-- -- (vóór 1471) Rosmalen
Op 2 maart 1471 verzochten deken en kapittel van de St.Jan aan de bisschop van Luik en de aartsdiaken van Kempenland om inkomsten uit legaten en schenkingen van inwoners van Rosmalen aan te mogen wenden voor de stichting van een beneficie in de bij het kapittel ingelijfde kerk van Rosmalen. Heer Jan Amelrijcx (nr.5), die dit verzoek als kapittelnotaris opstelde, noemt daarin ook de namen van de parochiepriesters en notarissen die de testamenten en schenkingen beoorkondden. Eén daarvan was dominus Otto Godscalci alias Hack, notarius publicus, die het testament had opgesteld van Hadewich, echtgenote van Geronck Mesmaker, alsmede van Geronck zelf. Vermoedelijk was heer Otto behalve als notaris ook als priester in Rosmalen werkzaam. In het Bosch’ protocol komt hij in 1447 en 1465 voor als Otto, zoon van Goetscalck, zoon van Henrick Godevaerts soen. Hack zal de achternaam van zijn moeder zijn geweest. In 1463 was hij inmiddels priester. Op 21 februari van dat jaar beloofde hij aan Geertruyt, weduwe van wijlen Zeger vanden Brede, een viertal achterstallige pachten te zullen betalen. Hij was respectievelijk nog 3, 5, 7 en 8 jaar pacht schuldig. Twee jaar later had hij zijn schulden nog niet kunnen aflossen. De schuld tot 1463 werd vastgesteld op 150 gouden Peters, waarbij ook nog de pachten van 1464 en 1465 afgedragen moesten worden. In totaal kwam dat neer op een bedrag van ongeveer 210 Peters of 190 Rijnsgulden. Op 3 augustus 1465 droeg Geertruyt haar rechten op het verschuldigde bedrag over aan Gerit van Achel, verwer (zie nr.170), die vermoedelijk tot gerechtelijke uitwinning zal zijn overgegaan. 1)
| |