerste contact tussen Hein de Graaf en de hoogwaardig Heer' H.A. Stocker, abt van het Norbertijner klooster Heeswijk over de bouw van een nieuw klein-seminarie, toen al gymnasium genoemd, voor de opleiding | 74 |
van toekomstige paters Norbertijnen. Uiteraard een zeer vererende en prestigieuze opdracht, die in feite de kwaliteit en de kunde van de architect bevestigde. Maar er waren meer kapers op de kust. Her en der gonsde het van de verhalen en geruchten. Het hoofd van het bisschoppelijk bouwbureau te 's-Hertogenbosch, rector Van Helvoirt, trok de kandidatuur van Hein openlijk in twijfel. Hij opperde dat deze man uit het Noorden en van boven de rivieren' kwam. Van Helvoirt was echter zelf een buitenstaander'. De orde van de Norbertijnen is kerkrechtelijk namelijk exempt! Met andere woorden: de orde staat niet onder de rechtstreekse jurisdictie van de diocesane bisschop. Van Helvoirt wilde met deze clerïcale manifestatie gebruikmaken van het traditionele minderwaardigheidscomplex van zuiderlingen en de oude tegenstelling tussen noord en zuid. Het was een niet ongevaarlijke bedreiging. Van Helvoirt was immers ook lid van de invloedrijke welstandscommissie, die uiteraard grote zeggingskracht had over de in te dienen ontwerpen. Maar kwaliteit won en Hein de Graaf ging met de eer van deze grote opdracht strijken. De bouw van het kloostergymnasium, met een frontbreedte van 80 meter en een over de as gemeten diepte van 50 meter, is daarna binnen een jaar)!) voorspoedig verlopen. Op 22 maart 1938 kon het sobere, maar imposante gebouw, fraai landschappelijk gesitueerd, worden opgeleverd. Het bood plaats aan 120 interne priesterstudenten. Bij de opening liet Antoon Gooien, oud-leerling tussen 1910-1914, een gelukwens voorlezen door de burgemeester. Daarin kwalificeerde hij het nieuwe gebouw als een 'Dorado der Humaniora' met een compliment aan de architect. Wij wrijven onze oogen uit voor deze spatieuse ruimten...' Na de dood van Hein in 1958 bleven de contacten met het bureau H.M. de Graaf en Zonen (Pol en Harry) goed. Zoon Pol kreeg in 1958 de uitbreiding met een gymnastiekzaal en podium als opdracht. In feite zorgde een andere spectaculaire opdracht, in het centrum van de stad, voor een algehele 'doorbraak' van Hein de Graaf, waarmee mogelijke bedenkingen tegen zijn kwaliteiten als architect voorgoed tot het verleden zouden behoren. In 1936 verhuisde de 'Groote Bossche' met als volledige naam: Maatschappij van Brandverzekeringen voor het Koningrijk der Nederlanden van 1838) van de Choorstraat naar de Hinthamerstraat. Dit opzienbarend kantoorgebouw, een ontwerp van Hein de Graaf, was juist opgeleverd. Het gunstig oordeel van de eigenaren Jhr. P. van der Does de Willebois en Mr. H.P. de Roy van Zuydewijn over architect Hein de Graaf brak de laatste weerstand voor de nieuwe opdracht van het gymnasium in Heeswijk. | 75 |
'De Groote Bossche' was en is nog steeds een markant gebouw met winkels en kantoren. Het publiek kon er toen bij regen-weer drooghoofdS winkelen. Tegenwoordig is die fraaie galerij glasdicht en is de oorspronkelijke loopruimte bij de winkels gevoegd. Destijds lag het in de bedoeling de winkelgalerij met overdekte arcaden tot aan de Markt door te trekken. De architect had zo'n voorbeeld in Luzern gezien en was er enthousiast over. Maar zijn plan bleek ondanks afspraken met de daar gevestigde winkeliers een brug te ver en een te hoog gespannen verwachting. De achter en boven de winkels gevestigde kantoren hadden staalconstructies en een spectaculaire bovenverlichting. Bij de opening toonden tal van autoriteiten belangstelling. De aanbeveling van Jhr. P. van der Does de Willebois en Mr. H.P de Roy van Zuydewijn gebeurde in een lovende brief aan rector Van Helvoirt, die daardoor wel over zijn bezwaren heen moest stappen en ook later zijn verontschuldigingen aanbood. De KTA op de Muntel, de Groote Bossche in de Hinthamerstraat en het gymnasium te Heeswijk zijn stellig de drie gebouwen geweest die Hein de Graaf in stad en regio royale erkenning bezorgden en zijn naam als vernieuwend architect voorgoed vestigden. Ook buiten de stad bleef Hein actief. In 1936 kreeg hij de opdracht tot het bouwen van een Minder-broedersklOOster te Drachten aan de Zuiderbuurt, thans museum Smallingerland. De architect van dat fraaie museum heeft later een groot deel van het oorspronkelijk gebouw van Hein de Graaf gerespecteerd en organisch in zijn nieuwbouw opge-nomen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bouwde De Graaf tientallen voorname huizen in de stad: aan de Graafseweg, op de Vliert, aan de Hekellaan en aan de Vughterweg. De bouw van de mooie driebeukige bakstenen St. Lambertuskerk met zadeldak en spitsboogramen in Engelen - op dit moment buiten gebruik - en de pastorie, beide uit 1933 in opdracht van de latinist, bijbel- en Vondelkenner pastoor Serrarens, is zeker een kolfje naar zijn hand geweest. Uit dat contact volgde later een opdracht tot herstel en verbouwing van de kerk in de Haarsteeg, waar Serrarens toen pastoor was. Behalve de architecturale kwaliteiten van Hein kon hier ook zijn enigszins overspannen godsdienstige aanleg - omstanders en eigen kinderen vonden zijn al te luidruchtige uitingen daarvan soms wel wat gênant - uitbundig aan bod komen. Bouwfilosofie en architectuuropvattingenDe bijna klassieke, gedegen en traditionele loopbaan van Hein de Graaf van volleerd ambachtsmafl tot architect, zijn technische ontwikkeling bij de Genietroepen van het Nederlands leger, de werkcontacten met Berlage, zijn arbeidservaring bij | 76 |
de rijksgebouwendienst en zijn kennismaking met vele producten van de Amsterdamse school, hebben zijn opvattingen over architectuur en de achtergrondfilosofie van zijn oeuvre bevrucht en beïnvloed. Hij heeft door deze bijzondere combinatie een eigen stijl en identiteit ontwikkeld. Het was in ieder geval zo, dat de vertegenwoordigers van de Amsterdamse school eindelijk eens wilden breken met de neostijlen uit de negentiende eeuw. Ze koesterden eigen opvattingen over het gebruik van baksteen, maar legden zeker ook veel nadruk op de uitvoering - fantasierijk en gedurfd - van de gevels. Binnen die architectuurvisies lijken gevels eigenlijk de enige facetten waarmee de architect zich had te bemoeien. Ze bekom-merden zich veel minder om het wonen zelf. Het kwam zelfs voor dat ze de plattegrond van de woning aan de handigheid van een aannemer overlieten en rond dit aangeleverde patroon een fraaie, plastische gevel construeerden, afgewisseld met natuursteen. Van al deze keuzes zien we vrijwel niets terug in het werk van Hein de Graaf. Hij wilde van meet af aan de opdrachtgever en de bewoner bij zijn planvorming betrekken. Mensen die in zijn huizen en gebouwen moesten wonen, waren in zijn visie uiteraard de eerst betrokkenen bij het ontwerp. Hij toonde daar oog voor en had begrip voor hun wensen. De plattegrond van iedere woning en van elk gebouw was onderwerp van talrijke discussies. In dat opzicht stelde hij het meedenken van de opdrachtgever op prijs, omdat hij dit beschouwde als een uitbreiding van zijn eigen creativiteit. Een enkele keer was er zelfs sprake van een al te soepele meegaandheid. Zo schrok hij er niet voor terug te voldoen aan de merkwaardige wens van een opdrachtgever voor een woning met een landelijk karakter. De consequente behandeling van bakstenen gevels, de toepassing van nieuwe materialen als gewapend beton, staal en glas met vrijwel altijd het gebruik van natuurstenen elementen voor penanten en sluitstukken zijn overal te herkennen. De afwisseling en het contrast daarvan met de speelse en stoere baksteenvormen maken al zijn woningen en utiliteitsgebouwen heel levendig. | 77 |
Hij ging er, waarschijnlijk onbewust, vanuit dat 'wonen' etymologisch samenhangt met 'wennen', 'tevreden zijn', en 'zich behaaglijk voelen'. Die 'geborgenheid' was voor Hein de Graaf bij het ontwerpen van woningen en gebouwen een inspirerende en leidende gedachte.Traumatische gebeurtenissenVoor de familie De Graaf was de Tweede Wereldoorlog een traumatische periode. Bij de bevrijding in de oktoberdagen van 1944 is het fraaie huis annex bureau tezamen met talrijke andere woningen in het Hinthamerpark goeddeels verwoest en is veel van wat haar dierbaar was, vernietigd. Weliswaar had Jhr. P van der Does de Willebois het hele gezin gastvrijheid verleend in de archiefkelder van De Groote Bossche' aan de Hinthamerstraat. Hij had ook vriendelijk onderdak aangeboden voor het hele bureauarchief, dat tijdens die verhuizing grotendeels verloren is geraakt, inclusief de waardevolle tekeningen met Oost-Indische inkt op linnen calques, die Hein bij zijn afscheid van Berlage uit waardering had gekregen.Veel smartelijker was echter het verlies van twee kinderen. Dochter Nanny was enige tijd eerder aan tuberculose gestorven. Midden in het granaatvuur bij de bevrijding van 's-Hertogenbosch werd zoon Gerard dodelijk getroffen, een gebeurtenis die aanvankelijk voor de familie verborgen bleef. De ouders wachtten in angstige spanning op de terugkeer van hun zoon. Elly Kjbben, verloofd met zoon Wim, informeerde in grote angst en onzekerheid in het noodhospitaal of Gerard mogelijkerwijs bij de slachtoffers uit het Hinthamerpark gevonden was. De gruwelijke waarheid werd snel duidelijk. Aan de hand van kledingstukken is zijn lichaam geïdentificeerd. Deze slagen kwamen beide ouders aanvankelijk nauwelijks te boven. Toch hebben zijn werklust en optimistische aard Hein tenslotte boven dit verdriet uit kunnen tillen. Hij slaagde er bovendien in zijn vrouw liefdevol te ondersteunen. Wel werd hun huis er merkbaar stiller door. Zijn aanmelding als cursist voor de naoorlogse cursus 'kerkelijk bouwen' in het Kruithuis door de Benedictijn Dom van der Laan en zijn broer Nico, bewijst nog wel zijn nieuwsgierigheid naar toekomstige ontwikkelingen, maar heeft voor zijn werk weinig effect meer kunnen opleveren. Na de bevrijding is een groot deel van de huizen in het verwoeste Hinthamerpark gesloopt. Hein werd intussen overspoeld met nieuwe opdrachten, vooral in Brabant. Ongeveer 50 woningen, driekwart van het oorspronkelijk aantal, mochten voor een lager budget op de bestaande fundering worden herbouwd. Een schitterend studieobject voor zoon Harry. | 78 |
Grondlegger succesvol bureauHet moet de grondlegger van het zelfstandig bureau toch veel voldoening hebben gegeven dat twee zonen, Pol en Harry, die al eerder met hem samenwerkten, nog tijdens zijn leven het bloeiend architectenbureau hebben overgenomen en voortgezet. Ook heeft hij, gelukkig en met vaderlijke trots, mogen beleven dat zijn zoon Harry uit 33 inzendingen voor een landelijke prijsvraag voor architecten onder de 40 jaar, de tweede prijs won voor een ontwerp van een kleuterdagverblijf. In dit verband is de samenstelling van de jury interessant.Buiten de voorzitter, burgemeester Loeff, en de secretaris, wethouder Ferdinand van den Eerenbeemt, bestond deze uit Jan de Jong, een typisch vertegenwoordiger van de Bossche school, Gerrit Rietveld, een duidelijk tegenhanger en vertegenwoordiger van de 'Stijl'-groep, Jhr. Ir. Wesselman, een allround architect en architectuur-journalist en tenslotte Piet van Kessel, de vroegere compagnon van Hein de Graaf. Het fraaie ontwerp van Harry is overigens nooit gerealiseerd, omdat de situering wel erg ver buiten de bebouwde kom gelegen was, maar ook omdat de eisen die aan dit soort voorzieningen werd gesteld, door de tijd werden achterhaald. Van zoon Pol, die gezien zijn leeftijd (hij was boven de veertig) niet aan deze | 79 |
prijsvraag kon deelnemen, heeft zijn vader het ontwerp en de uitvoering van de San Salvatorkerk te Orthen met belangstelling kunnen volgen. Deze kerk is een fraai en typerend voorbeeld van de Bossche School en een sieraad voor deze wijk. De laatste dagen van zijn leven tilde Hein zwaar aan veel aspecten van het ouder worden. Hij klaagde vaak over pijn aan de borst, was toch ook angstig voor de naderende dood, waarschijnlijk meer om wat hij zelf als zijn eigen zondig leven beschouwde dan om dat mysterie zelf. De precieze diagnose van zijn klachten is eigenlijk nooit vastgesteld. Na zijn dood heeft zijn vroegere compagnon Piet van Kessel hem in een kort in memoriam' herdacht. Hij prijst daarin De Graafs vakkundigheid en vooral zijn grote integriteit. Van Kessel noemt hem een prettige collega, die door velen algemeen werd geacht om zijn hoge opvattingen aangaande de vakmoraal'. Onder zijn voornaamste werken rangschikte hij - naast de al genoemde gebouwen - ook het raadhuis in Lith, verscheidene scholen, veel woningbouw en uiteraard ook nog eens het gebouw van de brandverzekerings-maatschappij 'De Groote Bossche' aan de Hinthamerstraat. De Graaf, aldus Van Kessel, heeft zeker niet van een rustige oude dag genoten. Hij bleef immers tot het laatst actief en was tot zijn dood nog dagelijks op zijn bureau werkzaam aan de vele projecten, die hij samen met zijn beide zoons P.W. (Pol) en H.P.F (Harry) in uitvoering had. Hij is op 8 december 1958, 69 jaar oud, in zijn slaap overleden en op het kerkhof te Hintham begraven. | 80 |
Noten | |
1. | Uit het archief H.M. de Graaf en Zonen en interviews met Harry en Riet de Graaf |
2004 |
T. HoogbergenEen noorderling in 's-Hertogenbosch : Hein de Graaf, architect (1889-1958)in: De Muntel II (2004) 63-80 |