Cler. Luik, I. 1356 (1356-1394) Den Bosch Jan vanden Cloet was een natuurlijke zoon van Arnt vanden Cloet die in de Vughterstraat woonde en tussen 1348 en 1361 driemaal schepen was van Den Bosch. Jan had twee zusters en twee broers: Lysbeth, Sophye, Arnt en Henric. Lysbeth was getrouwd en had kinderen, Sophye was moniale in een klooster. Haar broer Arnt was net als Jan clericus en trad van 1377 tot 1400 regelmatig op als getuige in notariële akten. In 1381 was Arnt proost van de O.L.V.-broederschap. Hij had bij Aleyt, dochter van Arnt Zeghersoen, een natuurlijke dochter Katherijn. Deze was getrouwd met de apotheker Gerit Jan Zebrechts soen en had van hem een dochter Katherijn die later trouwde met de stadssecretaris Rutger van Arkel (nr.14). Op 14 augustus 1400 maakte Arnt vanden Cloet te Hilvarenbeek zijn testament in het huis van heer Matheeus vander Haghen, kanunnik te Hilvarenbeek en tevens notaris (nr.160). In het testament liet hij onder meer erfpachten en lijfrenten na aan zijn natuurlijke dochter en haar moeder, aan zijn zusters en zijn broer Henric en aan de beide kinderen van zijn halfbroer Jan vanden Cloet, die inmiddels was overleden. Verder noemt hij nog een bloedverwant Henric vanden Cloet die in Hilvarenbeek woonde. Op 27 september 1400 verzocht zijn broer Henric aan notaris Vander Haghen om een transsumpt van het testament, zodat Arnt toen inmiddels moet zijn overleden. Henric was eveneens clericus. Hij was getrouwd met Agnes, de dochter van Franck Hoefslegher die verwant was aan Arnt vanden Dijck (nr.1). Van 1396 tot 1400 wordt Henric vermeld als meester van de Tafel van de H.Geest in Den Bosch. Op 17 augustus 1400, drie dagen na zijn broer, maakte hij samen met zijn vrouw in hun slaapkamer in het H.Geesthuis zijn testament. Van dit testament is slechts een uittreksel bewaard met daarin een legaat aan de Tafel van de H.Geest. Henrics vrouw overleed kort daarna, want op 30 oktober 1400 voegde Henric als weduwnaar van Agnes nog een codicil toe aan het testament. Behalve een legaat aan de Tafel van de H.Geest vermaakte hij daarin al zijn niet-gelegateerde goederen aan zijn natuurlijke dochter Sophye die door hem verwekt was bij Katherijn, dochter van Jorden vander Vloet uit Oirschot. Hij zal kort daarna zijn overleden. 1) Jan vanden Cloet heeft slechts één notariële akte achtergelaten. Op 7 juli 1356 beoorkondde hij in het huis van de schoenmaker Willem vander Horst de schenking van een erfcijns door Jacop Henricx vanden Wyele aan heer Arnt Meelmans, priester. Op 14 maart 1357 was hij als getuige aanwezig toen dezelfde erfcijns door heer Arnt Meelmans ten overstaan van Jan Leydecker (nr.237) werd verkocht aan heer Gerit Graet, proost van de O.L.V.-broederschap. Jan vanden Cloet was gezworen broeder van deze instelling en stond er van 1365 tot 1379 tevens op de loonlijst als zanger. Verder was hij regelmatig betrokken bij handelingen aangaande de broederschap. Op 16 juli 1366 schonk Gerit Wisseleer ten behoeve van de broederschap bijvoorbeeld een erfcijns aan Johannes dictus de Globo, clericus Leodiensis diocesis necnon cantor clericorum confraternitatis Beate Marie in Buscoducis, en op 10 juni 1387 droeg hij zelf ten behoeve van de broederschap een erfpacht over aan Arnt van Beke. Een zekere Claes van Kessel, zoon van wijlen Jan vanden Cloet, trad daarbij op als getuige. Behalve zanger van de O.L.V.-broederschap was Jan vanden Cloet ook stadsklerk (secretaris). Al in 1364 trad hij bij overdrachten op als tussenpersoon en in 1369 was hij als getuige aanwezig in de secretarie bij de vervaardiging van een transsumpt door Adam van Mierde, notaris en tevens stadsklerk (nr.264). Vanaf dat jaar trad hij nog zesmaal op als getuige in akten van Adam van Mierde, waarvan driemaal in de secretarie. Vermoedelijk was hij dus al sinds minstens 1364 stadsklerk en werkte hij als zodanig lange tijd samen met Adam van Mierde. Dat laatste geldt ook voor Boudewijn Gruter, clericus, die in notariële akten vaak na Jan vanden Cloet als getuige wordt genoemd. Het ambt van stadsklerk werd in deze tijd nog periodiek verpacht. Eén van de contracten waarbij dit gebeurde is via het Bosch' protocol overgeleverd: op 3 januari 1383 verhuurde meester Geerlic van Ghemert (zie nr.136) het schrijfambt van Den Bosch voor een periode van vier jaar, ingaande op 24 juni 1384, aan Adam van Mierde en Jan vanden Cloet tegen betaling van 30 oude schilden per jaar. 2)
Op 29 augustus 1383 waren Johannes vanden Cloet, der stat clerc ten Bossche, en zijn broer Henric vanden Cloet getuige bij een wonderverhaal in de St.Jan. Een echtpaar uit Gasperen bij Vianen had al twee doodgeboren kinderen gehad en was bang dat ook het derde kind dood geboren zou worden. In een droom droeg Maria de vrouw op het kind na zijn geboorte naar Den Bosch te brengen en daar aan haar te offeren, waarna ze hem kon loskopen met een pond was. De vrouw beviel van een levende zoon en volbracht overeenkomstig de afspraak de bedevaart naar Den Bosch met haar man en zoon. Op 6 april 1384 was Johannes vanden Kloet, der stat clerc opnieuw getuige in de St.Jan toen een echtpaar uit Hazerswoude bij Leiden vertelde hoe hun verdronken dochter weer tot leven was gekomen na de belofte van een bedevaart aan O.L.V. in Den Bosch. Zijn broer Heinric vanden Kloet mocht op 2 april 1384 een dergelijk verhaal aanhoren uit de mond van een echtpaar uit Erichem in het Land van Buren. Volgens de zestiende-eeuwse obitus fratrum van de O.L.V.-broederschap overleed Jan vanden Cloet in 1387/88. Dit is niet juist - of er moet een naamgenoot mee bedoeld zijn - want volgens andere bronnen leefde Jan nog minstens tot 1394. Zo kocht Jan vanden Cloet op 28 juli 1390 nog een erfpacht van 1 mud rogge van Henric Henricx Boertman van Vechel. Op 3 augustus van dat jaar gaf hij aan Gerit Cluet, zoon van Gerit Heyen soen, een deel van een kamp in het Vughtbroek uit in erfpacht dat hem op 18 april 1377 was toegewezen bij een erfdeling met Adam van Mierde en Lysbeth, weduwe van Reyner Willems (zie nr.113). Op 16 juni 1391 verkocht hij bij openbare verkoop de goederen van vier personen, waaronder twee raadsheren van Den Bosch. De goederen waren eerder wegens schulden opgewonnen door de Lombard Philips Jozelho. Op 24 juli 1394 wordt Jan vanden Cloet voor het laatst genoemd als getuige in een notariële concept-akte die door Adam van Mierde in het Bosch' protocol werd opgetekend. Op die datum erkende Jan van Ghemert in de secretarie dat hij van Bettinus de Monte een schuldbewijs had overgenomen dat eerder ten behoeve van Philippus Jozallo door een notaris geheten De Busingnano was opgemaakt. Tussen 1394 en 1400 moet Jan vanden Cloet zijn overleden, volgens het obituarium van de St.Jan op 28 maart. In het testament dat zijn broer Arnt op 14 augustus 1400 maakte wordt hij als overleden aangeduid. Uit hetzelfde testament blijkt dat Jan twee kinderen achter liet: Arnt en Wouter. Beiden woonden in 1400 te Vught. 3)
Eveneens aan Jan verwant was Sophye, dochter van Jan vanden Cloet. Waarschijnlijk was deze laatste Jan niet de notaris zelf maar degene die in het obituarium van de St.Jan wordt vermeld als Jan vanden Cloet, zoon Lysbeth vanden Cloet en van Arnt, zoon van Leyte (Aleyt). Met Lysbeth zal de zuster van de notaris zijn bedoeld. Sophye, vermoedelijk dus Lysbeths kleindochter, was getrouwd met Henric van Geffen en maakte op 26 augustus 1439 als diens weduwe haar testament in haar woonhuis achter het Stadhuis. Onder de getuigen wordt onder meer genoemd een Jan Claess vanden Cloet, nestelmaker en inwoner van Den Bosch. Sophye liet aan haar zoon Jacop twee zilveren bekers of kommen na met in de voet de zilvermerken "h" en "f" en tevens twee zilveren lepels en een brede kom. Hij moest zich daarmee tevreden stellen omdat hij eerder voor diverse transacties al grote sommen geld van haar had ontvangen. Haar dochter Sophye kreeg een kleine vergulde zilveren riem met het merk "g", een koralen pater noster en alle vrouwenkleren, sieraden en boeken. Deze Sophye maakte op haar beurt ten overstaan van heer Jan die Gruter (nr.157) op 2 september 1440 haar testament. Ze deed dat samen met haar broer meester Jan, clericus, die meestal niet de achternaam van zijn vader (Van Geffen) maar die van zijn moeder (Vanden Cloet) hanteerde. Hij had zich op 9 november 1432 aan de Keulse universiteit laten inschrijven als Johannes Globo de Buscoducis en was daar op 19 november 1433 gepromoveerd tot baccalaureus en op 9 april 1435 tot meester in de artes. In het testament van meester Jan en Sophye worden onder meer als legatarissen genoemd hun broer Jacop, diens vrouw Hille en Jacops natuurlijke zoon Henric. Sophye overleed op 4 september 1440, meester Jan op 5 september. De laatste maakte op 3 en 5 september ten overstaan van heer Jan van Boemel, vice-cureit van de St.Jan, ook nog twee codicillen. Beide testateurs werden op 5 september begraven. Heer Jan van Boemel overleed eveneens kort nadat hij de codicillen had opgetekend zodat Jacop van Geffen aan Rutger van Arkel (nr.14) moest vragen diens concepten te collationeren. De pestepidemie die van 1439 tot 1442 in Den Bosch heerste was ongetwijfeld debet aan deze reeks sterfgevallen. Jacop van Geffen stierf in 1445, kort nadat ook hij op 27 januari van dat jaar zijn testament had gemaakt. 4)
|
Noten | |
1. | Bijlage II 160.5, 160.6, 152.12, 172.1, 264.51, 264.62 (broer van Henric), 264.69, 318.11, 382.8, 382.9. 401.7; Jacobs, Justitie, 258; OLVB 52, band 0, fo.70v (1378/79); Kappelhof, Het archief van de Tafel van de H.Geest, V 64; GAH, THG 1186 (4 febr.1396) t/m 1266a (24 mrt.1400). |
2. | Bijlage II 144.1, 164.1, 237.10, 264.60, getuige: 237.10, 264.21, 264.32, 264.50, 264.54, 264.57, 264.61, 264.62, 318.5, 318.36, 353.35, 353.10; Mosmans noemt hem als notaris van 1348 tot 1356, zie: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 185; OLVB 52, band 0, fo.41r (1365/66), fo.54r (1371/72), fo.56v (1372/73), fo.67v (1376/77); GAH, THG 551 (10 sept.1364), 760 (27 apr.1375); GAH, RA 1176, fo.140r (2 aug.1380), fo.294v (3 jan.1383), zie ook RA 1176, fo.323v (17 sept.1383), RA 1190, fo.148v-149r (12 apr.1417); Spierings, Het schepenprotocol, 95, 98, 130-134; Jacobs,Justitie, 83; Zie ook: APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.275 (erfgoed in de Putstraat). |
3. | Hens, Mirakelen, 394 nr.216, 549 nr.328, 550 nr.329; OLVB 49, fo.26v (1387/88); GAH, GG 3358 (regest 212) (28 juli 1390); GAH, THG 802 (18 apr.1377), 1066 (3 aug.1390), 1086a (16 juni 1391); GAH, RA 1180, p.489 (24 juli 1394); APB, St.Jan II, Obituarium, p.100; Bijlage II 160.5; Vgl. Van der Velden, Het necrologium, 81 (16 okt.: [Obitus] Johannis Cloet, interfecti); Zie voor de Lombarden Philippus en Henricus de Jozollo ook: Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III 153; GAH, RA 1175, fo.221r (8 apr.1370), RA 1176, fo.179r (25 apr.1381), fo.233r (13 dec.1381); Spierings, Het schepenprotocol, 87, 257. |
4. | Bijlage II 14.32, 14.37, 157.36, 157.38, 157.39, 173.1, 269.5, vgl. 173.23, 342.3; APB, St.Jan II, Obituarium, p.154; Keussen, Die Matrikel, I 354 nr.33. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012)